Operation Grasshopper


Operation Grasshopper

       Vorige pagina

Afbeelding kan het volgende bevatten: schoenen en buitenIn 1959 werden onder regie van voormalige Surinaamse minister van opbouw Frank Essed via ‘operatie Grasshopper’ de natuurlijke rijkdommen van Suriname nader in kaart bracht. Het zou in de jaren zeventig een vervolg krijgen in het West-Surinameplan.

Eerder waren in Suriname al vanuit de lucht de nodige inventarisaties gedaan door de Nederlandse bioloog Dick Geijskes samen met de Zwitser Gerold Stahel.

Een belangrijke onderdeel van de Operatie Sprinkhaan was de ontsluiting van de binnenlanden van Suriname door de aanleg van airstrips. Toentertijd werden deze strips werden vooral gebruikt voor de zoektochten naar mineralen, waarbij luchtfotografie een belangrijke rol speelde.

De operatie staat mede ook in het geheugen gegrift omdat bij Palumeu twee van de piloten verongelukten, te weten de Pool Vincent Fajks en Rudi Kappel.

Tot Operatie Grasshopper was er in Suriname alleen luchtverkeer in de kuststrook vanuit luchthaven Zanderij en later Moengo en Nickerie, en was de winning van bauxiet beperkt tot Moengo en Paranam. De Geologisch Mijnkundige Dienst nam het voortouw om middels de aanleg van 7 airstrips in de binnenlanden nader onderzoek mogelijk te maken naar de rijkdom aan grondstoffen elders in land.

De in 1955 opgerichte SLM van Herman van Eijk zou vanuit de door Kappel aangelegde vliegveld Zorg en Hoop de ondersteuning verzorgen. Zoals reeds gememoreerd zou Operation Grasshopper een vervolg krijgen in het West-Surinameplan.

Van de aangelegde airstrips wordt tot op de dag van vandaag dankbaar gebruik gemaakt voor het maken van binnenlandse trips in Suriname.

 

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Boeroes versus de Madeirianen

De Boeroes versus de Madeirianen

       Vorige pagina

Afbeelding kan het volgende bevatten: boom, plant, huis en buitenBegin 20ste eeuw was het door de landbouwcrisis roerig in Suriname, en eigenlijk was iedereen tegen iedereen. Het protest van de Boeroes destijds tegen de komst van nieuwe contractanten van Madeira zorgde er voor dat het aantal Madeirezen in het land beperkt is gebleven.

De tegenstellingen in de kolonie waren begin 20ste eeuw groot. Het was de tijd dat door de krullotenziekte de cacao-productie stilviel, en de markten van de belangrijkste andere plantageproducten instortten. In 1905 kwam Julius Halfhide met zijn “De landbouwcrisis in Suriname” waarin hij grootschalige investeringen in de landbouw bepleitte, gekoppeld aan het aantrekken van nieuwe immigranten en een verdere differentiatie.

George Rustwijk zou zijn pleidooi onderschrijven, en diens docent O’Ferrall ridiculiseerde de aanleg van de Lawaspoorlijn, de Goudlijn, door Cornelis Lely. Hiernaast was er de aanleg van de stadsgasfabriek die voor Killinger -die een sterke voorkeur had voor een waterkrachtcentrale- de aanleiding was voor het plegen van zijn coup.

In die tijd lag ook nog Grace Schneiders-Howard in de clinch met Sitalpersad, van wie ze vond dat hij te weinig deed voor de immigranten.

De komst van contractanten van Madeira naar Suriname werd in 1853 direct gevolgd door de komst van Chinezen, waaronder de “Portugese” Chinezen van Macau, en hierna de Hindustanen en Javanen. In 1884 werd vanuit Madeira zelf een verbod uitgevaardigd om vanuit de West nieuwe contractanten van het eiland te werven.

Er waren toen al tienduizenden Madeirezen van het eiland vertrokken naar met name Brits-Guyana.

De Boeroes voorkwamen daarna rond 1910 dat serieuze plannen voor de werving van nieuwe Madeirianen voor Suriname als arbeidskracht in de landbouw alsnog werd gerealiseerd. Ze meenden onder aanvoering van de Tammenga’s dat de ontwikkeling van de landbouw bij uitstek hun terrein was.

Het zal vast niet alleen aan de inzet van de Boeroes te danken zijn, maar uiteindelijk bleef het aantal contractanten vanuit Madeira in Suriname beperkt.

