De bocht van Guinee -Elmina

← Terug

De bocht van Guinee -Elmina

       Vorige pagina

Tussen 1541 en 1866 zijn ongeveer 12,5 miljoen Afrikanen aan boord van Europese schepen vervoerd met als bestemming (voornamelijk) de Nieuwe Wereld. Van hen arriveerden bijna 11 miljoen…..

Op veel plekken tref je in Nederland het opschrift “De bocht van Guinee ” aan. Dat kan zijn bij cafés en hotels, maar soms vind je het als straatnaam. Wat er achter die woorden schuil gaat is meestal niet bekend. Maar weinigen weten dat daarmee een kuststreek van Afrika wordt bedoeld. En nog minder is men er van op de hoogte dat in de nabijheid hiervan het beruchte slavenkasteel Elmina stond, waarvan de resten nog steeds te vinden zijn.

De oudste vermelding van de bocht, die ik kon vinden, was die in het boek “Naukeurige beschrijvinge der Afrikaensche gewesten..”, verschenen in 1676. En wat betreft de opschriften weet Jacob van Lennep in een artikel over namen te vermelden (1868) dat er in 1700 in Amsterdam al twee matrozenlogementen waren met dat opschrift.

Wie zich niet beperkt tot internet, maar zelf op zoek gaat in bibliotheken en archieven komt vast nog oudere vermeldingen en uitgebreidere beschrijvingen tegen.

Dat deed onder andere de journalist Marcel van Engelen.

In 2013 verscheen zijn boek “Het kasteel van Elmina, In het spoor van de Nederlandse slavenhandel in Afrika”. Naast veel lezen over het onderwerp deed Van Engelen ook ter plaatse veel onderzoek en sprak met veel huidige bewoners van de streek.
Heel in het kort vertelt zijn boek het volgende verhaal.

Elmina is gesitueerd in het huidige Ghana. Elmina werd gesticht door de Portugezen in 1482. In het gebied, over een lengte van tweehonderd kilometer, bevonden zich op een gegeven moment zo’n 75 handelsposten van o.a. Engeland, Portugal en Nederland. Van hieruit werd handel gedreven met het binnenland van Afrika.

De voornaamste trekpleister in het begin voor de Europeanen was het goud, dat in de binnenlanden gedolven werd. In 1637 veroverde Nederland de handelspost, waar het kasteel van Elmina stond.

Van hieruit werd veel handel met het binnenland gedreven. Toen er in Zuid-Amerika steeds meer kolonies werden gevestigd, ontstond de behoefte aan werkkrachten voor het plantagewerk in de kolonie. Er kwam toen een omslag in de handel met Afrika. Slaven werden het belangrijkste uitvoerprodukt aan die goudkust.

Aan slaven was geen gebrek. In het binnenland voerden verschillende stammen geregeld oorlogen. Overwonnen vijanden werden gedood of als slaaf weggevoerd. Deze slaven verrichtten dan allerlei diensten voor de overwinnaars. Toen de Afrikanen in de gaten kregen dat Europese handelaars graag veel wilden betalen voor die slaven, vond er een omslag in de handel plaats. Voortaan werden vanuit het gebied vele slaven vervoerd richting Amerika.

Eerst vervoerden de Nederlanders slaven voor werk in buitenlandse kolonies, maar toen Nederland eenmaal zelf ook uitgebreid bezit in Zuid-Amerika had, ging het richting de Nederlandse kolonies. Ook werd op Curaçao een slavendepot gevestigd, van waaruit andere kolonies werden voorzien. Op een gegeven moment kwam er in Afrika een einde aan de voorraad slaven, die door oorlog was verkregen. Sommige stammen gingen nu expliciet op slavenjacht om zo gunstig handel te kunnen drijven.

Tegen het einde van de achttiende eeuw, had Nederland nog nauwelijks slavenschepen in de vaart. Veel planters in de West leden verlies en konden maar weinig nieuwe slaven kopen. In 1814 schafte Nederland de slavenhandel af, nadat Engeland dat al in 1807 al had gedaan. In 1872 raakte Nederland Elmina kwijt aan Engeland.

Enkele cijfers.

Tussen 1541 en 1866 zijn ongeveer 12,5 miljoen Afrikanen aan boord van Europese schepen vervoerd met als bestemming (voornamelijk) de Nieuwe Wereld. Van hen arriveerden bijna 11 miljoen levend op hun bestemming. Het sterftepercentage op de slavenschepen schommelde rond de 15%. Totaal waren er 35.000 slaventransporten. Tweederde van de verscheepte Afrikanen was man, een derde was vrouw. De snelste reis was drie weken, gemiddeld duurde een reis twee maanden. Bij één op de tien reizen vond een serieuze opstand plaats onder de Afrikaanse slaven.

Het Nederlandse aandeel in de handel bedroeg ongeveer 5%. Heel duidelijk is schrijver Marcel van Engelen erover dat de slaven meestal aangevoerd werden door rasgenoten. Jammer genoeg menen sommige mensen die vinden dat “het met onze rol in die zielige slavernij allemaal wel wat mee viel” hierin een extra argument te vinden voor hun gelijk. Wie het boek goed leest ontdekt dat het wel wat genuanceerder ligt.

Net zomin als de Europeanen waren de Afrikanen heiligen. Er werden, evenals elders op de wereld, oorlogen gevoerd en tegenstanders gevangen genomen. Vaak werden deze tot slaaf gemaakt en gedwongen tot arbeid bij de overwinnaars. Toen in de bestaande handel met de blanken bleek dat deze slaven ook gebruikt konden worden als ruilmiddel, maakte men daar gebruik van. Toen eenmaal in de nieuwe wereld de plantagecultuur goed op gang was gekomen, ging er vandaar een prikkel uit naar Afrikanen om binnen hun eigen land op slaven rooftocht te gaan.

Een grootste gedeelte wat er aan narigheid is gebeurd, begon pas op het moment dat de slaven aan de Nederlandse handelaars overgedragen werden voor vervoer naar de nieuwe wereld en daar onder slechte omstandigheden te werk werden gesteld. De verdienste van de schrijver is dat hij alle feiten heeft willen benoemen en niet bang was in één of ander ja/nee kamp ingedeeld te worden.

In zijn slotwoord schrijft Marcel van Engelen: “De Afrikaanse betrokkenheid doet niets af aan de verantwoordelijkheid van de Europeanen of het immorele karakter van hun daden. De Afrikaanse rol maakt de geschiedenis van de slavernij voor de slachtoffers en hun nakomelingen niet minder pijnlijk”.

 

 

  Auteur: Jacob van der Burg