Asgar Karamat Ali

[ad_1]

Asgar Karamat Ali

Asgar Karamat Ali was Statenlid en lid van de Surinaamse delegatie bij de eerste Ronde Tafel Conferentie. Hiernaast was hij een van de bioscoopeigenaars van de ‘Gebroeders Karamat Ali’.

De vader van Asgar Karamat Ali (1907-1958) was ziekenoppasser bij Mariënburg en zijn moeder een rietkapster op dezelfde plantage. Asgar werd al spoedig tolk in de Hindoestaanse- en Bengaalse talen bij het departement van Binnenlandse zaken in Paramaribo. Als leider van alle Brits-Indische immigranten droeg hij de eervolle titel Sardar.

Hij was mede-oprichter van de Surinaamse Islamitische Vereniging (S.I.V.) en werd door Koningin Wilhelmina onderscheiden in de Orde van Oranje-Nassau. Asgar werd voorzitter van de Jamiatul Uluma (Raad van Wijzen) van de S.I.V. In die hoedanigheid heeft hij de emancipatie van moslimvrouwen bevorderd door hun toe te staan deel te nemen aan gebedsdiensten in de moskee.

Namens de moslimbevolking werd hij op 7 april 1942 benoemd als lid van de Staten van Suriname. In mei 1946 werd door hem Surinames eerste politieke partij, de Moeslim Partij, opgericht, waarvan hij de voorzitter werd. Deze partij was actief in het bevorderen van algemeen kiesrecht en het vertolken van de belangen van de Hindoestaanse en Javaanse moslims.

In 1948 was hij bij de Eerste Ronde Tafel Conferentie lid van de Surinaamse delegatie. Ter ondersteuning van de invoering van het algemeen kiesrecht liet hij in Suriname een steunbijeenkomst organiseren, waar Pater Weidmann, Sheikh Mohamed Jamaludin en Jagernath Lachmon het woord voerden. Na zijn terugkeer uit Nederland werd besloten tot oprichting van de Verenigde Hindostaanse Partij met Lachmon als voorzitter en hij als ondervoorzitter.

In 1949 liep hij tegen een veroordeling aan toen het notariskantoor waarvoor hij werkzaam was failliet ging.

Hij richtte op 27 juli 1935 de N.V. tot Exploitatie van Bioscopen ‘Gebroeders Karamat Ali’ op, eigenaar van o.a. het Luxor theater. Onderstaand het Luxor in vroeger tijden.


[ad_2]

FOSTEN TORI NANGA HISTORI

Graman Abone

Abone

Een van de weinige granman’s waarnaar in Paramaribo een straat is vernoemd is Granman Abone, groot-opperhoofd der Matuariers.

L. Abone is geboren in 1915 en verkreeg zijn benoeming en zegening tot granman in 1950. Zijn installatie door gouverneur Klaasesz vond plaats in het Gouverneurs-paleis, in aanwezigheid van de Regeringsraad en andere notabelen.

Kort na zijn benoeming bezocht hij de Districtscommissaris van Groningen, drs Ed. de la Fuente in gezelschap van twee kapiteins. Hierna bezocht hij in vergezeld door groot-kapitein Nicodemus nog een DC, namelijk J. Michels met wie hij sprak over de Matuwai in het district Suriname..

Bij het bezoek van prinses Beatrix aan de plaats Kabel in 1958 zorgde granman Abone voor een spectaculaire ontvangst. In 1959 bezocht granman Abone het Prins Bernard Kampement, waar hij werd ontvangen door kolonel Beets. In 1960 ontving hij een Statendelegatie in zijn gebied te Boven Saramacca. In datzelfde jaar bezocht hij met zijn echtgenote gouverneur Van Tilburg en datzelfde jaar bezocht de gouverneur ook de Matuwai.

