Krabbenhoek

 

Op onderstaande foto de Krabbenhoek. In Het laatste pand zat Chung Fa, ook wel Tjon Fat. Hk Watermolenstraat en Waterkant

 

 

Willem Otto Bloys van Treslong

 

Willem Otto Bloys van Treslong

Ten tijde van het gouverneurschap van Friderici viel van 1799 tot 1802 Suriname onder Engels protectoraat. Voordat de Engelsen in 1804 Suriname opnieuw overnamen waren er twee gouverneurs die ten tijde van de Bataafse Republiek (1795-1806) indirect onder Frans regime vielen, te weten Willem Otto Bloy van Treslong en Pierre Berranger.

Jhr. Willem Otto Bloys van Treslong (1765-1837) was een Nederlands marine-officier, gouverneur van Suriname en hoveling van Lodewijk Napoleon. Hij had was in 1780 in dienst gekomen van de marine en had tal van commando’s, waaronder over de Zuiderzee en de Maas en Zeeuwse stromen.

Willem Otto Bloys van Treslong was van 1801 tot 1804 gouverneur van Suriname. Zijn aanstelling was een van de uitkomsten van de vrede van Amiens, waarbij Holland zijn koloniën terugkreeg. De vrede van Amiens maakte een einde aan de oorlog tussen het Verenigd Koninkrijk en de Franse republiek die begonnen was met de Franse oorlogsverklaring van 1793.

Van 1808 tot aan de annexatie van het Koninkrijk Holland, was hij Grootofficier van het Koninklijk Huis en Grootmaarschalk van het Paleis des Konings. De Viceadmiraal was zeer verknocht aan de eerste Nederlandse koning Lodewijk Napoleon en weigerde in Franse dienst te treden. Op 12 december 1810 werd hij door Napoleon ontslagen uit al zijn functies.

Lodewijk Napoleon (1778-1846) was de jongere broer van Napoleon en was van 1806 tot 1810 koning van Holland. Zijn echtgenote was Hortense de Beauharnais, de dochter van Joséphine de Beauharnais en de stiefdochter van Napoleon. Josephine was geboren op Martinique in een adellijke creoolse familie.Haar tweede huwelijk was met Napoleon in 1796, in 1809 werd hun huwelijk ontbonden.

Lodewijk Napoleon, de Koning van Holland, verleende Willem Otto Bloys van Treslong op 16 februari 1807 een met diamanten versierd commandeurskruis van de Orde van de Unie.


[ad_2]

Buitengewone droogte

Buitengewone droogte in Suriname.
De stad Paramaribo was tengevolge van de droogte onlangs geheel van drinkwater verstoken; om hierin te voorzien, liet de Regeering uit het Saramacca-gebied geregeld per spoor, in groote, ijzeren bakken, water aanvoeren, dat kosteloos verstrekt werd. – foto geeft een beeld van de uitreiking van het water.

 

 

De eerste teenageshow

 

De eerste teenageshow in Paramaribo. 30 januari 1963 in de Stadszending aan de Burenstraat. Gehurkt van l naar r: Ulrich Bendt van het duo Reggy en Ulrich, Frank Doelwijt, Roy Doorson. Staand van l n r: Andre Conrad, Paul Moedig (Blue Moody, drums) Harold Braam (show promotor) Mildred Cummings (jazz zangeres) Ruudje Seedorf, achter hem Ruport Clemens, Marion Carilho, Freddy Kemmel (gitaar virtuoos) Borger Breeveld (MC en zang) Harold Kolader, Ulrich Perotie, Arnold Ernst en Roy Tjon (meezyer gitarist). Achter de drums zit Dennis Gilles.