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Donko’s

Donko’s

       Vorige pagina

Afbeelding kan het volgende bevatten: een of meer mensenVoor de VOC vond in de 19e eeuw de werving plaats van ca 3000 West-Afrikaanse jonge mannen die als “Zwarte Hollanders” werden ingezet in de Oost. Een klein groepje van ze, bestaande uit zogenaamde Donko’s, kwam in Suriname terecht.

Na het stilvallen van de slavenhandel was “Goudkust’ was tussen 1831 en 1872 de plek van de werving van circa 3000 West-Afrikaanse jonge mannen, die naar Java werden overgebracht om dienst te doen in het Nederlandsch-Indisch Leger.

In het Maleis werden zij ‘Orang Belanda Hitam’ genoemd, ofwel Zwarte Hollanders . In september 1836 ging hiertoe een Nederlandse delegatie in het kader van de werving op weg naar de machtige stam van de Ashanti’s. De Nederlandse regering had opdracht gegeven met de Ashanti-koning Kwaku Dua II een overeenkomst te sluiten.

In Suriname zat men na de beëindiging van de slavernij om menskracht verlegen, vooral in de houtsector. Door de Engelsen werd er echter in die tijd scherp op toegezien dat er om die reden geen tot slaaf gemaakten vanuit Afrika naar de West werden getransporteerd.

De Engelse protesten waren dan ook groot toen in 1840 het stoomschip Curaçao in Suriname arriveerde met 50 Afrikanen. Uiteindelijk konden ze als contractant worden toegevoegd aan de militaire troepen in Suriname. Hun taak was de kolonie te beschermen tegen de aanvallen van groepen weggelopen slaven. Ze werden ingezet op het kwetsbare Cordon pad.

De helft van deze Donko’s kwam in Suriname tijdens hun inzet te overlijden. Ongeveer dertig procent ging na afloop van hun contract weer terug naar Afrika.

 

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Court Charity

Court Charity

       Vorige pagina

Sinds 1886 zijn in Suriname de Foresters actief. De vestiging van de broederschapsvereniging Court Charity van de A.O.F. in Suriname was een initiatief van J.F. Waakhuizen, naar wie in Paramaribo een straat is vernoemd.

Afbeelding kan het volgende bevatten: 1 persoon, buitenDe afkorting AOF staat voor de Ancient Order of Foresters die in Engeland in 1834 als liefdadigheidsorganisatie werd opgericht en bekend werd als The Foresters Friendly Society.

Het doel van de orde is het bevorderen van de eerbiediging van de persoonlijkheid, haar rechten en vrijheden; het kweken van een goede broederschap en naastenliefde en het toepassen van ethiek. In de naamgeving zit een verwijzing naar het Bosbeheer waarin het zijn wortels heeft. De lokale afdelingen worden “Courts” genoemd.

De eerder genoemde Waakhuizen was werkzaam in Demerara en was daar lid geworden van de Court Georgetown.

Na zijn terugkeer in Suriname in 1884 richtte hij de Court Charity no. 7416 A.O.F. op, die destijds gevestigd werd aan de Swalmbergstraat. Na zijn vroegtijdig overlijden kende de Court Charity een moeizame start.

In 1928 staan de Foresters goed op de kaart en onder leiding van “Chief ranger” Louis E. Nelson, die 15 jaar eerder ook voorzitter was van het comité dat de viering van 50 jaar Emancipatie voorbereidde met destijds in zijn gezelschap ook de bekende Prof. Johannes Nicolaas Helstone..

Het Suriname-District der A.O.F. bestaat in 1928 uit de Courts Charity No. 7416 en Humaniteit No. 9865 te Paramaribo en Excelsior No. 9760 te Nickerle. De Foresters zouden hierna meer leden en Courts krijgen en er werd in 1938 werd dispensatie gekregen om naast de traditionele Courts voor mannen ook een Court voor vrouwen op te richten, het Court Humanitas.

Hiernaast is er de vrijwilligersorganisatie A.O.S., Ancient Order of the Sheperds bijgekomen. Het huidige karakteristieke gebouw van de Foresters is te vinden op het adres Burenstraat 26 Paramaribo.

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Frederika Judith Bartelink

Frederika Judith Bartelink

       Vorige pagina

Ze was als slavin Judicque eigendom van veehouder Frederik Bartelink, die met diens vader naar Suriname was gekomen. Met Frederik kreeg ze twee zoons, Wijnandus en Egbert, waarvan de laatste bekend werd als de schrijver Egbert Jacobus Bartelink.