Vier Surinaamse Gramans arriveren in 1970 op Schiphol; persconferentie: Op de voorste rij v.l.n.r. Graman Abone, Graman Aboikoni, Graman Forster, en Graman Gazon. Daarachte een tolk, Minister Bakker,  gevolmachtigde Minister Polanen en tweee medewerkers.

 

In 1969 kreeg hij bezoek van de nieuw opgerichte bond van houtarbeiders, met wie hij van gedachten wisselde over de arbeidsomstandigheden in de houtkap. Anno 1973 kwam hij tot een overeenstemming met granman Aboikoni over de afbakening van hun gebieden.

In 1975 -het jaar van de Onafhankelijkheid van Suriname- beleefde hij zijn 25-jarig ambtsjubileum. Op dat moment verkondigde Mr H. Mungra van het Ministerie van Distriksbestuur en Decentralisatie het voornemen dit te vieren met de collega granmans. Abone bleef tot eind jaren zeventig actief.

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

 

Langguth Oliviera

Langguth Oliveira was met van Lier verantwoordelijk voor het Lelydorpplan. Waar van Lier de nodige bekendheid geniet is een nadere kennismaking met Langguth Oliviera op zijn plaats

Ferdinand Anton Langguth Oliviera (1900–1993) is geboren in Paramaribo en studeerde in Nederland aan de Landbouwhogeschool Wageningen waar hij slaagde voor het ingenieursexamen koloniale bosbouw. Hij ging naar Nederlands-Indië waar hij adviseur was met betrekking tot rubberindustrie. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij samen met zijn vrouw en 2 kinderen opgesloten in het jappenkamp Kramat.

Javanen te Lelydorp anno 1955

Na de oorlog werd hij naar Suriname gezonden door de Stichting ter bevordering van de Machinale Landbouw in Suriname (SML). In Suriname hield hij zich bezig met het ontwerp van het Lelydorpplan. Het doel van het plan was relatief onvruchtbare gebieden te kunnen gebruiken voor landbouwdoeleinden. Hiervoor werd bij Lelydorp en Slootwijk de SML ingeschakeld.

De planvorming vond plaats tegen de achtergrond van de mogelijke plaatsing van Indo-Europeanen in Suriname waarbij in 1949 zelfs gedacht werd dat dit enkele honderdduizenden personen kon betreffen. Het aantal personen dat in dit verband uiteindelijk Suriname bereikte bleef uiteindelijk beperkt.

Langguth Oliveira was van 1951 tot 1955 landsminister van Landbouw, Veeteelt en Visserij. In mei 1954 werd hij daarnaast landsminister van Openbare Werken en Verkeer. Omdat hij niet achter de nieuwe indeling van de kiesdistricten stond, die ongunstig uitpakte voor de Hindoestanen, diende hij -evenals Julius Curiël- in 1955 zijn ontslag in. Hij werd in 1955 benoemd tot Officier in de orde van Oranje Nassau.

 

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Moesai

Moesai

De Katholieke zending in Suriname werd via etnische lijnen gevoerd. Zo was Ahlbrinck actief onder de inheemsen en Javanen en Rikken onder de Chinezen. De invloed van de zending onder Hindostanen door o.a. pater Moesai mag niet worden onderschat.

RK kerk Groningen

Een belangrijk speerpunt voor de Katholieke zending onder Hindostanen in Suriname was het internaat dat was verbonden aan de Drie Koningenkerk. Het was gesplitst in het in 1910 opgezette Rajpur voor de jongens, en Ranipur (1919) voor de meisjes.

In de districten waren toentertijd nauwelijks scholen. De Katholieke Hindostaanse kinderen uit de districten konden in het internaat terecht om zo de scholen in de stad te bezoeken. Het internaat zou in 1976 worden gesloten.Tot de bekende leerlingen van Rajpur behoort Clemens Biswamitre.

Een van de op Rajpur actieve paters was Harry Luchmipersad Henricus Moesai (1927- 2013). Harry Moesai werd in Nederland in 1956 als eerste Hindostaan tot pater gewijd en kreeg in 1964 de leiding over Rajpur. Op Rajpur was een van de bekendste pupillen uit zijn tijd Shrinivasi .

