Dr Sophie Redmond

← Terug
Sophie Redmond (1907-1955), studeerde  af als de eerste vrouwelijke Creoolse arts van Suriname.
Arts was het meest prestigieuze beroep in Suriname eind 19e en begin 20e eeuw. Alleen zonen uit de rijke families en dan nog alleen de blanken of de lichtgekleurden konden medicijnen studeren.
Voor anderen was het sociaal gezien niet geaccepteerd.Tot Sophie Redmond in 1925 haar poot stijf hield. Gezien haar donkere huidskleur had ze ‘de kleur van een dienstmeisje’, maar ze was intelligent.
Toch sloeg de schrik haar vader koud om het hart toen zijn dochter aankondigde dat ze dokter wilde worden. Ze vertelde haar vader dat ze per sé dokter wilde worden, maar dat hij het eerlijk moest zeggen als hij geen geld had voor de opleiding. Dan zou ze als dienstmeisje aan de slag gaan (waarschijnlijk om te sparen en zich alsnog in te schrijven). Maar dat was niet nodig en op 1 november 1925 begon ze aan haar opleiding aan de geneeskundige school. De opleiding tot geneesheer duurde eigenlijk 6 jaar, maar door tegenslag en tegenwerking deed Redmond er 10 jaar over.
Zij vestigde zich als particulier geneesheer in Paramaribo en bekommerde zich vooral om de armen. De elite van Suriname was gericht op Holland: de Europese cultuur was meer waard dan de Surinaamse, evenals de Europese geneeskunst, cultuur, eten en talen. Redmond droeg altijd een koto (traditionele klederdracht van Creoolse slaven), weigerde geïmporteerd voedsel te eten, gebruikte traditionele Surinaamse kruidenkennis naast Europese medicijnen en gaf de arme bevolking voorlichting in Sranantongo, via zowel volkstoneel als een rubriek op de radio (Datra mi wan’ aksi wan sani – Dokter, ik wil iets vragen). Ze gaf niet alleen voorlichting op het gebied van medische kwesties, maar bijvoorbeeld ook bij huwelijksstrubbelingen of financiële problemen. En alles in Sranantonga, zodat iedereen het kon begrijpen.
Sowieso behandelde ze arme patiënten meestal gratis, en daarna stuurde ze hen door naar tante Esseline Polanen (apotheker) die ze vervolgens gratis medicijnen gaf. Tegenstanders van Redmond beweerde dat ze dat alleen maar deed om de armen achter hun rug om belachelijk te kunnen maken, maar Redmond investeerde iedere cent die ze had in haar gemeenschap en boende daarom dagelijks zelf op haar knieën de stoep. Als iemand waarvan ze wist dat hij of zij het zich niet kon veroorloven te betalen dat toch wilde doen zei ze meestal ‘Houd die centen maar en ga een krachtig soepje koken, want je bent vreselijk zwak’. Ze was zelf, net als tante Esseline Polanen, lid van de Evangelische Broedergemeente en vond het haar plicht om voor de armen op te komen. Ze deed wat zij vond dat nodig was, maar zonder het opgeheven vingertje en zonder mensen te willen bekeren. Zij deed wat zij nodig vond voor haar geloof en als een ander iets anders wilde geloven bleven ze even goede vrienden.
Ze gaf medische lessen, was bestuurslid van verschillende organisaties (waaronder een kindertehuis) en was lid en schrijfster van toneelgroep Thalia. In totaal heeft zij 12 toneelstukken geschreven over maatschappelijke onderwerpen. Haar wapen was humor om de meest persoonlijke en pijnlijke onderwerpen bespreekbaar te maken. Ze had grote idealen en in 1950 besloot ze zich kandidaat te stellen voor de Staten van Suriname. Een jaar eerder had de Nationale Partij Suriname (NPS) de verkiezingen gewonnen. Dat was oorspronkelijk een partij voor protestantse Creolen (vooral leden van de Evangelische Broedergemeente waren lid. De NPS wilde een breder publiek aanspreken en kozen daarom voor een Hindoestaan als kandidaat. Redmond stelde zichzelf direct verkiesbaar, maar dan als onafhankelijk kandidaat. De NPS was zo woedend dat ze dat had gewaagd, dat ze een lastercampagne begonnen. Liedjes over feministen die seksueel gefrustreerde vrouwen waren deden het goed op straat, maar waren de doodsteek voor de politieke ambities van Redmond. Ze werd inderdaad niet gekozen en besloot nooit meer iets met de NPS te maken te willen hebben.

Ze had de politiek niet nodig om haar idealen te verwezenlijken, raapte zich bij elkaar en ging weer aan de slag. In 1955 zakte ze bij een vergadering in elkaar en een dag later stierf ze in het ziekenhuis. De plannen waar ze op dat moment mee bezig was, was ten eerste wetenschappelijk onderzoek naar de werking en juiste hoeveelheden van traditionele Surinaamse kruiden. Ook wilde ze een groep van de allerarmste kinderen uit haar buurt in huis nemen, om ze (samen met haar echtgenoot Louis Monkau  ) te

Louis Emile Monkau – geboren Suriname 21-1-1906 – overleden Suriname 23-11-2007

leren wat ze nodig hadden om het te redden in de samenleving: etiquette, hygiëne, handwerken, koken, etc. Die plannen bedacht ze samen met vriendinnen. Dat waren allemaal dames die stevig in hun schoenen stonden en die zouden dan in hun straat ook dat soort projecten kunnen stichten, voor de kinderen in hun directe buurt. Tante Es heeft dit project uiteindelijk overgenomen en heeft een SOS kinderdorp in Paramaribo gesticht, waar kinderen die dat nodig hadden een veilige haven kregen.

In 1955 was Redmond samen met haar vader bij een vergadering van grondeigenaren in Onoribo, maar tijdens de vergadering zakte ze in elkaar en werd naar het ’s Lands Hospitaal gestuurd. Daar overleed ze diezelfde dag, pas 48 jaar oud. Tweeduizend mensen liepen mee in de begrafenisstoet van ‘hun dokteres’ en nog eens duizend mensen stonden langs de kant om hun respect te tonen. Toen Redmond begon als arts werd de kloof tussen arm en rijk langzaam maar zeker steeds groter, niet alleen financieel, maar ook cultureel. Redmond zette zich met hart en ziel in om de onderklasse te emanciperen en niet alleen dat: zij liet zien dat de Surinaamse cultuur niet minderwaardig was aan de Europese. Als arts alleen zou zij al geslaagd zijn geweest in de ogen van haar samenleving. Maar zij ging verder dan dat. Omdat ze ervan overtuigd was dat het nodig was en niemand anders het deed.