Vader Pieter Willem Bartelink (1776-1830) is geboren in Almelo. Hij trouwde in 1803 in Amsterdam met Helena Bosscher. Hij en Helena Bosscher hadden 6 kinderen laten dopen in Amsterdam tussen 1804 en 1811.

In 1821 is Pieter Willem in Suriname directeur op de plantage Limeshoop aan de Warappakreek. Hij overleed op 12 feb 1830 op Koffieplantage ‘Zonnebloem’ aan de Cabbeskreek te Commewijne.

Zoon Frederik (1811-1838) was in Suriname actief als o.a. veehouder en kreeg met zijn slavin Judicque twee zoons, Egbert en Wijnandus. Vier jaar na zijn overlijden worden ze gemanimutteerd en Judicque krijgt dan de naam Frederika Judith Bartelink. Wijnandus wordt Wijnand Fredrik en Egbert wordt dan Egbert Jacobus.

Egbert Jacobus Bartelink (1834-1919) werd dus als slaaf Egbert geboren en samen met zijn moeder en broer op 6 september 1842 gemanumitteerd. Hij begon in 1855 als “blankofficier” (opzichter) te werken op katoenplantage Zeezigt en wist het te brengen tot plantagedirecteur en uiteindelijk zelfs tot mede-eigenaar van houtplantage Ornamibo.

Hij schreef een handleiding over de cacaocultuur en bracht op 80-jarige leeftijd een boek uit: Hoe de tijden veranderen, het relaas van een lange plantagecarrière.

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Botany Bay

Botany Bay

       Vorige pagina

Plantage Botany Bay in Nickerie is begin 19e eeuw opgezet door William Christie, die behoorde tot de Schotten die in de 19e eeuw diverse plantages oprichten en overnamen. Ze namen daarbij diverse initiatieven tot modernisering. Er is ook nog een verrassende link naar uitvinder Jan-Ernst Matzeliger.

Op de afbeelding een plantage te Nickerie
Op de afbeelding een plantage te Nickerie

Botany is in Schotland gelegen bij Glasgow. De naam Botany Bay is vooral bekend doordat er een gelijknamige grote baai te vinden is in het Australische Sydney waar een strafkolonie te vinden was.

Wie de naamgeving van de plantages in Suriname kent verbaast het niets dat daar ook een plantage te vinden is die Botany Bay heet, en de naam wellicht te danken heeft aan balorigheid van de eigenaar.

Het plaatst de voormalige eigenaar William Christie direct in de lijn van de Schotse Highlanders in de West, die veelal afstammen van “The Queen’s Own Cameron Highlanders of 79th”. Dit infanterie regiment van het Britse leger is opgericht in 1793 door Sir Alan Cameron of Erracht en is vernoemd naar een van de machtigste Highland Clans.

Het werd naar West-Indië gestuurd in 1795 in verband met de onrust in de regio.

De plantages aan de linkeroever van de Nickerie werden pas omstreeks 1825 aangelegd. Botany Bay was een koffieplantage die eigendom van William Christie sr. en later in handen van zijn zoon William Christie junior die het in 1837 van de hand deed.

Zoals meerdere eigenaren uit dit gebied kwam Christie uit het graafschap Aberdeenshire in Schotland. De Christies waren eerder van 1820 tot 1824 ook eigenaar van de katoenplantage Hope aan de kust bij Nickerie. Hiernaast kochten ze plantage Picardië aan de Commewijnerivier die omstreeks 1830 van een koffieplantage werd omgezet in een suikerplantage waarbij voor de verwerking een stoommachine werd ingezet.

Er woonden in Suriname nog meer Christies, zo was Helena Jane Christie eigenaresse van plantage Twijfelachtig aan de Cotticarivier waar in 1852 Jan Ernst Martzil geboren werd als zoon van Ernst Carel Martzilger en slavin Aletta. De Schot Alexander Christie was gehuwd met Maria Martzilger (de zus van Ernst Carel). Hun woning aan de Dominee-straat naast Vaco stond bekend als de Christie-djari. Hun neefje Jan-Ernst groeide er op en hij werkte op 10 jarige leeftijd op de machinewerkplaats van de Dienst Koloniale Voertuigen aan de Saramaccastraat.

Deze kleine knul zou later wereldberoemd worden als de uitvinder van de schoenzwikmachine onder de naam Jan Ernst Matzeliger.