Moesai zou hierna in het Surinaamse Groningen actief worden. Het door hem daar gerunde weeshuis ging door een brand verloren, waarna hij op bescheiden wijze in de oude Rooms Katholieke kerk aldaar zijn diensten hield.

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Nassief

Nassief

De Libanese koopman Nassief voelde zich in Suriname zodanig thuis dat hij in 1953 naturaliseerde. Hij was niet de enige Libanees die zich permanent in Suriname vestigde.

Libanezen tijdens Keti Koti 1960

De Libanezen zijn van oudsher bekend onder de naam Phoeniciers. Ze vormden een zeevarend handelsvolk en hun nakomelingen zijn in het hele Middellandse zeegebied te vinden. De meeste Libanezen die zich in Suriname vestigden zijn afkomstig uit het agrarische dorp Bazaoun. Tot de bekende namen behoren o.a. Issa, Frangie en Brahim.

De eerste Libanees in Suriname was Nicolas Karkabe, die in 1890 aan de Watermolenstraat zijn winkel Au bon marche opende. Deze zaak werd in 1916 overgenomen door Nassief.

Jozef Nassief Bersawi (1890-1962) vestigde zich in 1911 als venter in Nickerie. Nadat hij in 1916 de zaak van Karkabe had overgenomen was hij zo succesvol dat hij in 1931 zijn Nassief & Co opende aan de Maagdenstraat.

Vanwege zijn verdiensten voor Suriname werd hij benoemd tot Ridder in de orde van Oranje Nassau en werd er bovendien in Paramaribo een straat naar hem vernoemd.

 

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Belwaarde in de 18e eeuw

Belwaarde in de 18e eeuw

Gouverneur Mauricius zorgde met de aanleg van Fort Nieuw Amsterdam voor de mogelijkheid nieuwe plantages open te stellen. Als ‘uithangbord’ nam hij zelf Belwaarde in gebruik waarna het geld vanuit Amsterdam toestroomde. Belwaarde kwam hierna in het bezit van o.a. de ‘vrije negerin’ Elisabeth Samson.

Het Fort Nieuw Amsterdam was in 1747 gereed en direct hierna schreef de gouverneur warrands met meetbrieven uit. Zelf kocht Jan Jacob Mauricius (1692-1768) de plantage Belwaerder die hij als koffieplantage in gebruik nam, een product dat in die periode voor veel planters grote welvaart bracht. Na zijn overlijden verkocht zijn weduwe de plantage aan Elisabeth Samson, die toen door haar relatie met Carl Otto Creutz ook al de eigenaresse van de buurplantage Clevia was.

Elisabeth Samson (1715-1771) groeide op in het huishouden van haar halfzuster Maria Jansz. die getrouwd was met de handelaar Frederik Coenraad Bossé. Ze stond via haar zus en zwager in nauw contact met de blanke elite en leerde zo het zakenleven van nabij kennen. In 1736 werd ze door een conflict met raad-fiscaal Gerard van Meel ‘ten eeuwigen dage’ verbannen uit de kolonie. Elisabeth reisde daarop naar Nederland. In 1739 werd daar haar vonnis vernietigd, waarna ze terugkeerde naar Suriname.

Inmiddels had Elisabeth de nodige handelscontacten in Amsterdam opgebouwd waardoor ze de nodige kredieten vanuit Amsterdam kon verkrijgen. Na haar relatie met Carl Otto Creutz trouwde Elisabeth in 1767 met de blanke plantagehouder Hermanus Daniel Zobre/Sobre (1737-1784). De waarde van Elisabeths bezittingen beliep uiteindelijk ruim een miljoen gulden, een gigantisch bezit toentertijd.

