Opstand en onrust bij de contractarbeid

Opstand en onrust bij de contractarbeid

       Vorige pagina

Veel nakomelingen van contractarbeiders hebben in Suriname een bestaan opgebouwd, dat ze misschien niet bereikt hadden als ze in hun thuisland waren gebleven. Maar, gezien de omstandigheden waaronder dit plaatsvond, kan men soms beter zeggen dat dit eerder ondanks die omstandigheden gelukt is, dan dankzij die omstandigheden.

foto van Plantage Jagtlust.Er zijn onderzoekers die menen dat het met die omstandigheden wel meeviel. Ze vermelden dat afgezien van de enkele bekende opstanden, zoals Zorg en Hoop, Zoelen, Mariënburg en Alliance, het verder rustig was. Historicus Bhagwanbali (bekend o.a. door zijn verhaal over Janey Tetary en zijn boek “De nieuwe awatar van de slavernij”) telde in de contractperiode wel 40 opstanden op diverse plantages.

En wanneer je de kranten doorneemt uit die tijd tref je dagelijks wel iets over koelies en onlusten of gewelddadigheden aan. Frekwent zijn ook laatdunkende en discriminerende opmerkingen die gemaakt worden over de kenmerken en eigenaardigheden van die bevolkingsgroep. Veelvuldig wordt geweld onderling tussen de arbeiders gemeld, evenals het grote aantal zelfmoorden.

Ook hierbij valt waarschijnlijk veel terug te voeren op de slechte selectie in het moederland en de arbeidsomstandigheden in de kolonie.


In de kranten bespeur je voortdurend een angst voor oproer onder de groep arbeiders. Opvallend is dat bij discussies over het nut van een leger in Suriname, openlijk gezegd wordt dat dit niet is om aanvallen van buitenaf te slaan, maar om binnenlands verzet de kop in te kunnen drukken. Angst voor oproer blijkt ook uit het feit dat de strafwetten in de kolonie strenger waren dan die in het moederland. Zo werd bijvoorbeeld al in 1870 In Nederland de doodstraf afgeschaft, terwijl deze in de koloniën bleef bestaan met als argument dat de aard van de bevolking deze strengere straf nodig maakte.


Opvallend was dat soms wanneer planters en officier van justitie een strenge straf eisten, de uiteindelijke straf “milder” uitpakte. Dit was bijvoorbeeld het geval toen na de opstand op Mariënburg de planters de doodstraf eisten, liefst ter plekke uit te voeren. Uiteindelijk werd het twaalf jaar dwangarbeid.

Het lijkt alsof men angst had dat bij de allerstrengste straf dit zou leiden tot martelaarschap van de daders en nog meer onrust. De angst voor onrust die tot omverwerping van de maatschappij kon leiden, bleek nog in de jaren dertig van de vorige eeuw, gezien het tempo waarmee Anton de Kom teruggestuurd werd naar Nederland, toen hij in Paramaribo te veel arbeiders leek te mobiliseren.


Van dit alles had men in Nederland weinig notie. De berichtgeving over Suriname was uiterst selectief en ging vaak alleen over winst en verlies die de kolonie met zich meebracht.

 

  Auteur: Jacob van der Burg

Albert Helman en de emancipatie

Albert Helman en de emancipatie

       Vorige pagina

foto van Plantage Jagtlust.Albert Helman (pseudoniem van Lou Lichtveld) was een bekend Surinaams-Nederlandse schrijver, verzetsstrijder en politicus. Gedurende korte tijd was hij minister in Suriname. In die hoedanigheid hield hij een rede ter gelegenheid van de 86e herdenkingsdag van de afschaffing van de slavernij. Onder zijn eigen naam verscheen die in het dagblad De Surinamer (6 en 7 juli 1950) met als titel ‘Voor en na de Emancipatie’.

Hieronder fragmenten uit het gedeelte ‘Na de emancipatie’. Hoewel al 68 jaar geleden, lijken sommige conclusies nog steeds actueel.

Een paar directe gevolgen van gevolgen van de emancipatie behoren te worden vermeld. Er ontstond een grote reis- en verhuislust onder de bevrijden. De rivieren waren in die dagen als bezaaid met ponten en korjalen, vol mensen en goederen. Want al moesten nog gedurende tien jaren de geëmancipeerden zich verbinden tot arbeid op de één of andere onderneming, met uitzondering van de handwerkslieden en huisbedienden, die helemaal vrij waren, het werd niet noodzakelijk geacht dat men zijn contract aanging op de plaats waar men vroeger als slaaf gewerkt had.

Er waren dan ook lieden, bijvoorbeeld aan het verlengde Pad van Wanica, aan de Kwattaweg en elders nabij de stad, die als huurders of eigenaars van kleine percelen, geëmancipeerde familieleden aantrokken en werkovereenkomsten met hen sloten, dat zij gedurende twee of drie dagen in de week voor de eigenaar moesten werken zonder loon, en de overige tijd voor zichzelf, anderen weer sloten schijncontracten. Op zulke plaatsen waren er noch arbeiderswoningen, noch ziekenhuisjes of welke accommodatie ook, maar toch gaven veel geëmancipeerden voorkeur aan deze inderdaad voortijdige volledige vrijheid, desnoods in armoede.

En ook degenen die op de plantages werkten, verwisselden gemakkelijk genoeg van plaats. Er was vooral ook afkeer onder de mannen om nog verder als huisbediende te werken, zodat meer en meer de vrouwelijke dienstboden in trek kwamen. De Surinaamse zwervers en paria’s ontstonden toen ook helaas.