 

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Indigo

Indigo

       Vorige pagina
De indigoplant, indigofera tinctoria

Op diverse plantages in Suriname werd het natuurlijke blauwsel Indigo geteeld. De naam van een wijk in Paramaribo, nu vooral bekend vanwege de aanwezige Javaanse eethuisjes, verwijst zelfs naar de aanwezigheid van de indigo plantage de Twee kinderen: Blauwgrond.

De Indigo-heester werd vanaf de oudheid geteeld vanwege de blauwe kleurstof. Indigo werd gezien als een gift van de goden, als een wonderkleurstof.

Natuurlijke indigo wordt vooral gewonnen uit plantensoorten van het geslacht Indigofera die in de tropen voorkomen.

Indigo kreeg als kleur zijn officiële naam door Isaac Newton (1643-1727) toen hij het optische spectrum opdeelde in zeven kleuren: rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet.

In Suriname werd de teelt vanaf 1708 beoefend, maar slechts incidenteel. De Twee Kinderen, Zorg en Hoop, La Bonne Heure en Hanover waren bekende indigo plantages. Hanover kende zelfs een Indigo-fabriek resp. Blauwselfabriek.

Het gebruik van de indigostruik werd in de negentiende eeuw afgebouwd, toen William Perkin in 1856 de kleurstof kon synthetiseren.

Indigo werd behalve in de West ook in de Oost geteeld en door de Javanen verwerkt in een eigen kunstvorm bij het kleuren van textiel, de batikkunst. Het lijkt daarom geen toeval dat ze in Suriname hun warungs vestigden op Blauwgrond.

  Auteur: Nico Eigenhuis

Bacove

Bacove

       Vorige pagina

Afbeelding kan het volgende bevatten: een of meer mensen, staande mensen, boom, plant, buiten en natuurMet veel ambitie werd begin jaren zeventig voor de bananenteelt in Suriname Surland opgericht. Tot verdriet van veel Surinamers bleken de ambities niet reëel, en ging het bedrijf failliet.

Anno 2018 komt de bananenteelt op de locatie Jarikaba in het district Saramacca weer op gang.

De teelt van bacove vond in het verleden vooral plaats als voeding voor de op de plantage werkzame slaven. Als commercieel plantageproduct werd het niet gezien, in tegenstelling tot o.a. suiker, koffie, cacao.

Na de krullotenziekte bij de cacao eind 19e eeuw werden diverse landbouwdeskundigen binnengehaald. De Zwitser Gerold Stahel (1887-1955) ontdekte in 1920 de veroorzaker van de krullotenziekte, de schimmel Marasmius perniciosus. In 1939 werd Job Oppenheim (1899-1958) aangesteld als landbouwconsulent voor de citruscultuur in Suriname.

Na 1948 zou hij vanuit Israel de Jaffa-sinaasappels populariseren. In samenwerking met het Nederlandse Wageningen werd in de jaren vijftig in het Surinaamse Wageningen de landbouw ter hand genomen door de Stichting Machinale Landbouw, waarbij met name rijst wordt geteeld.

In 1970 werd de NV Subaco overgenomen door overheidsbedrijf Surland. Het bedrijf is dan actief in Jarikaba en Nickerie. In de jaren erna is er sprake van een aanzienlijke toename van de export van bananen.

In 1974 is er een zodanig tekort aan arbeidskrachten bij het bedrijf dat er in Guyana geworven mag worden. De activiteiten van Surland worden in die periode uitgebreid. In de jaren erna ontstaan er problemen met de afzetcontracten, en is er het nodige te doen rond de cao met de werknemers.

Eind jaren 70 ervaart het bedrijf de nodige logistieke problemen, waardoor de leveringen niet tijdig kunnen plaatsvinden. In de jaren 90 komt Surland in de problemen als de kosten voor de benodigde importproducten hoger oplopen dan de opbrengsten van de leveringen aan het wereldconcern Fyffes en uiteindelijk gaat Surland in 2002 failliet.

Anno 2018 komt de productie van Jarikaba weer op gang.

 

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Operatie Gwamba

Operatie Gwamba

       Vorige pagina

foto van Nico Eigenhuis.Ter voorbereiding op de aanleg van het stuwmeer werden in Suriname voor de bewoners transmigratiedorpen aangelegd, zoals Nieuw-Koffiekamp. Onder leiding van de Amerikaan John Walsh werden bij Operatie Gwamba in 1965 tevens zo’n 9700 dieren van een verdrinkings. of hongersdood gered.