De helft van de erfenis van Elisabeth Samson ging in 1771 naar haar halfzus, de als slavin geboren Nanette. Nanette moest echter al na een jaar haar faillissement aanvragen. Redenen hiervoor waren de mislukte oogsten van 1770, de hoge kosten van het runnen van plantages, en de gespannen kredietmarkt. In 1772 crashten de beurzen, en bleek dat de plantages in Suriname met een totaalschuld van zo’n 24 miljoen bezwaard bleven. Hierdoor ging niet alleen Nanette failliet, ook Zobre overkwam dit en met hen vele planters. Nanette’s faillissement was pas in 1778 officieel.

Nanette Samson zag kans om een aantal van haar bezittingen buiten het faillissement te houden, zo had ze nog huizen in bezit en ook bleef plantage Belwaarde haar eigendom.

Gouverneur Mauricius zorgde met de aanleg van Fort Nieuw Amsterdam voor de mogelijkheid nieuwe plantages open te stellen. Als ‘uithangbord’ nam hij zelf Belwaarde in gebruik waarna het geld vanuit Amsterdam toestroomde. Belwaarde kwam hierna in het bezit van o.a. de ‘vrije negerin’ Elisabeth Samson.

Het Fort Nieuw Amsterdam was in 1747 gereed en direct hierna schreef de gouverneur warrands met meetbrieven uit. Zelf kocht Jan Jacob Mauricius (1692-1768) de plantage Belwaerder die hij als koffieplantage in gebruik nam, een product dat in die periode voor veel planters grote welvaart bracht. Na zijn overlijden verkocht zijn weduwe de plantage aan Elisabeth Samson, die toen door haar relatie met Carl Otto Creutz ook al de eigenaresse van de buurplantage Clevia was.

Elisabeth Samson (1715-1771) groeide op in het huishouden van haar halfzuster Maria Jansz. die getrouwd was met de handelaar Frederik Coenraad Bossé. Ze stond via haar zus en zwager in nauw contact met de blanke elite en leerde zo het zakenleven van nabij kennen. In 1736 werd ze door een conflict met raad-fiscaal Gerard van Meel ‘ten eeuwigen dage’ verbannen uit de kolonie. Elisabeth reisde daarop naar Nederland. In 1739 werd daar haar vonnis vernietigd, waarna ze terugkeerde naar Suriname.

Inmiddels had Elisabeth de nodige handelscontacten in Amsterdam opgebouwd waardoor ze de nodige kredieten vanuit Amsterdam kon verkrijgen. Na haar relatie met Carl Otto Creutz trouwde Elisabeth in 1767 met de blanke plantagehouder Hermanus Daniel Zobre/Sobre (1737-1784). De waarde van Elisabeths bezittingen beliep uiteindelijk ruim een miljoen gulden, een gigantisch bezit toentertijd.

De helft van de erfenis van Elisabeth Samson ging in 1771 naar haar halfzus, de als slavin geboren Nanette. Nanette moest echter al na een jaar haar faillissement aanvragen. Redenen hiervoor waren de mislukte oogsten van 1770, de hoge kosten van het runnen van plantages, en de gespannen kredietmarkt. In 1772 crashten de beurzen, en bleek dat de plantages in Suriname met een totaalschuld van zo’n 24 miljoen bezwaard bleven. Hierdoor ging niet alleen Nanette failliet, ook Zobre overkwam dit en met hen vele planters. Nanette’s faillissement was pas in 1778 officieel.

Nanette Samson zag kans om een aantal van haar bezittingen buiten het faillissement te houden, zo had ze nog huizen in bezit en ook bleef plantage Belwaarde haar eigendom.

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Halikibe door de jaren

 

Toen in 1928 door gouverneur Rutgers bij de voormalige vuilstortplaats aan het Rietbergplein het swingende uitgaanscentrum Halikibe werd geopend deelde ook Suriname in de geneugten van the roaring twenties. Helaas bleef het geen feest.

foto Torarica

Uitgaanscentrum Sociëteit Halikibe was een initiatief van directeur Loe. Berichten uit die tijd spreken van een ongewenste voorziening, waar weliswaar de Fien pokoe (fijne muziek ) van Budel’s Jazz Band te horen was, maar ook de favoriete dame van de dansvloer werd gekozen –de zogenoemde Halikibe prinses-, en drank werd geschonken, kortom een oord des verderf.