Intussen hadden de plantage-eigenaren aardige bedragen als tegemoetkoming voor de vrijgemaakte slaven in handen gekregen. In grote hoeveelheden was vanuit Nederland zilvergeld naar Suriname getransporteerd voor die betalingen. Uiteraard bleef dat geld in de stad, het kwam gedeeltelijk in omloop en de kooplust werd er danig door aangewakkerd.

In deze toestand ging men ook te gemakkelijk tot aan- en verkoop van plantages over, die nu door de oorspronkelijke eigenaren meer als een last dan als een voordeel beschouwd werden. Men stond echter voor een plotseling nijpend tekort aan arbeidskrachten, en het verval van een eertijds nog bloeiende plantage was maar een kwestie van enkele jaren: het Surinaamse bos is de ijverigste van alle veroveraars. De grote landbouw bleek niet van een ondergang te redden.

Daaraan zijn wij vandaag nog steeds bezig, en het kost de grootste moeite, het zal nog de grootste krachtsinspanning van allen vragen om er in te slagen. Doch ook met de emancipatie zijn wij na 87 jaar nog niet helemaal klaar. Zeker, er zijn geen slaven meer in Suriname, maar dat wil nog niet zeggen dat wij volkomen bevrijd zijn van elke slavernij.

Want welke mens is werkelijk vrij? Alleen diegene die niet alleen de uiterlijke vrijheid bezit, maar ook die vanuit binnenuit, de vrijheid van geest en hart, die geen slaaf is van zijn hartstochten noch van vooroordelen, noch van het kleine winstbejag, die geen geketende is aan zichzelve. In dit opzicht is de Emancipatie iets dat zich niet op een bepaalde datum voltrekt, maar een voortdurend proces, zolang de mens, dus ook de Surinaamse mens bestaat. A

l bijna een eeuw werkt Suriname aan zijn zelfbevrijding, dat is: niet alleen aan de verovering van zijn uiterlijke vrijheid, maar vooral aan het juiste genot van die vrijheid door innerIijke vrijwording. Moge het ons en onze nazaten vergund zijn die vrijheid te vinden.”

 

  Auteur: Jacob van der Burg

 

Surinaamsche plantageslaven

Surinaamsche plantageslaven

       Vorige pagina

foto van Plantage Jagtlust.De schrijver van dit boek met bovengenoemde titel, F.A. Kuhn, werkte vanaf 1816 in Suriname als arts. Bij de publicatie van het boek in 1828 was hij, blijkens het titelblad: “Chirurgijn en chef van Z.M. troepen en hospitalen te Suriname mitsgaders stadsdoctor en phijsicus aldaar.”

De titelplaat laat negerslaven op een plantage zien. Kuhn schreef kritisch over hun huisvesting, behandeling, straffen, voedsel en kleding. Hieronder volgt een gedeelte van de inleiding over de tocht van Afrika naar Suriname.

Ik heb hierbij de originele spelling aangehouden.

Reeds bij de verhuizing der Negers herwaarts hebben er verscheidene omstandigheden medegewerkt, om eene meer spoedige verandering dan gewoonlijk in hun physiek gestel te weeg te brengen; de hoofdzakelijkste dier omstandigheden willen wij hier niet voorbijgaan, maar dezelve met een enkel woord aanvoeren. In de eerste plaats ligt eene gewichtige oorzaak in de slechte behandeling der Negers ten aanzien van de wijze van vervoer, vooral in de late jaren, dat deze menschenhandel, als het ware, ter sluiks gedreven werd.

Men bezigde daartoe slechts kleine, zeer snel zeilende vaartuigen, die, om hunnen scherpe toegesneden bouw, weinig innerlijke ruimte bezaten, en in deze werden de Negers, in een al te groot getal, nog erger dan beesten op elkander geladen, en, uit vrees van nagezet te worden, moesten zij, bij het gezigt van eenig vaartuig, altoos onder dek verblijven, waardoor de adembare lucht dermate bedorven werd, dat er dageIjks verscheidene in omkwamen.

Wilde men al des nachts van de duisternis gebruik maken, om de menschen bovenop het dek te laten, zoo had de koude en vochtige zeelucht op die naakte schepsels niet minder schadelijke gevolgen voor leven en gezondheid. Een groot gedeelte van de weerbare mannen lag daarbij bestendig in ijzeren kluisters, en werd, uit vrees voor overmeestering van schip en equipage, hoogst zeldzaam en slechts bij kleine gedeelten in de vrije lucht gebragt.

In de tweede plaats was spijs en drank niet alleen in de meeste gevallen slecht, maar ook, uit gebrek aan ruimte, zeer schaars voorhanden, en iedere tegenspoed in de reize maakte de portiën met den dag kleiner, en velen kwamen, uit gebrek aan het hoogst noodige, om het leven. De schrijver herinnert zich, uit vroegeren tijd, gehoord te hebben van eene Carga, van welke van een getal van twee honderd en twintig hoofden, in den korten tijd van weinige dagen, negen en zeventig uit gebrek aan versch water, door het gebruik van zeewater stierven.

In de derde plaats waren vrouwen en aankomende meisjes, ja zelfs kinderen, aan de vuile dierlijke driften van een hoop zedelooze en niet zelden met besmettelijke ziekten behepte matrozen prijs. Men voege daarbij het verdriet, dat velen over hun onbekend lot gevoelden; een gevoel, meestal met het denkbeeld vergezeld, van hier of elders ter dood te zullen worden gebracht.