 

 

 

Volkerenatlas Amerika

Uit: Volkerenatlas Amerika (J. Victor Jansen, z.j.)
Suriname geldt als een der mooiste voorbeelden van een meervoudige maatschappij. De voornaamste bevolkingsgroepen worden er gevormd door drie zeer uiteenlopende rassen. Er zijn géén scherpe rastegenstellingen, maar toch zijn er toestanden en verhoudingen, die op rasverschillen berusten. Hindostanen zullen b.v. bij voorkeur trouwen met iemand van hetzelfde ras: dit is ook het geval met de Europeanen, enz.
Het Nederlands is de officiële taal, maar de Hindostanen en Javanen blijven de eigen taal spreken, terwijl het Neger-Engels in Suriname de lingua franca is, die door álle bevolkingsgroepen wordt gesproken of althans wordt verstaan. Vele personen kunnen zich evenwel van drie talen bedienen.
Van Nederlandse zijde is lange tijd er naar gestreefd om de verschillende bevolkingsgroepen tot één geheel te doen samensmelten: dit noemde men de “assimilatie-politiek”. Er zou zijn eenheid van wet, d.w.z. de wet gemaakt naar Westerse denkbeelden, zou gelden voor iedereen, zowel Europeanen als Mohammedanen, Hindoes enz. Doch bevolkingsgroepen als Hindostanen en Javanen bleven vasthouden aan hun eigen gewoonten, zeden en opvattingen.
Ook de negers hadden hun levensopvattingen, die nimmer gedeeld konden worden door iemand uit de Westerse maatschappij. Tenslotte is nog juist vóór het uitbreken der tweede wereldoorlog de erkenning gekomen, dat een vasthouden aan de assimilatie-politiek niet goed mogelijk was en dat maatregelen moesten worden genomen, waarbij huwelijken, gesloten overeenkomstig de leer van het Hindoeïsme resp. van de Islam, als wettig zouden worden beschouwd.




 

 

 

 

Johannes Hendrik Nelson Polanen

Johannes Polanen ~ 22 Februari 1882 – 30 April 1939

Eerste Afro-Surinamer met eerste rang onderwijsbevoegdheid.

Johannes Hendrik Nelson Polanen bezocht de St. Paulusschool, lagere school en daarna de Hendrikschool, een muloschool. Op de Hendrikschool, een school speciaal voor de elite van Suriname, was hij de eerste Afro-Surinaamse leerling.

Na de Hendrikschool volgde hij de Normaalschool, een lerarenopleiding. Suriname kende toen vier graden van onderwijsbevoegdheid: vierde rang, derde rang, tweede rang en eerste rang.

Er was veel discriminatie tegen Afro-Surinamers en Polanen heeft dat ondervonden toen hij na het behalen van zijn vierde, derde en tweede rang, ook zijn eerste rang wilde behalen .

In 1910 legde hij voor de eerste keer het examen af voor de eerste rang; de examencommissie verklaarde zich na afloop echter onbevoegd om hem te beoordelen. In 1911 deed Polanen weer examen en werd afgewezen. In 1912 deed hij voor de derde keer het examen. Terwijl de examencommissie urenlang vergaderde over de uitslag, verzamelde een menigte Afro-Surinamers zich voor het examengebouw in de Gravenstraat.

De examenuitslag was positief en de menigte ging met Polanen in optocht naar zijn woning in de Burenstraat: hij had een voor Afro-Surinamers opgeworpen barrière beslecht.

 

 

LELYDORP DEEL TWEE

[ad_1]

