Edward Bancroft

Edward Bancroft

Afbeelding kan het volgende bevatten: 1 persoonIn Suriname hebben veel bijzondere types rondgelopen. Op plantage Barbados was arts Edward Bancroft actief. Samen met plantagehouder Paul Wentworth werd hij dubbelspion ten tijde van de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd.

Edward Bartholomew Bancroft (1745- 1821) was een Amerikaans/Britse arts die op zestienjarige leeftijd in de leer ging bij een arts in Killingworth, Connecticut. In 1763 ging hij naar Nederlands-Guyana, waar hij botanicus werd.

Hij breidde zijn praktijk snel uit naar meerdere plantages en schreef een studie van de lokale omgeving. Op basis van observaties van experimenten die op sidderalen werden uitgevoerd concludeerde Bancroft dat ze elektriciteit gebruikten om hun prooi te verdoven.

In Suriname werkte hij later voor Paul Wentworth (1728-1793), die afkomstig was van Barbados en in Suriname werkte als raadsheer van het Hof van Civiele justitie. In 1756 huwde Wentworth met de weduwe Catharina Stratius waardoor hij eigenaar van de suikerplantage Kleinhoop aan de Cottica werd en van een pas ontgonnen koffieplantage aan de Warrappakreek die hij plantage Barbados noemde.

Bancroft verliet Zuid-Amerika in 1766 waarna hij in 1769 in Londen een Essay publiceerde over de natuurhistorie van Guyana, waarna hij op advies van Benjamin Franklin een carrière als letterkundige begon.

In Londen trok Bancroft’s Natural History of Guyana ook de aandacht van Paul Wentworth die Bancroft inhuurde om de plantage van Wentworth in Suriname te onderzoeken en aanbevelingen te doen voor een efficiëntere werking. Bancroft bracht er twee maanden door voordat hij terugkeerde naar Londen.

Tijdens zijn verblijf in Suriname schreef Bancroft een driedelige, semi-autobiografische roman, The History of Charles Wentworth, Esq . Deze brievenroman volgt van een plantage-eigenaar (met dezelfde achternaam als zijn vriend en werkgever). Bancroft werd in 1773 verkozen tot fellow van de Royal Society als “een heer die thuis is in de natuurlijke geschiedenis en chemie, en auteur van de natuurlijke geschiedenis van Guyana”.

Zowel Edward Bancroft als Paul Wentworth bespioneerden Benjamin Franklin (1705- 1790) die het bekendst is als medeopsteller van de Amerikaanse Onafhankelijkheids-verklaring (1776) en de Amerikaanse grondwet.

Hij is een van de Founding Fathers die zich in Europa opwierp als belangrijk pleitbezorger en steun voor de Verenigde Staten. Franklin woonde tussen 1777 en 1785 in Parijs. Bancroft en Wentworth volgden de activiteiten van Franklin in opdracht van de Engelse regering, maar hadden ook hun eigen belangen voor ogen.

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Apinti(e)


Apinti(e)

De apinti is een enkelvellig slaginstrument dat door de Surinaamse marrons gebruikt werd om berichten door te seinen naar naburige dorpen en/of stammen. Het kreeg in Suriname ook een symbolische betekenis en er is ook een radio en televisiestation naar vernoemd.

De Apinti-drum als manier van berichtenverkeer is door de marrons tot in het recente verleden gebruikt.

Dit communicatiemiddel is vanuit de tijd van de slavernij uit West-Afrika meegebracht. Tijdens de strijd die door de Marrons in Suriname werd gevoerd was de Apinti een belangrijk communicatiemiddel, waarmee en informatie van de ene post naar de andere kon doorgespeeld.

Tegenwoordig wordt de apinti (naast de agida, mandron, poedja en kawina) nagenoeg uitsluitend als slaginstrument gebruikt bij religieuze dansen en muziek.

Apintie is ook de naam een Surinaamse zender. Deze begon in 1958 met radio-uitzendingen en heeft programma’s in het Nederlands en het Surinaams. De zender werd opgericht door Charles Vervuurt sr. en diens zoon Eddy Vervuurt, als derde radiostation in Paramaribo, naast de toen al bestaande zenders AVROS en Rapar.

De naam komt van de apinti, een slaginstrument voor communicatie, die in het Nederlands meestal oneerbiedig tamtam wordt genoemd. Vanaf het begin zond het station veel hoorspelen en feuilletons uit, vaak van de hand van Wilfred Teixeira, met stemmen van onder anderen Harry Jong Loy.