Niemand zal het dus vreemd voorkomen, dat onder zoodanige omstandigheden een groot gedeelte bij de aankomst hier te lande in de ellendigsten toestand verkeerde.”

In hoeverre dit boek in het vaderland weerklank heeft gevonden laat zich raden. Het duurde in ieder geval nog bijna veertig jaar voordat de slavernij werd afgeschaft.

 

 

  Auteur: Jacob van der Burg

Veerboot Maratakka

De Veerboot Maratakka

       Vorige pagina

“Een pontje voor de Surinamerivier.” luidde het onderschrift bij deze foto van 25 februari 1931. Dat pontje was de veerboot Maratakka, die op het dek van het Noorse stoomschip Belmovia de overtocht van Nederland naar Paramaribo zou maken. De Maratakka was gebouwd op een Nederlandse werf en was bestemd om de veerdienst Paramaribo-Meerzorg te gaan uitvoeren. Het scheepje woog 60 ton en was voorzien van een 100 PK dieselmotor. Aanleiding voor de bouw was het besluit uit 1928 van het Surinaamse Gouvernement om zelf een geregelde veerdienst op bovengenoemd traject te gaan onderhouden.

foto van Plantage Jagtlust.Op dit traject was sinds begin jaren twintig, met wisselend succes, alleen een particuliere veerdienst actief. Met de nieuwe veerdienst wilde men ook het overzetten van auto’s en karren mogelijk maken. De Maratakka had een capaciteit om het vervoer van twee grote of drie kleine auto’s mogelijk te maken. Aan beide zijden van de Suriname rivier waren er hiertoe grote steigers met een beweegbaar eindstuk gebouwd, zodat het veer bij alle getijden zijn werk kon doen.
Half maart arriveerde de Maratakka in Suriname en een week later werd een succesvolle proefvaart gehouden.

Er werd veel van de nieuwe verbinding verwacht, vooral met betrekking tot verdere ontwikkeling van Meerzorg en het Commewijnedistrict. Toch waren er ook pessimistische geluiden, zoals onderstaande ingezonden brief in de Surinamer.
“Wij kunnen nog voor aardige verrassingen komen te staan met deze veerpont, zooals dit meestentijds het geval is met hetgeen van elders ontvangen wordt.

De motoren van deze boot zijn n.l. gloeikop motoren, zoodat er van een vlugge aanzetting geen sprake kan zijn. Tijd is geld, zegt een Hollandsch spreekwoord, doch haast u langzaam, is er ook één.”
De verrassingen kwamen er zeker, maar eerst was er nog de feestelijke opening van de nieuwe verbinding Paramaribo-Meerzorg met de nieuwe boot.

Een succes, afgaande op dit krantenverslag.

“Maandagmorgen om 9 uur had de officiële opening van de veerdienst Paramaribo -Meerzorg plaats. De Gouverneur met adjudant, dochter en zoon, hoogwaardigheidsbekleeders, leden van de Raad van Bestuur en de Kol. Staten, vertegenwoordigers van de handel en de Pers woonden deze plechtigheid bij. De heer Selivanowsky, directeur van openbare werken en verkeer, hield een toespraak waarin hij de gouverneur prees om het inzicht dat voor de economische ontwikkeling van het land, goede verbindingswegen noodzakelijk zijn. Nadat de dochter van de gouverneur het traditionele lint had doorgeknipt ging het gezelschap aan boord, samen met de twee auto’s van de gouverneur en de dienst Openbare werken.

Na 12 minuten varen was de andere oever van de rivier bereikt. Het gezelschap werd verwelkomd door de Distr. Commissaris, de heer Thurkow, de heeren Schnitger, Folmer en Mastenbroek. Elf auto’s plus de twee van de stad meegenomen stonden te wachten op de gasten voor een rit naar St. Nw. Amsterdam. De route ging met een gemiddelde van 18 mijlen voor een groot deel langs een schitterende weg. Na 40 minuten werd station Nw. Amsterdam bereikt.

De Gouverneur nodigde de gasten uit hem te volgen naar het commissariaat, waar hij eenige toelichtingen over de weg wilde geven. Z. Ex. zeide dat het opgevallen zal zijn dat behalve dat gedeelte van de weg dat door Meerzorg gaat, het andere gedeelte niet overal even veilig is. Reeds is er begonnen om verbetering aan te brengen. Hierna stelde de gouverneur de aanwezigen in de gelegenheid om vragen te stellen. In antwoord op een vraag over de bereikbaarheid van de steiger bij Meerzorg, werd geantwoord dat ook gezorgd wordt voor degenen die van de kant van Peperpot komen. Er wordt nl. een verharde weg gelegd lopende over het voorland van de plantages.

Hierna werd de terugrit ondernomen. Langs koffievelden van de plantages en rijstsawahs, waar de rijstplantjes een groene tapijt vormden, snorden wij terug naar de Maratakka. Een koele dronk werd aangeboden, waarna de Gouverneur het woord nam om te wijzen op de aanwinst die door deze verbinding verkregen is. Spr. hoopte dat deze dienst bij zou dragen aan het succes van de plantages. Een dronk werd uitgebracht op het succes van deze verbinding. De Maratakka zette zich wederom in beweging en na een kwartier was Paramaribo bereikt.”

Tot zover het verslag.

Vele nieuwsgierigen maakten in de daarop volgende weken een tochtje naar de overkant. Men ging de overkant ook ontdekken voor vertier en ontspanning in de weekeinden. Zo werden op één van de drukste zondagen 711 personen, 250 fietsers en 25 auto’s overgebracht. De nieuwe dienst leek een gouden greep.

Daar kwam abrupt een einde aan toen bij een overtocht op 3 februari 1932 de motor kuren vertoonde en vast liep. Oorzaak bleek, na lang onderzoek, een verbogen krukas te zijn, waarschijnlijk omdat de motor warm liep door onvoldoende smering. De reparatie verliep ook niet vlekkeloos. Uiteindelijk was de boot ruim 6 weken buiten bedrijf. De barkas die ter vervanging de dienst verzorgde kon geen karren en auto’s vervoeren; groot bezwaar voor allen die op de nieuwe dienst waren gaan vertrouwen en ook hun zakelijke activiteiten daaraan hadden aangepast. Enkele maanden later was het weer mis en moest een nieuwe krukas gemonteerd worden.

Deze storing leek het startsein voor een reeks tegenslagen.

Spoedig daarop moest het schip wegens schoonmaakwerkzaamheden uit de vaart worden genomen. Het bleek dat het onderwaterschip zoveel aangroei gekregen had dat de snelheid merkbaar terug liep. Een euvel dat zich in jaren daarna frekwent voor zou doen. Al na anderhalf jaar bleek het dak aan reparatie toe.

De jaren daarop was het scheepje vaak buiten dienst, zowel voor regulier onderhoud als ook door onverwachte motorstoringen. Geregeld werd in de kranten hierover geklaagd, vooral ook omdat het ingezette vervangend vervoer geen capaciteit had voor auto’s en karren. De behoefte aan een grotere vervoerscapaciteit wanneer de Maratakka wel in de vaart was, werd steeds duidelijker.

Een krantenbericht uit oktober 1948:
“Nieuws van Overal. Bij het week-einde zwermen de mensen uit voor ontspanning. Om dit even te illustreren het volgende: gisteren voeren er met het veer 1176 volwassenen en 163 kinderen naar Meerzorg; totaal dus 1339 mensen. Ook gingen er 15 auto’s en 8 stationwagens en trucks mee. De Maratakka kon dit niet alleen af; zij werd dan ook geholpen door de Saramacca.”
In September 1949 kreeg de Maratakka een nieuwe motor. Door een kleine verbouwing werd het aantal autoplekken uitgebreid van drie naar vier.
Toch was dit ook niet genoeg. Een oplossing werd niet snel gevonden.

Uiteindelijk werd pas in 1954 de kleine Maratakka vervangen door de grotere en snellere Ansoe.
In de latere jaren kwamen de veel grotere veerboten Metapica en de Maratakka ll in de vaart op het traject Paramaribo-Meerzorg. Met de opening van de Wijdenboschbrug kwam een einde aan de veerdienst.Juist de laatste tijd wordt er, omdat die brug overbelast is, weer gesproken over een nieuwe veerdienst speciaal voor het zware vervoer.

 

 

  Auteur: Jacob van der Burg

Immigrantenschip Voorwaarts

DE ONGELUKSREIS VAN HET IMMIGRANTENSCHIP VOORWAARTS (1894).

       Vorige pagina

Op 9 augustus 1890 arriveerde in Paramaribo de eerste Javaanse immigranten om als contractarbeider te gaan werken op Mariënburg.
Het zou tot 1894 duren voor er weer een groep Javanen naar Suriname kwam. In tegenstelling tot die eerste reis, waarbij Amsterdam als tussenhaven dienst deed, was dit een rechtstreekse reis. Men was dus veel langer aan één stuk door op zee. De aanloop tot reis begon op Java al onder minder gunstige omstandigheden.

Van tevoren hadden de toekomstige contractarbeiders al geruime tijd, met veel mensen bij elkaar, in het depot op vertrek gewacht. Men wist weinig van het land waar men naar toe ging en ook niet hoe lang de reis zou duren. En wat kleding betreft waren de mensen alleen ingesteld op warme streken. Vanuit verschillende vertrekpunten was men aan boord gekomen. De medische keuring vooraf was gedeeltelijk verricht door ondeskundig personeel. De ruimte waarin men vervoerd werd was niet, zoals vereist, geïnspecteerd. De kapitein had alleen de accommodatie voor passagiersvervoer laten zien. Maar de Javanen werden vervoerd in het aangepaste ruim van het passagiersschip. Toen één van de inspecteurs naar de ruimte voor de contractanten wilde kijken, was dit niet goed mogelijk omdat het schip, vlot moest vertrekken!

Maar rampzaliger nog waren de omstandigheden onderweg.
foto van Plantage Jagtlust.

Hieronder een verkort verslag uit de Nederlandse krant NRC over wat men bij aankomst in Suriname aantrof.

“In de avond van zondag de 17e juni liet ter rede van Paramaribo de VOORWAARTS (opm: stoomschip van de Stoomvaart Maatschappij Nederland) het anker vallen. Het schip had 50 dagen reis van Batavia komende, van waar het met 593 emigranten was vertrokken. Dinsdags de 19e juni, ’s morgens, zijn de Javanen geland en naar het koelie-depot gebracht. Een aantal hunner werd vandaar naar het hospitaal, of dadelijk van boord naar het hospitaal geëvacueerd. Zeer velen waren zo zwak dat zij gesteund moesten worden.

Het was alsof men een troep Russische bannelingen op reis door Siberië zag trekken! Ze vielen in het depot als uitgehongerde wolven aan op het brood en de beschuit, voor rekening van het immigratie-departement hun gegeven, hoewel hun vóór dat zij het schip verlieten zeker wel voedsel zal zijn verstrekt.