VESTIGINGSPLAATS LELYDORP, DEEL TWEE.
Bijgaande advertentie verscheen in oktober 1907 in het Koloniaal nieuws- en advertentieblad van Suriname. Hieruit blijkt dat al vlot na de opening van het spoor de ontwikkeling van Lelydorp op gang begon te komen. Kleine landbouwers uit Lelydorp konden hierdoor gemakkelijker hun producten in Paramaribo op de markt brengen. En mensen vanuit de stad konden gemakkelijk naar Lelydorp reizen. Onder hen waren mensen die in Paramaribo de kost verdienden als ambachtsman of winkelier, maar daarvan moeilijk rond konden komen. Dit probeerden ze op te vangen door op een klein stukje grond bij Lelydorp landbouwprodukten te gaan kweken.
Ook kwam er wat “toerisme” op gang; vanuit Paramaribo werden maanlichtexcursies per trein georganiseerd. Maar bij de optimistische constatering in het eerder aangehaalde krantenartikel uit 1932 dat Lelydorp nummer één was onder de vestigingsplaatsen, zijn best wat kanttekeningen te plaatsen, want de weg daarheen kende de nodige tegenslagen. Lang niet altijd bleken de mensen die vanuit Paramaribo naar Lelystad kwamen het daar te redden, omdat ze de bekwaamheid misten om de grond goed te bewerken. Ook gebeurde dit niet altijd te goeder trouw. Had men een stukje grond, maar vielen de verdiensten tegen dan kwam men in aanmerking voor steun door de overheid. In de kranten in die tijd, werd geregeld geklaagd over deze vorm van oneigenlijk gebruik van de grondjes.
Ook viel de vruchtbaarheid van de grond rond Lelydorp tegen. De schrale “witte” grond bleek lang niet altijd geschikt voor alle landbouwproducten. Eindeloos werd geëxperimenteerd met verschillende gewassen. Daarnaast probeerde de overheid door middel van cursussen en voorbeeldpercelen, de kleine landbouwers deskundiger te maken.
Toch was men bij een bezoek van enkele Statenleden in 1926 redelijk optimistisch over de kleine landbouw. Op schrale grond leken, met enige bemesting, cassave en pinda het goed te doen. Daarnaast waren er percelen met koffie, koren, tabak en bananen. Een goede toekomst werd verwacht van de citrusaanplantingen. Op de lager gelegen delen werd met succes rijst geplant. Daarnaast was er ook optimisme op ander gebied. De weg langs de spoorbaan zag er schitterend uit. Verschillende wegen maakten een goede indruk, apotheek en polikliniek zouden worden vernieuwd. En de school met wel 200 leerlingen draaide goed.
De makkelijke bereikbaarheid vanuit Paramaribo, was niet louter positief. Ook foute elementen werden aangetrokken. Er was een duidelijke toename van inbraken en andere criminaliteit. In 1928, het dorp was toen uitgegroeid tot 2500 inwoners, verscheen dan ook de krachtige roep om een tweede politieman in Lelydorp.
Ondertussen waren een aantal voorzieningen tot stand gekomen. Er was een markt en in 1928 werd Lelydorp verrijkt met een bioscoop en een eigen brandspuit. Ook was er een leer-en naaischool, opgericht vanuit de kerk.
Rond 1933 telde Lelydorp al 2700 inwoners. Een nieuwe polikliniek en een politiekantoor werden aanbesteed en vanuit het dorp kwam de wens om een eigen vroedvrouw. Er heerste optimisme over de landbouw. Nieuwe soorten rijst werden uitgeprobeerd en de teelt van koffie, pinda en tabak leverde aardige inkomsten. Daarnaast was de visserij een voorname bron van inkomsten.
In 1934 kreeg Lelydorp een eigen sportveld, dat feestelijk werd ingewijd met een cricket- en een voetbalwedstrijd.
Toch bleef er veel te wensen. Zowel de watervoorziening als de afwatering leverden problemen op. Vaak waren de akkers te drassig en de wegen slecht begaanbaar.
Op zoek naar drinkwater werden op veel plekken proefboringen gedaan, met grote verwachtingen. Gesproken werd over bronnen die de gehele omgeving, inclusief Paramaribo zouden kunnen voeden.
Tot de tweede wereldoorlog veranderde er weinig. Daarna merkte ook Lelydorp de gevolgen van die oorlog, door de afname van in- en exportmogelijkheden.
Maar de werkgelegenheid nam ook weer toe door de komst van Amerikaanse troepen op vliegveld Zanderij, wat gepaard ging met veel nieuw te bouwen onderkomens en installaties.

Jacob van der Burg.


[ad_2]
Plantage Jaglust
  Auteur: Jacob van der Burg