Belwaarde in de 18e eeuw

← Terug

Belwaarde in de 18e eeuw

Gouverneur Mauricius zorgde met de aanleg van Fort Nieuw Amsterdam voor de mogelijkheid nieuwe plantages open te stellen. Als ‘uithangbord’ nam hij zelf Belwaarde in gebruik waarna het geld vanuit Amsterdam toestroomde. Belwaarde kwam hierna in het bezit van o.a. de ‘vrije negerin’ Elisabeth Samson.

Het Fort Nieuw Amsterdam was in 1747 gereed en direct hierna schreef de gouverneur warrands met meetbrieven uit. Zelf kocht Jan Jacob Mauricius (1692-1768) de plantage Belwaerder die hij als koffieplantage in gebruik nam, een product dat in die periode voor veel planters grote welvaart bracht. Na zijn overlijden verkocht zijn weduwe de plantage aan Elisabeth Samson, die toen door haar relatie met Carl Otto Creutz ook al de eigenaresse van de buurplantage Clevia was.

Elisabeth Samson (1715-1771) groeide op in het huishouden van haar halfzuster Maria Jansz. die getrouwd was met de handelaar Frederik Coenraad Bossé. Ze stond via haar zus en zwager in nauw contact met de blanke elite en leerde zo het zakenleven van nabij kennen. In 1736 werd ze door een conflict met raad-fiscaal Gerard van Meel ‘ten eeuwigen dage’ verbannen uit de kolonie. Elisabeth reisde daarop naar Nederland. In 1739 werd daar haar vonnis vernietigd, waarna ze terugkeerde naar Suriname.

Inmiddels had Elisabeth de nodige handelscontacten in Amsterdam opgebouwd waardoor ze de nodige kredieten vanuit Amsterdam kon verkrijgen. Na haar relatie met Carl Otto Creutz trouwde Elisabeth in 1767 met de blanke plantagehouder Hermanus Daniel Zobre/Sobre (1737-1784). De waarde van Elisabeths bezittingen beliep uiteindelijk ruim een miljoen gulden, een gigantisch bezit toentertijd.

De helft van de erfenis van Elisabeth Samson ging in 1771 naar haar halfzus, de als slavin geboren Nanette. Nanette moest echter al na een jaar haar faillissement aanvragen. Redenen hiervoor waren de mislukte oogsten van 1770, de hoge kosten van het runnen van plantages, en de gespannen kredietmarkt. In 1772 crashten de beurzen, en bleek dat de plantages in Suriname met een totaalschuld van zo’n 24 miljoen bezwaard bleven. Hierdoor ging niet alleen Nanette failliet, ook Zobre overkwam dit en met hen vele planters. Nanette’s faillissement was pas in 1778 officieel.

Nanette Samson zag kans om een aantal van haar bezittingen buiten het faillissement te houden, zo had ze nog huizen in bezit en ook bleef plantage Belwaarde haar eigendom.

Gouverneur Mauricius zorgde met de aanleg van Fort Nieuw Amsterdam voor de mogelijkheid nieuwe plantages open te stellen. Als ‘uithangbord’ nam hij zelf Belwaarde in gebruik waarna het geld vanuit Amsterdam toestroomde. Belwaarde kwam hierna in het bezit van o.a. de ‘vrije negerin’ Elisabeth Samson.

Het Fort Nieuw Amsterdam was in 1747 gereed en direct hierna schreef de gouverneur warrands met meetbrieven uit. Zelf kocht Jan Jacob Mauricius (1692-1768) de plantage Belwaerder die hij als koffieplantage in gebruik nam, een product dat in die periode voor veel planters grote welvaart bracht. Na zijn overlijden verkocht zijn weduwe de plantage aan Elisabeth Samson, die toen door haar relatie met Carl Otto Creutz ook al de eigenaresse van de buurplantage Clevia was.

Elisabeth Samson (1715-1771) groeide op in het huishouden van haar halfzuster Maria Jansz. die getrouwd was met de handelaar Frederik Coenraad Bossé. Ze stond via haar zus en zwager in nauw contact met de blanke elite en leerde zo het zakenleven van nabij kennen. In 1736 werd ze door een conflict met raad-fiscaal Gerard van Meel ‘ten eeuwigen dage’ verbannen uit de kolonie. Elisabeth reisde daarop naar Nederland. In 1739 werd daar haar vonnis vernietigd, waarna ze terugkeerde naar Suriname.

Inmiddels had Elisabeth de nodige handelscontacten in Amsterdam opgebouwd waardoor ze de nodige kredieten vanuit Amsterdam kon verkrijgen. Na haar relatie met Carl Otto Creutz trouwde Elisabeth in 1767 met de blanke plantagehouder Hermanus Daniel Zobre/Sobre (1737-1784). De waarde van Elisabeths bezittingen beliep uiteindelijk ruim een miljoen gulden, een gigantisch bezit toentertijd.

De helft van de erfenis van Elisabeth Samson ging in 1771 naar haar halfzus, de als slavin geboren Nanette. Nanette moest echter al na een jaar haar faillissement aanvragen. Redenen hiervoor waren de mislukte oogsten van 1770, de hoge kosten van het runnen van plantages, en de gespannen kredietmarkt. In 1772 crashten de beurzen, en bleek dat de plantages in Suriname met een totaalschuld van zo’n 24 miljoen bezwaard bleven. Hierdoor ging niet alleen Nanette failliet, ook Zobre overkwam dit en met hen vele planters. Nanette’s faillissement was pas in 1778 officieel.

Nanette Samson zag kans om een aantal van haar bezittingen buiten het faillissement te houden, zo had ze nog huizen in bezit en ook bleef plantage Belwaarde haar eigendom.

 

  Auteur: Nico Eigenhuis