Op reis stierven 33 personen. De dag van aankomst stierven er nog 3 aan boord. Het aantal zieke Javaanse emigranten in het militair hospitaal was op 21 juni 115, terwijl toen aldaar waren overleden 6, en nog een 6-tal stervende waren. Meest al de zieken lijden aan beri-beri, de overigen aan diarrhaea (opm: diarree), uitputting en andere lichte ongesteldheden.
Aan boord bestond de voeding uitsluitend uit rijst, afgewisseld door rijst met gedroogd vlees en rijst met vis; van brood of beschuit geen sprake. De beide dokters, die door het immigratie-departement hier met het onderzoek van de levensmiddelen enz. aan boord belast werden, verklaarden dat het vlees bedorven was. Ofschoon er een waterdistilleertoestel aan boord was, is dat nimmer in werking gebracht, omdat, naar de gezagvoerder zegt, er drinkwater genoeg in de bakken was. Waswater is niet aan de immigranten verstrekt; zij mochten zeewater gebruiken, waartegen zij bezwaar hadden, zodat er niet of zeer weinig gebaad is.

Een kraamvrouw aan boord verklaarde dat zij met veel moeite een weinig waswater had gekregen.

Van ventilatie anders dan door de gewone luchtkokers was er geen sprake. Uit de logies der immigranten kwam een ondraaglijke stank.
Wollen dekens zijn niet voor de immigranten verstrekt; de weinige dekens die de gezagvoerder aan boord had, heeft hij evenwel uitgedeeld.
De dokter aan boord, een man die verleden of voorverleden jaar gepromoveerd is, is nooit te voren op Java geweest, doch heeft één of twee reizen meegemaakt per één der boten van de Kon. West-Indische Maildienst van Amsterdam, over Suriname, naar New-York en terug. Door middel van geïmproviseerde tolken moest de dokter met de zieken spreken.
Van ziekenregisters, voorschriften, reglementen enz. was geen spoor aan boord te vinden. Uit goede bron verneem ik bovendien dat bij het verlaten van Batavia geen voorschriften zijn gegeven omtrent drinkwater, lichaamsreiniging, luchtverversing, enz, enz.

Aan de dokter wordt als regel NLG 1,50 toegelegd als premie voor iedere immigrant die behouden overgebracht wordt. De gezagvoerder krijgt daarvoor NLG 3.
Bij emigratie van arbeiders uit Brits-Indië is het anders. Er bestaan zeer strenge voorschriften, door het Brits-Indisch gouvernement vastgesteld, omtrent voeding, drink- en waswater, ruimte, ventilatie, wollen dekens enz. Een schip dat Brits-Indische arbeiders hier in dezelfde omstandigheden zou overbrengen als de VOORWAARTS deed, zou zonder twijfel aan de ketting gelegd worden en de dokter en gezagvoerder zouden onmiddellijk eenvoudig op eis van de Britse consul in arrest genomen zijn.

Dat de autoriteiten in de kolonie alles doen wat mogelijk is om hulp te verschaffen, dat zwakken en zieken de vereiste goede zorgen niet ontberen, staat vast; de chef van het militair hospitaal en de overige officieren van gezondheid zijn vol toewijding, doch men was er op ingericht noch verdacht zo’n hoop uitgeteerde mensen te zien aankomen. Het hospitaal is dan ook overvol. De ambtenaar die aan het hoofd van het immigratie-departement staat geeft alle waarborgen voor een volledig onderzoek naar de redenen die tot de mislukking geleid hebben zomede dat recht geschiedt.”

Tot zover de NRC.

Er werd inderdaad een uitgebreid onderzoek ingesteld. In afwachting daarvan werd de kapitein van het gezag over de Voorwaarts ontheven en werd hem verboden Suriname te verlaten. Aangezien eventuele strafbare feiten buitengaats waren begaan werd, na onderzoek, de zaak overgedragen aan de Nederlandse justitie.
De minister van justitie, in wiens handen de stukken gesteld werden, vond, in overeenstemming met het advies van de officier van justitie en van de procureur-generaal te Amsterdam, geen aanleiding tot strafvervolging van schipper en scheepsarts omdat opzet moeilijk te bewijzen zou zijn!

Wel besloot de gouverneur van Suriname om de aan de gezagvoerder en de scheepsarts toegezegde premies respectievelijk f 3 en van f1,50 voor iedere levend te Paramaribo ontscheepte immigrant, niet uit te keren. Ook werd van de afgesproken vrachtprijs een bedrag van 8000 gulden niet uitgekeerd aan de maatschappij van het schip.
Tenslotte werd de aanbeveling gedaan het verdere vervoer van Javanen onder dezelfde condities uit te voeren als die van de Brits-Indische contractanten.
Een direct gevolg was bovendien dat besloten werd de reis vanuit Java weer via Amsterdam als tussenhaven te laten verlopen.

N.B. : Over de aantallen slachtoffers worden in de literatuur verschillende cijfers gevonden. Ik heb me gericht naar het officiële Koloniale Verslag.

  Auteur: Jacob van der Burg

Jacob van der Burg

Jacob van der Burg

facebook  plantage jagtlust met feiten en verhalen over de historie van de kolonie suriname.

Voor mijn FB-pagina Plantage Jagtlust schreef ik eerst alleen bijdragen over de geschiedenis van Plantage Jagtlust, maar later is dit uitgebreid tot Commewijne en heel Suriname. Hieronder een lijst van de tot nu toe door mij geschreven bijdragen.

Jacob van der Burg (geb. 1943) kwam voor het eerst met Suriname in aanraking toen er in zijn ouderlijk gezin, vlak na de tweede wereldoorlog,  enkele jaren jongens verbleven, die naar Nederland gekomen waren om de middelbare school te bezoeken.

Een tiental jaren later leerde hij een oud-directeur van plantage Jagtlust kennen, die, eenmaal met pensioen, ook naar Nederland was gekomen. Dit was dhr. Tiddo Reinders Folmer, die vanaf rond 1895 tot 1946 op Jagtlust werkzaam was.

En de verhalen van hem en zijn vrouw wakkerden de interesse in Suriname nog meer aan. Heel veel jaren later, inmiddels zelf met pensioen, was een televisiefragment met Joost Jansen van plantage Peperpot, aanleiding eindelijk zelf Suriname te bezoeken.

Dit beviel heel goed. Zo ontstond het idee om door middel van verhalen over de geschiedenis van Suriname begrip voor het land te wekken, met als uitgangspunt dat wie de geschiedenis van dit land kent, ook het huidige Suriname en zijn bevolking beter begrijpt en niet snel met een oordeel klaar staat.

Zijn Facebookpagina Plantage Jagtlust heeft inmiddels vele volgers zowel uit Nederland, als ook uit Suriname zelf.

 

 

 

Breeveld

Breeveld

filmkijker

       Vorige pagina

De Breevelds zijn eraan gewend om in de schijnwerpers te staan. Het domineesgezin kent vijf kinderen, Borger, beroemd om zijn hoofdrol in Wan Pipel, politicoloog Hans, muzikant Clarence (+), dominee en stervensbegeleidster Lucia en parlementariër Carl.

Borger Breeveld (1944) is een Surinaams acteur, mediamanager bij de Surinaamse Televisie Stichting (STVS) en oprichter van Film Instituut Paramaribo. In de Surinaamse-Nederlandse film Wan Pipel (1976) speelde Borger Breeveld de hoofdrol Roy. Samen met Arie Verkuijl en Pim de la Parra heeft Breeveld het Film Instituut Paramaribo (FIP) opgericht. Hij is secretaris van de stichting Surinaamse Film Academie. Bij STVS is Breeveld televisieprogrammamaker van onder meer actualiteitenprogramma Mmanten Taki.

Johannes (Hans) Breeveld (1950) is een Surinaams politicus en politicoloog. Na zijn studie politicologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam werd hij stafmedewerker en enkele jaren later docent aan de Universiteit van Suriname. In november 2000 promoveerde Breeveld aan die universiteit tot doctor in de Maatschappijwetenschappen op zijn proefschrift over Jopie Pengel.

Clarence Breeveld sr (1948 – 2017) was een Surinaams-Nederlandse docent natuurkunde, scheikunde en electrotechniek. In 1970 vertrok Clarence Breeveld voor studie naar Nederland. Clarence Breeveld is een bekend musicus (gitaar en zang), met zijn Clarence Breeveld Formation heeft hij meerderen liederen gearrangeerd naar de Surinaamse taal en folklore. In 2017 werd hij tijdens een afscheidsconcert gedecoreerd tot Commandeur in de Ere-Orde van de Gele Ster voor de waardige wijze waarop hij Suriname in het buitenland, en met name in Nederland, heeft uitgedragen.

Lucia Anches-Breeveld is bejaardenpastor en vicepreses van de Evangelische Broedergemeente. Ze begeleidt Surinamers in het heengaan. Ze ziet de confrontatie met de dood als haar plicht: “Als dit hetgeen is waarvoor ik ben uitgekozen, dan moet ik dat doen.”

Carl Breeveld (1955) is een Surinaamse politicus en theoloog. Breeveld is sinds 26 mei 2010 lid van de De Nationale Assemblée (DNA) namens de politieke partij Democratie en Ontwikkeling in Eenheid (DOE), waar hij sinds 30 mei 2009 voorzitter van is. Hij wordt weleens ‘het geweten van het parlement’ genoemd, mede doordat hij hamert op de noodzaak van de strijd tegen corruptie.

In de over hun gemaakte documentaire Wan Famiri wordt ingegaan op hun onderlinge politieke verdeeldheid. Uiteindelijk besloot de familie afstand te nemen van de inhoud.

 

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Helden van de B.v.S. Arbeiders

De helden van de Bond van Surinaamse arbeiders

       Vorige pagina

In Nederland waren tijdens de tweede wereldoorlog de nodige Surinamers actief in het verzet. Hieronder vallen o.a. Waldemar Nods (bekend door Sonny Boy) , Anton de Kom en ook Abraham Fernandes, die tijdens de oorlog actief was voor verzetsgroep de Geuzen. De verzetshelden van de Bond van Surinaamse arbeiders verdienen apart de aandacht.

foto van Nico Eigenhuis.
Albert Wittenberg

In de jaren dertig was in Nederland de Bond van Surinaamse arbeiders actief. Kennelijk geïnspireerd door Otto Huiswoud en Anton de Kom hadden ze een “communistisch” gedachtegoed. Het bracht ze ertoe zich te verzetten tegen het fascisme, en ze kwamen later in het verzetswerk terecht, met soms fatale gevolgen.

Namen in dit verband zijn o.a. Wilhelm Does, Hendrik Smit, Charles Désiré Lu-A-Si, August Sunkar, Iwan Hugo Kanteman, Christiaan de Montel, Jan Telegraaf en Albert Wittenberg. Over enkele van ze is meer bekend.

Charles Désiré Lu-A-Si, (1911–1942) kwam in 1931 naar Nederland en trouwde aldaar in 1936. Reeds in het vroege begin van de Duitse bezetting trad hij toe tot het verzet waarvoor hij verschillende ondersteunende werkzaamheden heeft verricht. Zijn bijnaam in het verzet was “Shanghai Express”, hij hield zich tijdens de oorlog bezig met verzetsactiviteiten, zorgde voor de verspreiding van pamfletten en was medeorganisator van de Februaristaking. Hij is daarvoor opgepakt en afgevoerd.

Iwan Hugo Kanteman (1908-1945) werd in Albina geboren. Hij behoorde tot de groep Surinaamse zeemannen die begin 20ste eeuw naar Amsterdam kwam. Hij woonde vanaf 1934 met zijn gezin in Rotterdam, en kwam tijdens de oorlog weer in Amsterdam terecht waar hij tijdens WOII verzetswerk deed. Vanaf 1943 verspreidde hij De Waarheid, en in juni 1944 werd hij gearresteerd. Hij overleed begin 1945 in Buchenwald.

Christiaan de Montel (1903-1967) was in Suriname geboren. Toen de oorlog uitbrak ging zijn gezin in het verzet en helpt Joden onderduiken. Uiteindelijk wordt door verraad Chris op 3 maart 1943 gearresteerd. Hij kwam terecht in Vught en Sachsenhausen. Zijn joodse vrouw overleeft de oorlog niet. De ernstig verzwakte Chris en zijn dochters Louise en Debora wel. Dochter Louise de Montel kende een succesvolle carrière als zangeres en is de moeder van Heddy Lester en Frank Affolter.

Albert Wittenberg werd in 1909 geboren in Suriname en ging varen voor de KNSM. In Amsterdam leerde hij zijn vrouw Janna Jetten kennen die uit een een rood gezin komt. Zoon Albert wordt in juni 1933 geboren en Janna Christina, twee jaar later. Vader Albert werkte bij de brandweer.

Toen de oorlog uitbrak werd hij aangenomen bij de Luchtbeschermingsdienst, die geregeld als dekmantel diende voor illegale activiteiten. Tijdens de oorlog laten de Wittenbergs een joods kind, Betty, bijschrijven in hun trouwboekje. In mei 1944 wordt Albert opgepakt. Een dag voor de bevrijding komt hij om het leven bij een Duitse wraakactie.

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Douane regels aankomst en vertrek

Douane

       Vorige pagina

Bij aankomst in Suriname.

Officieel mag u als passagier de volgende artikelen belastingvrij invoeren:
1 liter sterke drank of 2 liter wijn, 400 sigaretten of 500 gram tabak, 50 gram parfum en 1 liter reukwater (bijv Floridawater). Heeft u meer dan deze hoeveelheden, dan betaalt u daarover invoerrechten.

Betaalmiddelen (geld, bankbiljetten,traveler cheque’s)

Invoer

  • SRD (Surinaamse dollar) Binnenlandse betaalmiddelen mogen tot SRD 150 per persoon worden ingevoerd.
  • USD, EUro enz. Buitenlandse betaalmiddelen boven USD 10.000 (+/- 9031 Euro)moeten worden aangegeven op een model H formulier. 

Verboden is het invoeren van:

Fruit ( vruchten ), vleeswaren ( rauw vlees, maar ook worst, ham, salami, kip enz ), planten, ( of delen van planten zoals bladeren stekjes, ook groenten ), koffie, cacao, rijst, vis en alle verdovende middelen ( ook hash en marijuana. Het in het bezit hebben en of gebruiken van deze vedovende middelen wordt in Suriname nog steeds bestraft met maximaal 4 jaar gevangenisstraf ).

Bij luxe of kostbare goederen, zoals bij een fototoestel, videocamera, sieraden, lap top ( computer ) en muziekinstrumenten kan de douane u vragen of die artikelen voor eigen gebruik zijn. Afhankelijk van uw antwoord en uw belofte deze goederen weer mee terug te nemen naar het buitenland, kan de douane beslissen of u invoerrechten over deze artikelen zult moeten betalen. ( U kunt gecontroleerd worden bij vertrek uit Suriname. Heeft u de artikelen niet meer bij u, dan zult u alsnog invoerrechten moeten betalen ).

Medicijnen of andere geneesmiddelen

Gebruikt u medicijnen? Dan is het verstandig een medisch paspoort mee te nemen. In het (EMP) Europees Medisch Paspoort worden gegevens vermeldt over ziekten, aandoeningen en het medicijn gebruik. U kunt het EMP aanvragen bij uw huisarts en of apotheek.

Echter:

Bij medicijnen die onder de Opiumwet vallen (zoals slaapmiddelen, adhd-middelen (ritalin) en sterke pijnstillers) is een Engelstalige medische verklaring met apostillestempel vereist. Let op! Meenemen van dit soort medicijnen zonder verklaring is strafbaar.

Op Wel of niet medicijn verklaring is te lezen welke geneesmiddelen onder de Opiumwet vallen en hoe de verklaring aangevraagd kan worden.
De verklaring moet vervolgens voorzien worden van een apostillestempel. Dit kan zowel persoonlijk als per post bij de dichtstbijzijnde rechtbank.

aanvragen verklaring

De griffiekosten voor Apostille/legalisatie stempel zijn € 20,-
De verklaring is slechts 1 jaar geldig.
Vraag de verklaring voor alle zekerheid, minimaal 5 weken voor vertrek aan.

Bij het verlaten van Suriname.