De uit Boston afkomstige bioloog Walsh, in Suriname aangeduid als “Vader Noach”, was werkzaam voor de International Society for the protection of animals en deed zijn werk in samenwerking met de Surinaamse overheid. Walsh werd gedurende anderhalf jaar bijgestaan door de lokale deskundige Wimpie, Willem Aniset Pansa, de Nederlander Rob de Bruin, en zo’n honderd lokale bewoners.

Hij was over hun werk zo tevreden dat hij ze in 1968 benaderde voor een soortgelijk project in Venezuela. Ter financiering van operatie Gwamba was door de Amerikanen 100.000 dollar beschikbaar gesteld en er werd in 1964 aanvullend in het gehele Koninkrijk gecollecteerd door de dierenbescherming.

Voorzitter Jan Michels van de Surinaamse dierenbescherming hield tot in Nederland hiervoor voorlichtingslezingen. Onder de geredde dieren behoorden jaguars, luiaards, herten en apen. De actie werd in september 1965 met een bezoek vereerd van Koningin Juliana en Prins Bernhard, die destijds voorzitter was van het WWF.

Het voor de operatie gebruikte gebouw werd later aangeduid als Gebouw Ex-Gwamba, of Oud Gwamba gebouw, Industrieweg nummer 1. Ter plekke werd o.a. de landbouwmarkt afgekort als “Laboma” gehouden. Aan de operatie is aandacht besteed door het bekende blad “Life”.

Over de operatie is destijds ook een boek uitgebracht met de titel “De tijd is kort en het water wast”, dat is geschreven door John Walsh en Robert Ganon. Van operatie Gwamba is ook beeldmateriaal beschikbaar.

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Baronesse van Lynden

Baronesse van Lynden

       Vorige pagina

Ze noemde zich in Suriname ook wel Freule, en was tevens Jonkvrouwe, maar duidelijk is dat de in Suriname actieve Baronesse van Lynden van adel was. Ze deed in Suriname dan ook edel werk.

foto van Nico Eigenhuis.In ‘een oog boven Paramaribo’ wordt in 1975 door J. van de Walle zijn respect uitgesproken voor haar. Hij beschrijft hoe deze aristocratische dame voor een heel ander leven had kunnen kiezen, maar ervoor koos om zich in te zetten voor de stadzending. Hij beschrijft haar als een klein van stuk zijnde filaria patiënte die zich onvermoeibaar inzette voor de allerarmsten. Haar zorg ging met name uit naar de kinderen waarbij ze haar houvast had aan haar geloof.

De in Roermond geboren Johanna Wilhelmina Barones van Lynden (1890- 1968) zorgde tot haar 36e voor haar vader die kolonel was. Na zijn overlijden werd ze directrice van het Magdalenahuis te Zetten, tot dit in 1931 in vlammen opging.

Vanaf 1931 verbleef ze namens de EBG in Suriname, waar ze als Freule van Lynden onder de titel “Donker Paramaribo” in de jaren dertig in de kranten advertenties plaatste waarin aandacht werd gevraagd voor de minder bedeelden. Later schreef ze ook boeken, met als titels De Evangelische Broedergemeente in Suriname, Van een Surinaamse jongen, In het oerwoud van Suriname, Waar kindertranen worden gedroogd en Twee vrienden.

In 1951 werd de Baronesse benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau in haar hoedanigheid als wijkzuster, tevens belast met de armenzorg, bij de Evangelische Broedergemeente, Paramaribo. Bij haar vertrek uit Suriname eind 1953 kwam een stedelijk muziekgezelschap op de boot afscheid nemen van “Tante Freule”. In 1968 overleed ze in Zeist, en werd ze begraven op de Zeist zusterbegraafplaats.

Over de historie van de familie van Lynden is het nodige bekend. Van Lynden is een oud Gelders geslacht dat vanouds tot de adel van de Nederlanden behoort. De familienaam komt uit het plaatsje Lienden in Betuwe, waar de familie haar naam aan heeft ontleend.

Het oudst bekende lid van het geslacht Van Lynden, Steven, wordt vermeld in 1307 en was gegoed in het plaatsje Lienden, waar de familie haar naam aan heeft ontleend. Vanaf 1814 werden leden van het geslacht benoemd in de ridderschappen en gingen vanaf toen behoren tot de Nederlandse adel, enkelen met de titel van baron of barones.

 

  Auteur: Nico Eigenhuis