In een krantenbericht uit die tijd wordt uitgebreid verslag gedaan van een tweetal dames die letterlijk en figuurlijk de weg waren kwijtgeraakt na een bezoek aan de sociëteit. Het tij zat helaas niet mee omdat nog geen jaar later de wereldcrisis uitbrak en Halikibe financieel in de problemen kwam.

In 1937 werd Halikibe overgenomen door de nieuwe eigenaar Jong Tjien Fa. Er werden weer feestjes georganiseerd, zoals in 1937 toen door de troep P.A.H.B. boys een afscheidsfeestje werd gevierd van mannen die zich op Aruba gingen vestigen. Door een jonge medewerker van zijn bedrijf werd Jong Tjien Fa in 1940 voor een bedrag van 670 gulden bestolen.

Tijdens de tweede wereldoorlog waren te Halikibe militairen gelegerd. In 1947 zouden de toen nog in Halikibe en Zeelandia gevestigde militairen verhuizen naar de Verlengde Gemenelandsweg. Halikibe kwam hierna beschikbaar voor verschillende doeleinden. Zo werd er in 1949 een groep Witrussische immigranten voor Suriname en andere Latijns-Amerikaanse landen opgevangen en was in 1949 op Halikibe het Bureau Sanitaire inspectie (de Hygienische Dienst) gevestigd.

In 1960 kregen de toen te Halikibe verblijvende leerlingen van de van Sypensteinschool vervroegd vrij in verband met de bouw van hotel Torarica.

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Darhe Jesarim

Darhe Jesarim

In Suriname ontstond in de 17e en 18e eeuw een gekleurde Joodse gemeenschap. Vanaf 1759 mocht deze zich in een Siva verenigen en er een gemeenschapsruimte op na houden, de Darhe Jesarim (de weg der rechtvaardigen). Het houden van eigen gebedsdiensten werd ze niet toegestaan.

De Sefardische Joden vestigden zich medio 17e eeuw rond Jodensavanne en hadden daar sinds 1685 een eigen Synagoge. Begin 18e eeuw kwam de groep Ashkenazische Joden voornamelijk in Paramaribo terecht; de Synagoge aan de Keizerstraat is aan ze te danken. Voor de beide groepen joden geldt dat deze relaties aangingen buiten de eigen geloofsgroep waardoor er ook een gekleurde joodse gemeenschap ontstond. Deze werd echter niet als volwaardig gezien waardoor de leden van de groep slechts als congreganten te boek stond.

In 1759 kreeg de gekleurde joodse gemeenschap van zowel de Sefarden als de Asjkenazien toestemming om zich te verenigen in een eigen broederschap of Siva, die vanaf 1791 ontmoetingen kenden in een eigen gemeenschapsgebouw, het Darhe Jesarim.

Nadat in 1793 toestemming werd gevraagd ter plekke ook gebedsdiensten te houden werd hier een stokje voor gestoken. Het gebouw van Darhe Jesarim werd niet lang hierna -in 1801- afgebroken.

Toevoeging Wiki Suriname:  Het gebouw van Darhe Jesarim stond op het huidige Sivaplein op de hoek van de Domineestraat en de Zwartenhovenbrugstraat

Op de foto het Sivaplein

Afbeelding kan het volgende bevatten: lucht en buiten

Paul François Roos

Paul François Roos

Eind 18e eeuw ontstonden er de nodige culturele activiteiten in Suriname. Een van de destijds actieve dichters destijds was Paul François Roos.

Paul François Roos (1751–1805) was een Nederlands planter en dichter, werkzaam in Suriname. Roos kwam in 1769 in Suriname aan. Hij begon als “blankofficier” (overseer = opzichter) op de plantage De Goede Verwachting aan de Motkreek. Hij klom hierna op tot directeur op koffieplantage De Jonge Byekorf te Commewijne. Later werd hij administrateur en koopman / planter. Hij huwde in 1785 met Johanna Francina Seonnet, maar hij kreeg bij haar geen kinderen, wel bij zijn slavin Prinses.

Roos vervulde verschillende publieke functies en was betrokken bij de oprichting van het Kollegie van Natuur-Onderzoekinge en het letterkundig genootschap De Surinaamsche Lettervrinden. In 1784 schreef hij de Redevoering over de oorzaken van ’t verval en middelen tot herstel der volksplanting van Suriname. Ook schreef hij `Schets van het Plantaadjeleven’ . waarin hij uitvoerig het leven op een plantage schildert.

Het bekendste werk van Roos is Surinaamsche mengelpoëzy.

 

La passion selon Judas

La passion selon Judas: de tekst

Majoie Hajary

 

De Surinaamse pianiste en componiste was met haar werk La passion selon Judas / Da tori fu Judas haar tijd vooruit. Ze maakte in 1975 dit magnum opus samen met de Franse trompettist Roger Guerin.

De teksten van Majoie zijn in het Sranantongo. Onderstaand deze tekst, en de vertaling. Met excuses voor de schrijf- en spelfouten.

Kant 1
PROLOGUE, JUDAS, GETHSEMANI

Kant 2
PRIERE, LA MORT DE JUDAS, NOTRE PERE, LE VERBE

Young Majoie Hajary (1921 - 2017).jpg

Ini Sranan(tongo)
==============

Na wan fu Hem discipel da Judas Iscariot
Disi tori hem baka Dem

Judas nanga wan bosi a tori Sumapikin (2x)

Siksi dey befo Paska Jezus go na Bethania
Na Lazarus disi Jezus ben wiki baka na dede
Den meki wan trakteri gi Hem
Sabati nyan si bo naoso di den abi di a ben lasi a siki
Oh Maria kon na Hem
A tyari wan alavaste batra, nanga wan pontu gudu-morobeste
Diri switi smeri oli
A zalve Jezus futu (2x) En dan a drei den futu baka nanga en edewiwiri (2x)
En dan heri oso kon furu nanga a smeri fu da oli
(Judas) Fu san ede, fu san ede, den no seri da oli gi na moni na poti man
Den ben kan kisi (2x)
da ondrosten fu da oli
Judas no taki fu potiman ede biki potiman no ben hati en
Ma a ben den wan furufuruman en en ben habi da moni sa a kan ontvange gi a sani, disi tra suma ben gi den

Judas nanga wan bosi a tori Sumapikin (2x)

(Jezus) Fu tru mi taki gi un
Wan fu unu disi di nyan nanga mi en sa tori mi
Ala sani musu kon so nanga sumapikin
leki Buku taki fu Hem

Judas nanga wan bosi a tori Sumapikin (2x)

Ma toch Here fu da suma
disiten tori sumapikin habi en moro betre

Pianist Majoie Hajary (1921 - 2017).jpg

Gwe saka go na ini Judas hati
disi ben kari Iscariot
Judas seri Jezus fu dritententi pisi silver moni
Judas nanga wan bosi a tori Sumapikin (2x)

Fu suma dati Masra da mi (2x)
Suma fu unu ben tori yu
Da suma di mi sa gi da pisi brede
Di mi de go dipi na ini a brafu
Da en, en sa tori mi
A dipi na ini a di na Judas

Aladati Jezus nanga en discipel kon na wan boiti
Disi den ben kari: Eksemani
Judas da toriman ben sabi da presi bun
Bikasi Jezus ben lobi konmakadra drape
Nanga en discipel

A bo hati Judas taki Jezus musu fu dede
Judas teki da tori baka
Tyari en ede tori den taki
A fadon, a fadon mi breti a naki en fesi (2x)
Ala en bere komopo panya

WI TATA
Wi Tata na hemel,
Yu nen mu de santa!
Yu kownukondre mu kon!
Yu wani mu go doro na grontapu so leki na ini hemel!
Gi wi tide a nyanyan fu wi!
Gi wi pardon fu den ogri di wi du,
so leki wi tu de gi pardon na den suma, disi du wi

Vertaling van het Surinaams naar Nederlands
===================================

Een van Zijn discipelen is Judas
Dit verhaal gaat over hen

Judas verraadde de Zoon met zijn kus (2x)

Zes dagen voor Pasen ging Jezus naar Bethanie
Naar Lazarus die Hij uit de dood had gewekt
Ze maakten lekkers voor Hem
Ze aten op een rustdag dezelfde als toen hij hem genas
Maria kwam naar Hem
Ze bracht Hem een kruik met de allerbeste olie

Dure lekkere olie
Ze zalfde zijn voeten, en maakte ze weer droog met haar hoofdhaar
Het hele huis rook naar die lekkere olie
(Judas) Waarom, waarom, verkochten ze die olie niet, en gaven de opbrengst niet aan de armen
Ze hadden de tegenwaarde van die olie kunnen krijgen.
Judas zei het niet voor de armen, die maakten hem niet uit
Want hij was een dief die op het geld uitwas

Judas verraadde de Zoon met zijn kus (2x)

Ik zeg jullie dat een van degenen die met mij at me zal verraden
Dat moet met mijn gebeuren,
zo staat het geschreven

Judas verraadde de Zoon met zijn kus (2x)

Maar toch mijn lieve Heer,
Is uw Zoon dit keer beter af

Ga weg en verplaats je in Judas

Judas verkocht Jezus voor dertig zilverlingen
Judas verraadde de Zoon met zijn kus (2x)

Door wie van ons lieve Heer
Bent u verraden

Degene aan wie ik brood gaf
En voor wie ik soep uitschepte
Diegene zal mij verraden
Dat was Judas

Jezus ging met zijn discipelen naar een buitenplaats, met de naam Eksemani
Judas kende de buitenplaats goed
Want Jezus bracht hen er vaker

Het deed Judas pijn dat Jezus moest sterven
Judas verraadde hem
En kreeg de opdracht “Breng zijn hoofd’
Hij valt en komt op zijn gezicht
Ook zijn buik ligt open

ONZE VADER
Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd,
Uw Rijk kome,
Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel,

Geef ons heden ons dagelijks brood,
en vergeef ons onze schuld,
zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven,

en leid ons niet in bekoring,
maar verlos ons van het kwade.
Want van u is het Koninkrijk
En de kracht en de heerlijkheid tot in de eeuwigheid
Amen.

JOHANNES 1
In het begin was het Woord,
het Woord was bij God
en het Woord was God.
Het was in het begin bij God.
Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat. In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen.

 

 

Toevoeging Suriname Wiki:

Haar vader was van Indiase afkomst, hij was een diplomaat, haar moeder was Chinees en Hindoestaans uit Suriname. Ze woonde in Frankrijk.

Majoie Hajary studeerde aan het Conservatorium Amsterdam (docenten: Wagenaar, Andriessen) Eerste prijs voor piano van het Conservatorium van Amsterdam (1943). Internationaal concertmeester (Amsterdam, Praag, Wenen, New York, Caracas, Berlijn …). Zij kwam in Parijs in 1950 om zich te wijden aan het componeren: ze studeerde bij Nadia Boulanger en Louis Aubert (compositie), Annette Dieudonné (contrapunt) en Yves Nat (piano).

Haar muziek, combineerde het classicisme van haar persoonlijke training met de klanken van haar oorsprong: India, Suriname met zijn muziek zo gevarieerd gekleurde of naburige Afrika, Azië … en jazz. Ze blijft de enige muzikant die erin geslaagd is de Indiase raga’s om te zetten in westerse muziek.

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis