Surinaamsche plantageslaven

← Terug

Surinaamsche plantageslaven

       Vorige pagina

foto van Plantage Jagtlust.De schrijver van dit boek met bovengenoemde titel, F.A. Kuhn, werkte vanaf 1816 in Suriname als arts. Bij de publicatie van het boek in 1828 was hij, blijkens het titelblad: “Chirurgijn en chef van Z.M. troepen en hospitalen te Suriname mitsgaders stadsdoctor en phijsicus aldaar.”

De titelplaat laat negerslaven op een plantage zien. Kuhn schreef kritisch over hun huisvesting, behandeling, straffen, voedsel en kleding. Hieronder volgt een gedeelte van de inleiding over de tocht van Afrika naar Suriname.

Ik heb hierbij de originele spelling aangehouden.

Reeds bij de verhuizing der Negers herwaarts hebben er verscheidene omstandigheden medegewerkt, om eene meer spoedige verandering dan gewoonlijk in hun physiek gestel te weeg te brengen; de hoofdzakelijkste dier omstandigheden willen wij hier niet voorbijgaan, maar dezelve met een enkel woord aanvoeren. In de eerste plaats ligt eene gewichtige oorzaak in de slechte behandeling der Negers ten aanzien van de wijze van vervoer, vooral in de late jaren, dat deze menschenhandel, als het ware, ter sluiks gedreven werd.

Men bezigde daartoe slechts kleine, zeer snel zeilende vaartuigen, die, om hunnen scherpe toegesneden bouw, weinig innerlijke ruimte bezaten, en in deze werden de Negers, in een al te groot getal, nog erger dan beesten op elkander geladen, en, uit vrees van nagezet te worden, moesten zij, bij het gezigt van eenig vaartuig, altoos onder dek verblijven, waardoor de adembare lucht dermate bedorven werd, dat er dageIjks verscheidene in omkwamen.

Wilde men al des nachts van de duisternis gebruik maken, om de menschen bovenop het dek te laten, zoo had de koude en vochtige zeelucht op die naakte schepsels niet minder schadelijke gevolgen voor leven en gezondheid. Een groot gedeelte van de weerbare mannen lag daarbij bestendig in ijzeren kluisters, en werd, uit vrees voor overmeestering van schip en equipage, hoogst zeldzaam en slechts bij kleine gedeelten in de vrije lucht gebragt.

In de tweede plaats was spijs en drank niet alleen in de meeste gevallen slecht, maar ook, uit gebrek aan ruimte, zeer schaars voorhanden, en iedere tegenspoed in de reize maakte de portiën met den dag kleiner, en velen kwamen, uit gebrek aan het hoogst noodige, om het leven. De schrijver herinnert zich, uit vroegeren tijd, gehoord te hebben van eene Carga, van welke van een getal van twee honderd en twintig hoofden, in den korten tijd van weinige dagen, negen en zeventig uit gebrek aan versch water, door het gebruik van zeewater stierven.

In de derde plaats waren vrouwen en aankomende meisjes, ja zelfs kinderen, aan de vuile dierlijke driften van een hoop zedelooze en niet zelden met besmettelijke ziekten behepte matrozen prijs. Men voege daarbij het verdriet, dat velen over hun onbekend lot gevoelden; een gevoel, meestal met het denkbeeld vergezeld, van hier of elders ter dood te zullen worden gebracht.

Niemand zal het dus vreemd voorkomen, dat onder zoodanige omstandigheden een groot gedeelte bij de aankomst hier te lande in de ellendigsten toestand verkeerde.”

In hoeverre dit boek in het vaderland weerklank heeft gevonden laat zich raden. Het duurde in ieder geval nog bijna veertig jaar voordat de slavernij werd afgeschaft.

 

 

  Auteur: Jacob van der Burg