Kappler versus Rochussen

← Terug

Kappler versus Rochussen

Op de foto de plaats Albina anno 1972

In 1857 kreeg de Duitser August Kappler geen medewerking om Nederlandse kolonisten in te zetten bij Albina. Minister van koloniën Rochussen zag meer in het aantrekken van Javanen uit de Nederlandse ‘hoofdkolonie’ Indonesië.

Toen eindelijk in 1890 de Javanen naar Suriname kwamen ging geen van ze naar Albina.

De uit Duitsland afkomstige Kappler (1815-1887) was van 1836 tot en met 1841 militair in Suriname. Kappler stichtte in 1846 een concessie aan de Marowijnerivier, die hij Albina noemde naar zijn verloofde Albina Liezenmaier.

Hij werd er in 1849 onbezoldigd gouvernementsambtenaar en een paar jaar later begon hij er een houthandel. Op verzoek van de Nederlandse regering ontwierp hij in 1857 een plan om met 100 Nederlandse kolonisten de cacaoteelt rond Marowijne ter hand te nemen.

Dit kwam door Rochussen’s toedoen nimmer goed van de grond. Toen in 1876 aan de Marowijne goud werd ontdekt werd Kappler verplicht het gebied te verkopen. Kappler verliet Suriname in 1879. Hij overleed op 71-jarige leeftijd. Bij zijn begrafenis was zijn kist gedekt met de Nederlandse vlag.

Jan Jacob Rochussen (1797-1871) was een afstammeling van de beruchte 17e -eeuwse kaper Isaac Rochussen, waaraan de Rotterdamse firma Van Coopstad en Rochussen de naam heeft ontleend; het bedrijf dat de op één na grootste particuliere slavenhandelaar in Nederland zou worden. Rochussen was minister onder Willem I, Willem II en Willem III.

In 1858 werd hij minister van Koloniën en in dat jaar werden voor Suriname vijfhonderd Chinese arbeiders geronseld onder bemiddeling van de Nederlandse consul in Macau. Na aankomst in Suriname stond hij toe dat de Chinezen volkomen als slaven werden behandeld. Zijn idee om Javanen tewerk te stellen op Albina kreeg geen invulling, maar er kwam in die periode wel een aantal Chinezen te werken.

De groep houthakkers van Kappler kwam uit Württemberg, waar hijzelf ook in het huwelijk trad met zijn Albina.

Tot de namen van zijn groep behoorden Stängle, Nehr, Schöfer, Leiss, Schaible, Faas, Wacker, Schmid, Schüssler, Bott en Ruben. Ze kwamen in 1853 met het Nederlandse schip genaamd Albina naar Suriname.

  Auteur: Nico Eigenhuis