Ook de sportverslaggeving speelde een centrale rol. Na de sergeantencoup in 1980 werd op 8 september 1982 de zender uit de lucht gehaald. Pas in 1984 kon Radio Apintie weer met uitzenden beginnen. In 1997 begon men onder de naam Apintie Televisie met televisie-uitzendingen.

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Samson versus Van Meel

Samson versus Van Meel

Het huis van Elisabeth Samson

De positie van ‘vrije negerinnen’ was begin 18e eeuw niet te benijden. Predikant Kals nam het om die reden op voor de bekeerde Isabella die wilde trouwen om niet in ‘hoererij’ te hoeven leven. Toen de bekende vrije negerin Elisabeth Samson in een conflict belande moest ze om haar gelijk te halen naar Nederland afreizen.

Elisabeth Samson (1715-1771) groeide op in het huishouden van haar halfzuster Maria Jansz. die getrouwd was met de handelaar Frederik Coenraad Bossé.

Ze stond via haar zus en zwager in nauw contact met de blanke elite en leerde zo het zakenleven van nabij kennen. Zij leerde rekenen en schrijven en hielp in Bossé’s handelsmaatschappij met de correspondentie en administratie.

Ten tijde van het conflict was Raye (1699-1737) nieuw aangesteld als gouverneur. Hij was bij zijn aankomst in 1735 gechoqueerd over de behandeling van de zwarte slaven in de kolonie en de ruim 400 onafgedane processen voor het Hof van Justitie.

In 1737 was hij de derde gouverneur die trouwde met Charlotte van der Lith. Met haar eerste twee partners had zij elk een dochter. Met Raye kreeg ze een zoon, maar toen zij beviel was haar man reeds drie maanden overleden.

In juli 1736 raakte Elisabeth Samson betrokken bij een incident dat voor haar zou leiden tot een veroordeling wegens laster en meineed. Een koperslager, Peltser, had de toenmalige gouverneur Raye na een woordenwisseling tussen de gouverneur en Peltsers vrouw, voor canaille (ploert) uitgemaakt. Samson hoorde dit en rapporteerde het aan Raye.

Er volgde een politie-onderzoek, maar de raad-fiscaal van Paramaribo, Gerard Willem van Meel, besloot niet tot vervolging van Peltser over te gaan omdat andere getuigen niets van een belediging hadden vernomen. Raye stond er echter op dat iemand werd veroordeeld, met het gevolg dat de verdenking op Elisabeth Samson zelf kwam te liggen.

Van Meel begon hierop een proces tegen de vrije negerin Elisabeth, omdat ze een `praatjes uitstrooister’ zou zijn. Door het hof werd Elisabeth veroordeeld tot verbanning ‘ten eeuwigen dage’ uit de kolonie. Elisabeth reisde daarop naar Nederland, waar haar advocaat bij de Staten-Generaal om revisie van het vonnis vroeg.

Op 31 oktober 1739 stelden de Staten-Generaal de raad-fiscaal van Paramaribo in het ongelijk en vernietigden het vonnis. Na deze overwinning keerde Elisabeth terug naar Suriname.

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

De Paltzers

De Paltzers

Afbeelding kan het volgende bevatten: 2 mensenDe toestroom van kolonisten in Suriname werd gestimuleerd door gratis landuitgiftes en bonussen. Een groep Duitse boeren werd medio 18 eeuw bereid gevonden zich in Suriname te vestigen, maar het werd geen succes.

In 1727 werd door Philip Hack van de Sociëteit van Suriname voorgesteld om verarmde bewoners uit de Paltzstreken te benaderen voor vestiging in Suriname. In 1733 werden via een predikant van Altenwied Montanus een aantal jonge gezinnen bereid gevonden de overtocht te maken.

In Suriname kwamen ze onder toezicht van predikant Jan Martin Klein, afkomstig uit Neu-Wied, die kort daarvoor naar Suriname was gekomen. Hierna komen meer Paltzer immigranten in Suriname, te beginnen in 1734 met vier families uit Neu-Wied die werden begeleid door de zoon van predikant Altenwied Montanus.

Ze werden gevestigd aan de Patamecakreek aan de bovenloop van de Cottica. Het liep uit op een totale mislukking. Er waren ziektes en er vielen slachtoffers. Men voelde zich onveilig en wilde liever door naar Nieuw-Engeland.

De groep keerde in 1739 terug naar Paramaribo waar ze voor de nodige onrust zorgden. Een aantal van de overgebleven Paltzers sloot zich hierna aan bij de Herrnhutters die rond die tijd in Paramaribo actief werden.

Er zou in 1747 nog een groep Paltzers en Bazelers (Zwitsers) naar Suriname worden gehaald. Deze werden ingezet bij houtplantage Victoria (aan de Surinamerivier naast Berg en Dal).

Vanuit deze plantage werd in de periode 1742-1745 door Wilhem Hack, een broer van Philip Hack, met een aantal Duitse mijnwerkers onderzoek gedaan naar bodemschatten. Hij had hiervoor van de Sociëteit van Suriname toestemming gekregen met zijn Geoctrooieerde Surinaamse Mineraal-Compagnie, maar was er weinig succesvol.

Tot overmaat van ramp stortte tijdens de werkzaamheden in de mijn de mijn-ingang in. Hierdoor verloren 40 mijnwerkers het leven.

Victoria was gelegen bij de verdedigingslinie Oranjepad, maar desalniettemin werden in 1753 de Paltzer-boeren ter plekke door marrons aangevallen. Het betekende het einde van de kolonisatie door de Paltzer-boeren.

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Baron van Bulow

Baron van Bulow

Geen automatische alt-tekst beschikbaar.Nadat bij plantage Victoria in 1753 de Paltzers waren overvallen door Marrons werd gezocht naar een sterke man om ter plekke de militaire post te versterken; dit werd Baron von Bulow.

Het oorspronkelijke plan om een nieuwe kolonisatie bij Victoria aan het Oranjepad bij Para te beproeven kwam van Crommelin die het in die periode aan de stok had met de weduwe van der Lith te Berg en Dal, de aanvoerder van de Cabale.

Na haar overlijden in 1753 stelde Crommelin’s opvolger van der Meer de voorwaarden vast voor een nieuwe vestiging. Eind 1754 werd een nieuwe groep kolonisten er aan gehouden 10 jaar op het Oranjepad te blijven wonen.

De Duitse Baron von Bulow werd als burgemeester benoemd. Hij zou een salaris ontvangen en voor iedere kolonist die hij aanbracht een premie.

De familie Von Bülow behoort tot de oude adel van Mecklenburg en bracht verschillende staatslieden, militairen en kunstenaars voort. De familie is genoemd naar het dorp Bülow.

Na 1841 zou de familie gaan behoren tot de de adel van het koninkrijk der Nederlanden. De familie is gerelateerd aan de Van Heeckeren’s , die in Suriname bekend is doordat Ludolph van Heeckeren er in de eerste helft van de 19e eeuw gouverneur was.

In eerste instantie had von Bulow zijn zaken aardig op orde, maar al snel waren er klachten over zijn opstelling en kende de plantage problemen met weglopers

In 1756 werd besloten om von Bulow niet langer als burgemeester te handhaven. Ook ontstonden twijfels over de geschikheid van Victoria als nederzetting. In 1761 zou een laatste aanval door Marrons plaatsvinden, waarna er in 1762 vrede met de Saamaka werd gesloten.

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Opstand op plantage Bethlehem

De opstand op plantage Bethlehem

Afbeelding kan het volgende bevatten: 2 mensen, buitenOp koffieplantage Bethlehem brak in 1750 een opstand uit. De aanleiding hiervoor was dat de plantagehouder zich vergreep aan de vrouw van zijn bastiaan (voorman).

Plantagehouder Amand Thomas (1690-1750) kocht plantage Bethlehem in 1737. Hij was lid van het hof van politie en ouderling van de Gereformeerde kerk. Er waren meer dan 200 slaven werkzaam op Bethlehem.

Thomas vergreep zich regelmatig aan de vrouwen van de plantage, hetgeen kwaad bloed zette bij de slaven.

Zijn relatie met de vrouw van de bastiaan Coridon werd hem uiteindelijk fataal; Coridon besloot het niet langer te nemen, en bereidde in alle rust een grote opstand voor. In de nacht van 20 op 21 februari 1750 kwamen de slaven in opstand.

De voornaamste slaven van de plantage vermoorden Thomas en zijn administrateur en de plantage werd geplunderd.