Bij gouden sieraden kan de douane u vragen om aan te tonen deze al in uw bezit waren voor aankomst in Suriname. Het beste is om van dergelijke zaken een aankoopnota mee te nemen als u op reis gaat. Dit kan ook het geval zijn als u overmatig veel geld, ( vreemde valuta ) bij u heeft als u vertrekt. Het is verboden goud en deviezen het land uit te smokkelen.

Verboden is het invoeren van:

Beschermde diersoorten ( of delen daarvan ), beschermde slangen en beschermde vogelsoorten. En uiteraard alle verdovende middelen, zoals cocaine en dergelijke.

Invoerrechten.

Bij luxe of kostbare goederen, zoals bij een fototoestel, videocamera, sieraden, lap top ( computer ) en muziekinstrumenten kan de douane u vragen om aan te tonen dat bepaalde goederen al in uw bezit waren voor vertrek uit Nederland. Het beste is om van dergelijke artikelen een betaal- of garantiebewijs mee te nemen als u op reis gaat.

Maar u kunt ook voordat u op reis gaat bij de Douane vragen om een douaneverklaring voor deze artikelen. Deze verklaring kunt u krijgen als u het artikel en het aankoop- of garantiebewijs laat zien.

Voor het meenemen van andere artikelen geldt een gezamelijke maximale waarde van EUR 175 per persoon belastingvrij. ( U kunt een artikel niet over meerdere personen verdelen ).

Is de gezamelijke maximale waarde meer dan EUR 175, dan moet u invoerrechten en btw. betalen.

 

Bij terugkomst in Europa.

Officieel mag u als passagier de volgende artikelen belastingvrij invoeren:
200 sigaretten, of 250 gram tabak (shag of pijptabak), of 100 cigarillo’s, of 50 sigaren; –

1 liter sterke drank, of 2 liter mousserende wijn of likeurwijn zoals sherry of port; –

2 liter niet-mousserende wijn; – 50 gram parfum en 0,25 liter eau de toilette; –

500 gram koffie, of 200 gram koffie-extracten of koffie-essences; –

100 gram thee, of 40 gram thee-extracten of thee-essences.

De vrijstelling van belasting voor deze artikelen geldt alleen voor personen van 17 jaar en ouder.

 

 

 

Teenstra en de Codjo branti

Teenstra en de Codjo branti

       Vorige pagina

Marten Douwes Teenstra was betrokken bij de aanhouding van Codjo, Mentor en Present, en bracht van hun lot uitgebreid verslag uit. Wie was hij, en wat was zijn rol.

foto van Nico Eigenhuis.Marten Douwes Teenstra (1795 -1864) was schrijver en reiziger. Zijn vader was Douwe Martens Teenstra, een boer uit het Nederlandse Groningen . In 1824 ging Marten Douwes werken als opzichter van bruggen en wegen op Java. In 1826 keerde hij terug naar Nederland, maar hij kwam erachter dat hij zich niet als boer zou kunnen handhaven.

In 1828 vertrok hij daarom naar Suriname, waar hij aan de slag ging als landbouwadviseur. Spoedig werd hij daar ook benoemd tot inspecteur van bruggen, straten, wegen en waterwerken en kreeg hij ook opsporingsbevoegdheid, wat eigenlijk onder het gezag van de procureur-generaal viel. In 1834 keerde Teenstra terug naar Nederland en kocht vervolgens een huis, genaamd ‘Noord-Indië’, te Ulrum. Daar schreef hij nog vele boeken.

In dit verband zijn twee van zijn boeken van belang, te weten: “zie: DBNL >>Bijzonderheden betrekkelijk den brand te Paramaribo, in den nacht van den 3den op den 4den september 1832” (Paramaribo 1833) en “>>De Neger-slaven in de Kolonie Suriname en de uitbreiding van het Christendom onder de Heidensche Bevolking.” (Dordrecht 1842). De laatste met op de kaft het portret van Mentor, Codjo en Present dat is gemaakt door Gerrit Schouten.

In 1832 ontdekte Teenstra in Suriname ‘bij toeval’ de groep van Codjo in het bos van Picorna. Nadat ze waren opgebracht werd duidelijk dat ze verantwoordelijk waren voor de Codjo branti , waarbij vanaf de Heiligeweg zo’n 70 huizen en ook de Lutherse kerk in vlammen opgingen. Hierbij ging ook een huis van de toenmalige gouverneur Van Heeckeren verloren.

In het uitgebreide verslag van Teenstra komt naar voren dat Van Heeckeren uiteindelijk bij de Codjo branti tekende voor het vonnis . Van Heeckeren’s reactie was dat hij het vonnis alleen had bekrachtigd. Onduidelijk is of Teenstra ook op de hoogte was van de achtergrond van rechter Lammens. Lammens zag bij de eerdere grote brand in Paramaribo in 1821 zijn hoekpand aan de Waterkant in vlammen opgaan en moest daarbij zelf zijn vrouw zien te redden.

In 1826 verscheen een boek van de in Suriname werkzame Britse jurist Christopher Edward Lefroy waarin werd aangegeven dat de brand in 1821 niet per ongeluk was ontstaan, maar de wraak was van een Afrikaanse koning voor het wrede gedrag van de Hollanders in Suriname. Lefroy kwam hierna in conflict met zowel Lammens als van Heeckeren, die hem heenzond uit Suriname. De titel van het gewraakte boek van Lefroy is “Outalissi; a Tale of Dutch Guiana”.

De genoemde boeken zijn online beschikbaar op >>   dienst van de Koninklijke Bibliotheek (Den Haag)

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis