Dram en suiker

Dram en suiker

← Terug

DRAM, in de betekenis van sterke drank, kwam ik voor het eerst tegen in het verhaal Codjo, de brandstichter (Pater F. Rikken, 1904).

(Noot van de redactie: Drambrandersgracht, dankt zijn naam aan de vele dram producenten in die straat)

Bij een samenkomst met zijn medeplegers, het is dan 1832, zweert Codjo met een dronk Dram een plechtige eed om niet alleen overal in Paramaribo brand te stichten, maar ook om de blanke heerschappij omver te werpen. En het was deze eed die hen van brandstichters tot landverraders maakte en daarmee een afschuwelijk doodvonnis bezorgde.

Onder de term Dram verstaat Rikken de spiritus, die gemaakt werd van het schuim, dat bij het koken van rietsap (tika) tot suiker naar boven dreef. Wat nog na de overhaling van de dram overbleef (loowijn) gaf bij vernieuwde overhaling voorloop, die kelduivel of beter kill devil (des duivels dood) genoemd werd, welke benaming veelvuldig bij de oudere schrijvers over Suriname voorkomt.
Hoe oud de geschiedenis van de Dram is, is niet helemaal duidelijk. Een eerste vermelding in de kranten dateert van 19 maart 1789.

De Surinaamse Nieuwsvertelder vermeldt op die dag:
“Boschnegers zijn 11 uur dezes op de plantage Clarenbeek aangekomen en hebben deze geattacqueert. Ze hebben het Dramhuis opengebroken, vandaar eenige pullen Dram uytgehaald, (maar de malassie en de Zuyker niet aangeroerd!). De Blanke-Officier vermoord en het Hooft afgekapt”.

En nog eerder, in het boek “Beschruyvinge van de volkplantinge Zuriname”, schrijft Herlein in 1718:
“De Slaven in de Stad Paramaribo gaan Zondags aan de Waterkant, of lopen na de Savana Baaljaren, zijnde een zeker zoort van Danssen. Ze werken dan voor haar zelven. De gene nu die voor andere werken op de voornoemde dag dat is dan voor haar zelven; (’t gebeurt ook wel dat de Negerinnen een Schellinkje met het Venus-spel verdienen van een Blanke,) hier voor kopen de Slaven wel een mooijer strook om hun middel, ook Tabak, Pijpen en Dram.”

De naam Dram is uit het Angelsaksisch afkomstig en betekent eigenlijk alleen maar Drank. Vaak worden ook de namen Dram, Rum en Brandewijn door elkaar gebruikt.
Van Plantage Mariënburg is afkomstig de bekende Mariënburg Rum, ook wel Dram/Palm genoemd.

Hoe precies suikerriet bewerkt wordt en Dram gemaakt werd, lezen we in de Nieuwe algemene beschrijving van de Kolonie van Suriname door Philip Fermin, uitgegeven 15 Maart 1769 (Uittreksel door M. Plomp-Krijger) :
“Er zijn twee soorten molens welke het riet malen en verbrijzelen teneinde het sap eruit te halen. Er zijn molens welke de kracht van het water gebruiken, anderen draaien door middel van paarden, ezels of ossen. Het riet wordt geperst tussen rollen van gegoten ijzer. Zodra het einde van het suikerriet gepakt wordt, halen de twee rollen het verder en knellen het sap eruit.

Aan weerskanten van de rollen staat een arbeider, waarvan de ene het riet tussen de assen stopt en de andere het riet opvangt om het weer tussen rol twee en drie te stoppen, waarna nummer één het weer opvangt en het opzij legt. Het blijft een gevaarlijk werkje vooral als dit ’s nachts . gebeurt, omdat de slaven soms door slaap worden overvallen, waardoor, door een kleine onachtzaamheid, hun vingers tussen de rollen kunnen komen.

De kracht van deze rol en is zo groot, zegt Fermin :  dat het om dergelijke ongevallen, gedeeltelijk voor te komen, noodzakelijk is, om op de tafel van den molen ene bloote en scherpe sabel gereed te hebben, ten einde de man die naast dengenen staat, welke tussen de rollen mogt gevat zijn, hem terstond den arm af kan hakken, om hem in het leven te sparen, want het is mijns bedunkens, beter een lid te verliezen dan geheel en al tussen de rollen te geraken, ’t welk onfeilbaar gebeuren zoude, zo groot is derzelver trekkende kragt, vooral in de Watermolens, wier beweging zo ras niet tegen gehouden kan worden, als van de andere molens, gelijk men ligtelijk kan denken.

Fermin raadt daarom aan de slaven te laten roken en zingen om het slapen te beletten. Het riet is dan dus tweemaal uitgeperst, waarna men het bewaart om naderhand het vuur te stoken onder de ketels in het kookhuis. Het kookhuis bevindt zich naast de molens. Het is een groot gebouw, waarin ketels zijn gemetseld om het sap van het riet te ontvangen, hetwelk gezuiverd en door koking tot suiker wordt gemaakt. In een kookhuis van gemiddelde grootte vindt men vijf ketels. Deze worden steeds kleiner. Het sap gaat eerst in de grootste ketel. Als het de kleinste ketel heeft gepasseerd, wordt de stroop in de koelvaten geleid en bekoeld, waarna het in de oxhoofden wordt gestopt. Deze ruwe suiker wordt naar Europa gezonden.

Het schuim hetwelk wordt afgeschept uit de eerste en tweede ketel is geschikt voor de beesten. Het schuim van de derde en vierde ketel wordt naar het Dramhuis geleid, waaruit na gisting een vocht wordt bereid hetwelk zeer goed te drinken is. Dit vocht kan nog verder bewerkt worden, waarna het nog sterker wordt. Er ontstaat dan de z.g.n. Opregte brandewijn, welke zeer geliefd is bij de Hollandse en Engelse matrozen. Deze drank wordt ook regelmatig uitgereikt aan de arbeiders, vooral in de regen- en als zij zwaar werk moeten verrichten.”

De eerste suikerplantages in Suriname ontstonden al in 1640. Hun aantal groeide tijdens de Engelse bezetting. Toen in 1667 de Engelsen Suriname aan Nederland moesten afstaan, daalde het aantal plantages, maar dit herstelde zich, ook omdat via de slavenhandel veel nieuwe arbeidskrachten werden aangevoerd. In 1833 telde Suriname 105 suikerplantages, in 1853 nog 92. Dit aantal nam snel af, al werden de opbrengsten niet veel minder omdat er grotere combinaties ontstonden.

In 1915 waren er nog vijf grote plantages: Waterloo, Hazard, Zoelen en Mariënburg, Alliance, Rust en Werk.

 

  Auteur: Jacob van der Burg