Op 22 februari zette een groep van 20 militairen, 30 burgers en 50 slaven onder leiding van de burgerkapitein Nicolaas Rijnsdorp de achtervolging in vanuit het Commewijnegebied, terwijl de joodse burgerkapitein Davilaer vanuit de Jodensavanne het bos introk.

Rijnsdorp’s groep achterhaalde de slaven, doodde er 11, en nam er 31 gevangen. Het complot werd meedogenloos bestraft. Er werden 11 vrouwen en 19 mannen van Bethlehem terechtgesteld. Rijnsdorp ontving een zilveren schotel met het wapen van de kolonie als dank voor zijn prestatie. Aan de deelnemers van de tocht werd f 3000,- uitgekeerd.

De overgebleven weggelopen slaven van Thomas sloten zich aan bij de bosnegers

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

De gouverneursvrouw

De gouverneursvrouw

Afbeelding kan het volgende bevatten: boom, lucht, plant, huis, gras, tafel en buiten
Er zijn meerdere gouverneursvrouwen in Suriname die indruk hebben gemaakt. De vrouw van Van Heeckeren had zo haar eigen manier om indruk te maken. Ze bemoeide zich met een gezichtsbepalend gebouw aan het Onafhankelijkheidsplein.

Na de grote stadsbranden van 1821 en 1832 werd besloten om door stadsarchitect Voigt op een prominente plek het nieuwe raadhuis te laten bouwen.

Hij bouwde het in de periode 1836-1839 in Griekse stijl met daarop in het oorspronkelijke ontwerp een klein torentje. In het gebouw werd ook de rekenkamer gevestigd. In de uiteindelijk gebouwde toren werd een koperen uurwerk bevestigd, die werd gemaakt door klokkenmaker P. Buys uit Amsterdam.

Deze gaf de officiële tijd in Suriname aan en toen het uurwerk langdurig defect was grapte de voormalige voorzitter Hans Prade eens dat de tijd in Suriname stil stond.

De vrouw van gouverneur Ludolph van Heekeren, Margaretha Barones Schimmelpenninck van Der Oye (1760-1840) dwong tijdens de bouw af dat het geplande kleine torentje werd vervangen door het uiteindelijke grotere exemplaar.

Haar man Baron Evert Ludolph van Heeckeren van Waliën was van 1831 -1838 gouverneur van Suriname en werd tevens als eerste Gouverneur-generaal van de West benoemd.

Van Heeckeren was ten tijde van de Codjo Branti in 1832 in Suriname en verloor bij deze brand een woning aan de Waterkant. Van Heeckeren kwam in 1838 op Curaçao te overlijden

Thans is het gebouw in gebruik van het Ministerie van financiën.

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Grace Schneiders-Howard

Grace Schneiders-Howard

Afbeelding kan het volgende bevatten: lucht, boom, plant, buiten en natuurGrace Schneiders-Howard kwam uit een plantersgezin. Haar opa en vader kwamen van Barbados naar het Surinaamse Coronie en waren onder andere actief op plantage Burnside.

Burnside was een grote katoenplantage die begin 19e eeuw was aangelegd door Cameron. Nadat eerder Hugh McLeod het overnam kwam het in 1843 in het bezit van Thomas Gray die het omzette in een suikerplantage.

Gray was getrouwd met Charlotte Anne Cort uit Barbados. Na zijn overlijden zou ze hertrouwen met Anthony Howard die ook van Barbados afkomstig was. De komst van Howard naar Suriname was niet verwonderlijk.

Op het eiland Barbados vond in 1816 de zware slavenopstand plaats onder aanvoering van Bussa en in 1838 werd de slavernij op het eiland definitief afgeschaft. De planters van Barbados volgden het voorbeeld van de planters die rond de afschaffing van de slavernij in Brits Guyana (1834) in Suriname actief werden.

Alfred Ernest Howard (1841-1921) was de zoon van Anthony uit een eerder huwelijk. Hij is geboren in het jaar 1841 te Barbados en werd na de Emancipatie de beheerder op Burnside.

Hierna werd hij ook eigenaar van plantage Welgelegen te Coronie, tevens de naam van het gebied dat grenst aan Saramacca.

Alfred trouwde met Helena Sophia van Emden (1841-1908). Ze woonden in Paramaribo en hun in 1869 aldaar geboren dochter Grace Schneiders-Howard zou in Suriname de nodige bekendheid krijgen.

