WET
van 8 april 1992, houdende wijziging van de Grondwet van de Republiek Suriname.
MEMORIE VAN TOELICHTING
1. Algemeen
2. Het Nationaal Leger
3. De Veiligheidsraad
4. De Nationale Assemblée
5. De Verenigde Volksvergadering
6. De Regering
7. De Staatsraad
8. Het Constitutioneel Hof
9. Overige Wijzigingen
10. Slotopmerking
1. Algemeen
Nog voordat het Voorontwerp van de Grondwet ter goedkeuring bij
referendum aan het Surinaamse volk werd voorgelegd (hetgeen op 30 september
1987 plaatsvond), waren er – zowel vanuit politieke partijen als vanuit
maatschappelijke organisaties – ernstige inhoudelijke bedenkingen gemaakt tegen
bepaalde artikelen ervan, met name tegen die bepalingen, welke betrekking
hebben op de positie en de rol van het leger, waaraan ook politieke functies
zijn toegekend..
Evenwel werd de Grondwet – ondanks haar gedeeltelijk tekortschieten, niet
alleen in materieel maar ook in formeel opzicht – toch met overweldigende
meerderheid geaccepteerd, teneinde het ingezette herdemocratiseringsproces niet
te stagneren en het volk de gelegenheid te bieden door middel van vrije en
geheime verkiezingen zijn vertegenwoordigers aan te wijzen. Wel heeft het in de
bedoeling gelegen, om na het aantreden van de Regering in 1988 een wijziging
van de Grondwet tot stand te brengen. Maar door diverse omstandigheden zijn de
initiatieven tot de realisatie van deze in het vooruitzicht gestelde wijziging
niet verwezenlijkt.
Intussen is, als gevolg van de gebeurtenissen op 24 december 1990, de
kritiek van de bevolking op sommige gedeelten van de Grondwet toegenomen.
Daarom is het noodzakelijk om nu, na de verkeizingen van 25 mei 1991, de Grondwet
in dier voege te wijzigen, dat het leger niet langer andere dan de in een
democratische rechtsstaat normale militaire taken en functies heeft.
Behalve de wijziging van die artikelen, welke op taak en bevoegheden van
het Nationaal Leger – en wat daarmee samenhangt – betrekking hebben, zijn er
ook andere belangrijke inhoudelijke wijzigingen voorgesteld, welke strekken tot
opheffing van enkele knelpunten en onduidelijkheden, die bij de practische
toepassing van de Grondwet aan het licht zijn gekomen.
Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt, om wijzigingen in diverse
artikelen aan te brengen, teneinde geconstateerde juridisch-systematische,
technisch-juridische en grammaticale onvolkomenheden te corrigeren, hetgeen
echter – gelet op de urgentie van de Grondwets- wijziging – zeker niet
uitputtend kan worden genoemd.
|