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

 

 

Kappler versus Rochussen

Kappler versus Rochussen

Op de foto de plaats Albina anno 1972

In 1857 kreeg de Duitser August Kappler geen medewerking om Nederlandse kolonisten in te zetten bij Albina. Minister van koloniën Rochussen zag meer in het aantrekken van Javanen uit de Nederlandse ‘hoofdkolonie’ Indonesië.

Toen eindelijk in 1890 de Javanen naar Suriname kwamen ging geen van ze naar Albina.

De uit Duitsland afkomstige Kappler (1815-1887) was van 1836 tot en met 1841 militair in Suriname. Kappler stichtte in 1846 een concessie aan de Marowijnerivier, die hij Albina noemde naar zijn verloofde Albina Liezenmaier.

Hij werd er in 1849 onbezoldigd gouvernementsambtenaar en een paar jaar later begon hij er een houthandel. Op verzoek van de Nederlandse regering ontwierp hij in 1857 een plan om met 100 Nederlandse kolonisten de cacaoteelt rond Marowijne ter hand te nemen.

Dit kwam door Rochussen’s toedoen nimmer goed van de grond. Toen in 1876 aan de Marowijne goud werd ontdekt werd Kappler verplicht het gebied te verkopen. Kappler verliet Suriname in 1879. Hij overleed op 71-jarige leeftijd. Bij zijn begrafenis was zijn kist gedekt met de Nederlandse vlag.

Jan Jacob Rochussen (1797-1871) was een afstammeling van de beruchte 17e -eeuwse kaper Isaac Rochussen, waaraan de Rotterdamse firma Van Coopstad en Rochussen de naam heeft ontleend; het bedrijf dat de op één na grootste particuliere slavenhandelaar in Nederland zou worden. Rochussen was minister onder Willem I, Willem II en Willem III.

In 1858 werd hij minister van Koloniën en in dat jaar werden voor Suriname vijfhonderd Chinese arbeiders geronseld onder bemiddeling van de Nederlandse consul in Macau. Na aankomst in Suriname stond hij toe dat de Chinezen volkomen als slaven werden behandeld. Zijn idee om Javanen tewerk te stellen op Albina kreeg geen invulling, maar er kwam in die periode wel een aantal Chinezen te werken.

De groep houthakkers van Kappler kwam uit Württemberg, waar hijzelf ook in het huwelijk trad met zijn Albina.

Tot de namen van zijn groep behoorden Stängle, Nehr, Schöfer, Leiss, Schaible, Faas, Wacker, Schmid, Schüssler, Bott en Ruben. Ze kwamen in 1853 met het Nederlandse schip genaamd Albina naar Suriname.

  Auteur: Nico Eigenhuis

Maurits de Rama

Maurits de Rama

Afbeelding kan het volgende bevatten: lucht en buiten
Fort Zeelandia medio 19e eeuw

De naam van de eerste Nederlandse gouverneur van Suriname is niet erg bekend. Hij was dan ook maar kort gouverneur nadat admiraal Abraham Crijnssen Suriname in 1667 veroverde.

Maurits de Rama was een militair die deel uitmaakte van het detachement van 225 man dat in 1666 door de Staten van Zeeland uitgestuurd om de Engelsen te bevechten.

Drie schepen onder admiraal Abraham Crijnssen kwamen in 1667 in Suriname aan en veroverden het fort Willougby op de Engelsen die onder leiding van William Byam stonden. Crijnssen trok verder, maar liet 125 man onder bevel van De Rama achter.

Het fort werd hernoemd tot Fort Zeelandia en bewapend met 15 kanonnen.Hetzelfde jaar heroverden de Engelsen de kolonie alweer. De Engelsen stelden kolonel Samuel Barry aan tot gouverneur.

Ondertussen was echter de Vrede van Breda gesloten en moesten de Engelsen Suriname weer afstaan in ruil voor Nieuw-Amsterdam, het latere New York.

Door Maurits de Rama zijn in Suriname geen tastbare herinneringen achtergelaten. Hoewel… midden in het voormalige ‘Willoughby-land” rond plantage Berg en Dal ligt aan de Surinamerivier een plantage met de naam Rama. De naam zou een verwijzing zijn naar een Bijbelse stad, maar stiekem denken we in het vervolg bij het horen ervan even aan deze Maurits.

  Auteur: Nico Eigenhuis