Hulk -Corantijn-expeditie

[ad_1]

  Auteur: Nico Eigenhuis

 

Hulk

 

In het team van de Corantijn-expeditie werd door Eilerts de Haan de marine-arts J.F. Hulk opgenomen. Hij kreeg tijdens de expeditie te maken met een tweetal sterfgevallen en behoorde tot degenen die na de nodige ontberingen de expeditie zouden afronden.

 

Johannes Fredrik ‘Frits’Hulk (1884-1958) werd geboren in Amsterdam. Zowel zijn gelijknamige opa als zijn vader John Frederik Hulk (1855-1913) waren actief als kunstschilder. Zijn vader was verbonden aan kunstenaarsvereniging Arti en Amicitiae in Amsterdam en conservator van het Teylers Museum in Haarlem. Zoon J.F. Hulk studeerde in 1909 af als arts en trad hierna in dienst als gezondheidsofficier bij de marine.

 

J.F. Hulk werd in 1910 opgenomen in het team van de Corantijn-expeditie die in Suriname zou plaatsvinden onder leiding van Eilerts de Haan. Tijdens de expeditie zou eerst het Surinaamse teamlid Julius de Helder overlijden, en daarna teamleider Eilerts de Haan. De expeditie zou desalniettemin worden voltooid nadat Kayser de leiding over had genomen.

 

Hulk werkte hierna van 1911-1916 in Nederlands Indie. Hierna specialiseerde hij zich tot bacterioloog-patholoog-anatoom. Van 1920-1934 was hij hoofd van het laboratorium van het Marine Hospitaal in Den Helder. Hierna werkte hij als bacterioloog in Utrecht, Alkmaar en Den Haag. Wegens zijn verdiensten werd hij benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau

 

De Corantijn-expeditie kende in Suriname nog de nodige nasleep. Zo werd granman Jankoesoe door de gouverneur op het matje geroepen omdat zijn mannen na de sterfgevallen meenden dat de expeditie moest worden afgebroken. Het zou niet de laatste keer zijn dat er in Suriname conflicten ontstonden over de transporten. Ten tijde van granman Amakti kwam het tot een complete staking.

 

De vader van Hulk in zijn atelier anno 1903

  Auteur: Nico Eigenhuis

[ad_2]

Coleridge Onderwijzer

[ad_1]

 

Coleridge

 

Onderwijzer K.R.S. Coleridge genoot zoveel aanzien dat hij na zijn pensioen in aanmerking kwam voor een onderscheiding. Naar hem is in Suriname een school vernoemd.

 

Kees Richard Simeon Coleridge (1902-1972) – “Oom Kees”- werd in Nickerie geboren, waar hij zijn carrière begon als onderwijzer bij de EBG. In 1931 trad hij in het huwelijk met Hilda Louise Fraser en klom hierna op tot schoolhoofd bij de Rust- en Vredeschool.

 

Oom Kees gaf les in de pedagogiek, was lid van de onderwijzersbond en redacteur van het blad “Onze gids”. Hiernaast was hij een gerenommeerd cricketspeler en promotor van de sport. Hij was bestuurslid van de Surinaamse Cricket Bond en trad ook op als sportjournalist. Ook was hij politiek actief, maar zag in 1949 zijn ambitie om tot Statenlid te worden gekozen niet gerealiseerd.

 

Hij eindigde zijn carrière als hoofdinspecteur van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling. In die rol zou hij zich o.a. hard maken voor een nieuw schoolgebouw voor de Spangenbergschool in Nickerie. In 1959 zou hij met eervol ontslag gaan, al vraag je je af of dat wel geheel naar zijn wens was. Hij baarde hierna in 1965 opzien door zijn weigering een benoeming tot ridder in de orde van Oranje Nassau te accepteren. De reden hield hij graag voor zichzelf.

 

Hij sleet zijn laatste jaren aan de Zwartenhovenbrugstraat, en was in 1970 nog betrokken bij de oprichting van het examenbureau. Het bracht hem zelfs op zijn oude dag nog in conflict met de minister over de bevoegdheid van de directeur van dit bureau. Na zijn overlijden zou op de begrafenis tot teleurstelling van zijn nabestaanden geen vertegenwoordiger van het ministerie aanwezig zijn.


[ad_2]

Source

Hugo van Vliet

[ad_1]

Hugo van Vliet
Als aanvoerder van de hongeroproer in 1931 zou in Suriname Hugo van Vliet twee jaar worden geïnterneerd in het krankzinnigengesticht Wolffenbuttel. Deze straf had hij vast mede te danken aan het pseudoniem “Modeka” waaronder hij bekend stond, een verhaspeling van A. de Kom.
Reeds in 1921 was er sprake van een opsluiting te Wolffenbuttel. Het betrof de straatpredikant Johannis Rijts, die in navolging van eerder Bromet geluiden liet horen die als ‘anti-semitisch’ werden uitgelegd. De opsluiting van Rijts leidde weliswaar tot kritische vragen, maar desalniettemin werd hiermee de weg geopend om criticasters zonder verder proces te interneren.
Hugo Emert Wilhelmus van Vliet werd in 1911 in Paramaribo geboren als zoon van de in het Nederlandse Montfoort geboren metselaar Hendrikus Antonius van Vliet (1874-1937) die in 1910 in Paramaribo in het huwelijk trad met de Surinaamse Anna Louisa van Wilgen. Hij werd al op jonge leeftijd actief als vakbondslid, en nadat in de crisisjaren in 1931 de hongeroproer plaats vond werd hij in oktober 1931 gearresteerd en geïnterneerd te Wolffenbuttel.
In 1933 zou het socialistische kamerlid Wijnkoop hierover vragen stellen aan de Nederlandse minister van Koloniën, maar de voorzitter van de 2e Kamer weigert deze vragen aan de minister. David Wijnkoop was de man die in 1929 De Kom een podium bood in de Communistische Gids van de CPH. Hij zou niet alleen vragen naar Van Vliet, maar ook naar Weyt/White die in 1932 net als Max Revoet in het gesticht werd opgenomen wegens leuzen tegen Van Haaren.
De interneringen te Wolffenbuttel droegen de goedkeuring van Maarten de Niet (1893-1973), die in 1926 werd benoemd tot advocaat-generaal bij het Hof van Justitie in Paramaribo. Begin juli 1935 werd De Niet benoemd tot procureur-generaal en in mei 1939 werd hij lid van de Raad van Bestuur van Suriname. De Niet was in 1937 mede verantwoordelijk voor de opsluiting van Louis Doedel, en zou in 1947 na de coup van Simon Sanches adviseren hem op te nemen in het gesticht.
Na de oorlog zou Hugo Emert Wilhelmus van Vliet in 1958 in dienst treden van het Amsterdamse stadsvervoersbedrijf.


[ad_2]

 

Vredesverdrag Samaaka

 

Articulen vreedesverdrag met bosneegers van Booven Serameca en Suriname op 19 september 1762

 

1. De voorszegde bosneegers van Boven Serameca en Suriname sullen met vergiffenis van al het gepasseerde erkent worden voor vrije lieden, mits sij nimmer off ooyt meer eenige vijandelijkheeden pleegen teegen de blanke, hetsij christenen off joden, gelijk ook de vrije indianen hier in begreepen sijn.

Sijn te vreede en beloove na te komen stiptelijk.

 

2. Alle haare dorpen sullen sij moeten aanwijsen en soo er dorpen, ’t sij van neegers off indianen, die met hun in vriendschap leeven off correspondentie hebben, sullen sij die aanwijsen en tot de vreede overhaalen off dezelve helpen distrueeren.

Sijn te vreede en neeme sulx aen na te koome.

 

3. Sij sullen blijven woonen daar sij nu sijn en so0 sij souden willen van woonplaats veranderen, sullen sij daarvan alvoorens kennisse moeten geeven en daarop eerst de approbatie van de regering deezer lande afwagten.

Sijn te vreede en neeme sulx aen na te koome.

 

4. Sij sullen opgeeven wie haar opperhoofden sijn en bij afsterven off veranderen eerst kennisse moeten geeven wie in de plaats komt, om van de regering geapprobeert en erkent te worden.

 

Beloove sulx na te koomen.

 

5. Sij sullen alle slaaven die zeedert de onderhandeling van vreede door de besending van die agter Auca bij haar begonnen overleeveren, sonder eenige agterhoudinge, en voorts in ’t vervolg alle slaaven die bij haar koomen off die sij koomen te vangen, hetgeen sij sonder eenig ondersoek off conniventie sullen doen, ten eersten wel bewaard afsenden bij den heer Gouverneur en waarvoor aan haar sal werden betaald van f 40 tot f 50 na mate der ver off nabijheit der plaatse daar sij die sullen vangen. En sullen die werom gebragten slaaven nae welgevallen der blanken met de dood off anders na exigentie gestraft werden. Dat ten dien einde niet sal moogen voorgewent worden dat de slaaven die bij hun koomen het hebben gedaan uyt hoofde van mishandelingen van hun meesteren off anderen, dewijl de regeeringen hier alleen toekomt daarover kennis te nemen en de quaade meesters te straffen.

 

6. Sij sullen onder geen pretext hoe genaamt eenige slaaven bij haar moogen houden, met aanneeming om a1le en een ynder onder hen groot off kleyn die sulx sou derven onderneem en off deese vreede in eenige manier te contravenieeren ten eersten tot de uytgaave te dwingen en behoorlijk te straffen. Ook desnoods toestaan in gevalle sulx door eenig opperhoofd mogt gedaan worden en dat sij die niet ten eerst een wel uyterlijk binnen een maand konden dwingen, dat de blanke bij hun komen met een commando om de sodanige daartoe te noodsaken en te straffen, alzoo desulke die eenige slaaven verbergen sullen gehouden worden als breekers van de vreede en van haar vrijheit vervallen, in welken gevallen sij sig met de blanken sullen moeten voegen en deselve trouwelijk assisteren in alles.

 

7. Soodrae sij van de heer Gouverneur off regeeringe alhier kennisse krijgen van eenige desertie van slaven, sulIen sij ten eersten daarop uytgaan om die te vangen en teegen de premie in voege voorsz, uytleeveren.

 

8. Sij sullen ook in cas van muyterij van slaven of van buytenlandsche vijandt ten eerste daarvan verwittigt sijnde alle assistentie te doen. Sullende hun opperhoofd sorge dat in sulken gevale de gevraagde manschappen geleeverd worden ter plaatse en onder de ordres van diegeene die door den heer Gouverneur off Gouverneur en Raaden sullen aangeweesen worden en in alle voorvallende occasien de blanke te assisteren en ten meeste nutte te sijn; ook in gevalle de bosneegers van agter Auka off bij haar soganaamde Mapana neegers onse slaaven mogten ophouden off anders de vreede mogte breeke ende blanken overlast doen, sullen sij de blanke assisteren om dezelve daartoe te dwingen.

 

Mede aangenoomen en sijn te vreede sigh te vervoegde ende order van sijn Excellentie en den Hoove ten allen tijde hebben de Eere.

 

9. In kas van noodsaakelijkheid sullen zij 5 off ses van de haare moogen herwaards senden, waartoe haar een teeken om te kunnen passeeren sal gegeeven worden, welk sij ten eersten en direct bij den Heer Gouverneur sullen addresseeren, sonder sig ergens buyte permisse te mogen ophouden, sonder dat er meerder te gelijk sullen mogen komen, ten waare het noodig mogt sijn tot escorteeringe van weggeloopene slaaven, in welken gevalle aan haar de premie prompt sal worden betaald, sonder dat men gehouden sal sijn hun kost off onderhoud te geven.

 

Sijn hiermeede te vreede,

 

10. Sij sullen alle jaaren tot 50 in getal moogen afkoomen aan de kant van Serameca tot aan de creeck Arwatticabo of Wanica off aan de kant van Suriname tot aan Victorie, met alle soorten van vee, hout, courjaalen, catoen off andere goederen om aldaar te negotieeren. Doch soo sij eenige goederen aan Paramaribo off elders sullen willen senden sullen sij niet sterker dan 8 off 10 tefens moogen afkoomen en daarvan als meede van haar negotie off goederen ten eersten bij haar aankomst kennisse geeven aan den heer Gouverneur, doch sullen des avonds na agt uure niet mogen op straal sijn om niet voor slaven aangesien en moeyelijkheit te ontmoeten, gelijk sij ook alhier met geen messen off geweer langs straat sullen mogen gaan.

 

Sijn hiermeede vergenoeg(d), maer seggen sij de rievier van Serameca selde bevaare sullen. Weegens na 8 uuren over straat te gaan vraagen dan sulx hun sowell as aan de Joukaene mag gepermitteerdewerde en vraage omme een teekendt van ’t land te mooge hebbe om gedestingeerd te werde van de andere vrije slave.

 

11. Sij sullen gehouden weesen de blanken alle respect te bewijsen, evenals andre vrij gemaakte alhier, en in gevalle van differente met eenige blanken offdat hun eenig quaad off molest word aangedaan sullen sij gehouden weesen hunne klagten te brengen bij den Heer Gouverneur, die na exigentie van saaken hetselve sal laaten ondersoeken en regt weedervaeren; gelijk sij ook gehouden sullen sij te straffen alle de soodanige onder hun die eenig quaad off mollest koomen te pleegen, selfs tot doodstraffen toe, en dezelve desnoods aan de blanken overleeveren, vooral die iets koomen te doen teegen deese accoord off tot verbreeking der vreede, gelijk de blanke ook bevoegt zijn omme alle die van hen bij de blanke pexeeren te vangen en te straffen.

 

Sijn gewillig naa te koomen.

 

12. Sij sullen nooit met die van agter Auca een particuliere vreede buyten kennis van de blanke maken, nog dezelve in eenig geval, hoe ook mogte sijn, teegens de blanke assistentie te geven.

 

Beloove sulx te sulle doen.

 

13. Tot bevestiging van deese vreede word haar toegestaan hetgeen sij gevraagt hebben en hun geaccordeert is van gereedschappen etc. volgens de lijst hierbij gevoegt, waarteegen sij van hunne sijde tot meerdere verseekering sullen overleeveren vier gijzelaars, alle eige kinderen van opperhoofden, gelijk sij ook deese vreede op de solemneelste wijse sullen moeten besweeren, in welken eed ook sal begreepen worden dat de over te leeveren gijzelaars weesentlijk eige kinderen van opperhoofden sijn, met de benaaming derselve alsmeede bij welke vrouw die geteelt sijn. Sullende alle de opperhoofden die niet kunnen koomen, de andere die koomen moeten magtigen om de vreede te sluyten en te beeedigen, die gehouden sullen sijn alle de naame der dorpen en opperhoofden op te geeven en ook te sweeren dat er geen meer off andere sijn, off wel op te geeve welke niet meede in de vreede treede, die sij sullen moeten daartoe dwingen off uytroeyen. Sullen de gevangene die sij krijgen (buyten onse weggeloopene slaaven) aan ons moogen verkoopen.

 

Benne berydt de gevraagde gijselaers te geeve en alles na te koome en te doen. Verktaare en bevestige niet hunne gewoonnelijk eed geen meerderde dorpe en opperhoofden te hebben als sij reeds hebbe gegeven

 

14. Sullen sij gehouden weesen de goederen die hun tot present sullen gegeeven worden van Victoria te haalen.

 

15. De vijf off ses neegers die nog onder hun zijn en Picolet en andere hebben helpen te vermoorden off in ’t complot zijn getreeden, aan ons ter diseretie over te leeveren teegen de ordinaire praemie; doch soo sulx niet zou reusseeren, dan vast te stellen dat die neegers bij hun als slaaveu sullen moeten gehouden worden sonder hier te koomen.

 

Beloove gemelde slaave nooyt aen ’t fort of onder het oog van een blanke te laete koome en onder hunne als slaave te houwden.

 

Darie, de opperhoofd van alle, Abini sijn opvolger en afgesante, Coffy syn afgesante Taam, Lamotte sijn afgesante Jebooy, Aloetoe present, Abraham sijn afgesante Quamina, Eija off Quakoe present, Prima sijn afgesante Acapo, Maconde gouvernante van de Tou Vingas haer afgesante, mede een Tou Vinga hiet Afoengoe Cabriatie en Atama present, Jantje Acoerie twee afgesante Monima en Pianga, Moesienga en afgesante Jantie.

 

 

 

 

Vredesverdrag Ndyuka

 

Het vreedeverdrag gedaan en gehouden, met de boschnegers agter Auka in ons camp by ons Vreedenburg gehouden op heeden den 10e oktober 1760

 

Art. 1

Dat alle het gepasseerde sal sijn vergeeten en vergeeven, van den dag van heeden aff mits sy boschnegers geen vyandelijkheeden pleegen maar sig als vrinden gedragende teegen de regeering deeser landen, alle verdere ingeseetenen soo jooden als Christenen, so wel sij als alle haare nakomelingen, dan sulles sij aangesien en erkent worden als vrije lieden.

 

Art. 2

Dat sy vrije sullen blijven woonen ter plaatse waar sij nu sijn of waar sij elders mogten verkiesen, off sig ter meerstellen, het sij aant hooft der riviere deeser colonie, naar alvoorens kennisse te hebben en approbatie van de regeering deeser colonie te hebben bekomen. Egter genoodsaakt   sijn ten minsten tien uuren verte van de naast geleegene plantagie aldaar afte blijven ook sal    haar vrije staan, so sij daar toe mogten genegen sijn bouwhout te werken na costume locaal

 

Art. 3

Sij boschnegers sullen gehouden sien nae heeden deesen dag en sedert den 14e october 1759   alle de slaaven off slaavinnen die tot haar mogten komen of nog in haar bosch gevonden werden, sonder onderscheit bij de blanke op te brengen en over te leeveren aan de naast gelegene magistraat of burger offecier, waar voor sij sullen geniete de premie in geld of waarde van thien  tot vijftig guldens Hollands na rato van de verte of naar bij gelegentheit daar sij se mogten    komen te vangen, en dat voor ijder slaaf of slavin; welke premie aan hun illico sal worden   besorgt.

 

Art. 4

Dat sodra sij eenige advertentie krijgen van den Heer Gouverneur dat er eenige slaaven sijn weggeloopen en boschwaarts begeeven, daar op uyt te gaan te soeken en ist mooglijk te agterhalen, ook in gevalle rebellie of onraad op eenige plantagies of plaatsen in de colonie, en op  de eerste ontbot van den Heer Gouverneur en Raaden hun opperhooft of opperhoofden sullen sorgen dat de gevraagde manschappen van de haare ten eersten tot sijn orders gelevert worden  en in alles de blanke na hunne beste en uyterste vermogen ten nutte te sijn en adsisteeren in alle voorvallende occasie werdende nogtans verstaan dat de vrije indiaanen die met ons in vrindschap sijn in deese accoort begreepen sijn, en dus die ongemolesteert moeten laten.

 

Art. 5

Ook in gevalle de colonie door buytenlandse vijanden mogten worden aangetast sij en hunne opvolgers op de eerste waarschouwinge sullen moeten vertrecken naar de plaatsen die hun sullen aangeweesen worden om den vijand te weederstaan en sullen in dat geval aan de ordre van den gouverneur of bevelhebber en cheff onderworpen sijn.

 

Art. 6

Dat bij ’t overlijden van den opperhooft of cap. Arabie met den eersten kennisse moet gegeven worden, wie hem opvolgt, om van de reegeering geapprobeert en bekent te worde, die hem dan een teeke van opperhoofd sal geeven off toegesonden worden, indien sij ’t een oft ander van noden hebben of willen versoeken, sal haar vrijstaan vijf of ses uyt haare dorpen af te senden, dewelke op haare aankomst aan Paramaribo immediaat aan den Heer Gouverneur moeten addresseeren, sullende ten dien eijnde de voornaamste van die besending een stok met een silvere knop, waarop het jaar getal van 1759 staat gegeven worden om met de sijne vrije te kunnen passeeren.

 

Art. 7

Sij sullen haare producten, vee, goederen, houtwaren of vaartuygen moogen afbrengen, dog telkens niet sterker dan met thien a 12 persoonen te gelijk om aen Paramaribo of elders, waar het vast gestelt word te koop te brengen, mits sij sig bij haare aankomst ten eersten addresseeren bij den Heer Gouverneur en van hun comst en getal der goederen kennisse geeven.

 

Art. 8

Dat bij aldien een blanke aan hun boschnegers eenige molest off ongelyk mogte komen te doen sij als dan hunne klagten sullen in brengen aen den Heer Raad Fiscaal deeser colonie, dat, daar in tegen sij boschnegers ook sullen gehouden sijn goede sorge te dragen geen blanke te ledeere off ongelyk aan te doen, of den selven daar nae merites voor te sullen straffen, waartoe sij sig bij deesen ook verbinden en beloven, jaa tot de straffe des doods aan sodanige neeger te sulle oeffenen.

 

Art. 9

Dat sij tot naarkominge van dit alles en tot meerder bevesting van deese gemaakte vreede  eenige uyt hun lieden sullen meede geeve tot naar Auka om aldaar met gouverneur en Raaden mondelings te spreeken, dewelke sullen volgen naar ‘t vertreckt van ’t commando met de voorszegde gijselaars onder geleyde van de Heer luytn. Vierra en vaandrig Collerus, dewelke sig daartoe vrijwillig hebben aangeboden en ook daartoe door de voorszegde boschnegers sijn verkooren.”

 

 

De Kwinti’s

 

Velen hebben in onze historie gestreden voor vrijheid en rechtvaardigheid en daaruit roem, eer, rijkdom van overgehouden en anderen niets. Belangrijk is dat de offers gebracht en de bijdragen geleverd onafwisbaar zijn en voor vele positieve zaken toen en nu hebben gezorgd. De realiteit is dat degene die gepland/gezaaid of de offers gebracht hebben niet perse degenen zijn die de vruchten plukken of met de eer strijken.

 

Een sprekend voorbeeld is dat van de Kwinti’s. De minst in aantal van de zes marron stammen in Suriname. Ze zijn bekend onder de namen Kwinti’s, Coerintiërs en Kofiemakka negers. Kofiemakka verwijst naar de stamvader en leider van de groep ‘Kofie’ genaamd. Hij is de persoon van Kofiedjompo/Lelydorp die na een aanval op plantages bij achtervolging met een bovenmenselijke sprong over de enorme zwamp ging. Hij is dezelfde Kofie wiens standbeeld staat in Guyana als vrijheidsstrijder en leider van de grote slavenopstand aldaar. De Kofiemakkakreek is naar hem genoemd.

 

Ongeveer rond 1850 sloten de Kwinti’s onder leiding van granman Alamoe vrede met de Matawai’s waar ze bleven wonen en vele dorpen stichten, onder andere Paka Paka, Toekoesi, Makaya pingo, Kwatahede en Wana kompa faya. Ongeveer 1880 vertrokken de Kwinti’s onder leiding van dezelfde ‘granman Alamoe’, na onenigheden met granman Adrai der Matawai naar Boven-Coppename, hun huidige woon- en leefgebied waarvan de dorpen Kaaimanston en Witagron nog permanent bewoond zijn.

 

Het eerste dorp dat ze in de Coppename stichten heet ‘Kopakreisi’ (kompo a kruisie) wat betekent verlost van het kruis of te wel juk en onderdrukking van granman Adrai der Matawai.

In 1887 werden de Kwinti’s (hun stam, Granman en gebied) officieel erkend door het gouvernement. In 1905 ging granman Alamoe op uitnodiging van het gouvernement naar Paramaribo voor overleg en keerde nimmer terug.

Met André Mathias 2002-2018 is na bijkans honderd jaar, het granmanschap hersteld. Maar dan weer zeer discriminerend, want de granman der Kwinti’s en de Aluku’s krijgt niet hetzelfde honorarium, emolumenten, distinctieven, aandacht en waardering van de overheid als de overige granmans. We kunnen zelfs spreken van een ‘koprokanu’/assepoester status, die doorwerkt naar de manier waarop de Kwinti-leiding en gemeenschap benaderd en behandeld wordt. Eenieder denkt te moeten bepalen voor de Kwinti’s. Van ministers tot de laagste ambtenaar en zelfs vreemdelingen.

Zijn kabinet is een officieel instituut dat als de administratie van de stam dient en officiële informatie van de stam (historische, culturele, traditionele, structuren, bestuur), onderzoekt, verzamelt, vastlegt en beheert. Het geeft ondersteuning aan het beleid van de Granman en de meest geschoolde Kwinti’s zijn hieraan verbonden.

Er was een enorme economische opleving en gemeenschapsontwikkeling vanwege de boegroemaka palm industrie in de jaren zestig en tijdens het West Suriname/Bakhuys bauxiet project. Daarna kwam de Binnenlandse oorlog die alles vernietigde. De meeste mensen vluchten toen en zijn niet terug gekeerd omdat de wederopbouw en ontwikkeling niet opgang is gekomen. Na de oorlog zijn er miljoenen Nederlandse gulden gekomen voor de wederopbouw van het binnenland. Geen cent is toegekend aan de Kwinti-gemeenschap.

In 1998 werd het grootse deel van hun leef- en woongebied tot deel van het Centraal Suriname Natuur Reservaat gemaakt. Het paradepaardje, visitekaartje en gezicht van Suriname op het gebied van milieu/natuurbeheer. De Kwinti-gemeenschap moest ook daar offers brengen door haar economische inkomsten, gezag in te leveren, zonder enige compensatie uit de vele miljoenen Amerikaanse dollars die vanwege het reservaat zijn verkregen.

Enkele bijzonderheden van de Kwinti’s:– Er is geen officiële vrede (rechtstreeks) gesloten tussen de Kwinti en het gouvernement/overheid zoals bij de Aucaners, Saramaccaners en Matawai, die zich in alle rust en vrede(veiligheid) konden ontwikkelen. Deze vredesovereenkomsten tussen het gouvernement en deze stammen was voor de Kwinti’s en overige kleine groepen een rechtstreekse vogelvrij-verklaring. Hun broeders (de vrede stammen) werden naast het gouvernement plotseling ook hun vijanden.

 

De Kwinti’s konden meedoen met de vrede en daarmee ook hun vrijheid, veiligheid en rust veiligstellen, maar dat was klaarblijkelijk voor hun geen optie, want het grotere doel was; alle Afrikanen/slaven in Suriname bevrijden, in stad, plantage en binnenland. Trouwens ze hadden nog steeds families op de plantages.– Granman Alamu is de enige leider die met granman-titel uit het bos is gekomen;– de Kwinti’s zijn de enige groep wiens woon- en leefgebied officieel is vastgesteld en toch wordt beheerd door derden.–

Eerste vrouwelijke basya is bij de Kwinti’s geweest (ma Koebi Koebi)– Kwinti’s hebben een eigen taal, stijl van drum, zang en huizenbouw, (Kwinti kansai).

Rudi Clemens

Bron: Kwinti’s toen en nu

Willem Krishnarainpersad Baldew

 

Willem Krishnarainpersad Baldew, oprichter en directeur van Le Grand Baldew N.V en Buscovery Tours Inc heengegaan.

 

Willem Baldew is op 11 april 1934 geboren aan de Willemstraat te Paramaribo, (overleden op donderdag 1 oktober 2020) uit ouders van de Brits Indische contractanten die zich hadden gevestigd te Mariënburg in Commewijne. Grootvader Jadunandan Baldew en grootmoeder Sarjoodei Raghoober vestigden zich later met hun gezin te Rust en Werk alwaar hij als koopman werkte.

 

In de jaren veertig vertrok de familie naar Albina, in tegenstelling tot velen uit de contractantengroep, die zich zouden vestigen in Saramacca en Nickerie. Grootvader Baldew begon in Albina de veerdienst tussen Albina en St Laurent en tegelijkertijd werd tussen Moengo en Albina een busdienst opgestart om het personenverkeer in goede banen te leiden.

Willem Krishnarainpersad Baldew was weduwnaar van Rosemarie Panday met wie hij 61 jaar in de echt was verbonden en laat een gezin van zes kinderen, zes kleinkinderen en een achterkleinkind achter.

In die tijd moest men om Albina te bereiken, vanuit Paramaribo met de boot vanaf SMS veersteiger aan de Waterkant vanuit de Surinamerivier via de Commewijnerivier en de Cottica, acht uren varen naar Moengo. Vanuit Moengo ging men vervolgens met de ‘houtenbus Marowijne Master’, van Le Grand Baldew naar Albina. Deze reis duurde bijkans drie uren.

De familie heeft de ontwikkeling van het Marowijne-gebied serieus ter hand genomen, toen ze zich ook in Moengo ging bezighouden met het personeelvervoer van de Suralco. Op de familie werd vanuit de leiding van Bruynzeel ook een beroep gedaan om de bosexploitatie op zich te nemen in het Pattamacca-gebied. Neef Sewnarain Baldew heeft hier een belangrijke rol in vervuld.

Bij de totstandkoming van de Oost-Westverbinding in 1964, werd een directe busverbinding tussen Paramaribo via Moengo naar Albina gestart. Met de ‘Marowijne Express’ maakte Willem Baldew een aanvang met het upgraden van het bustransport naar Marowijne. De lange tocht van 11 uren veranderde in een twee uur durende busreis naar Albina, 147 km verwijderd van Paramaribo. Deze operatie die dagelijks werd uitgevoerd zou met de Binnenlandse Oorlog in 1987 tot stilstand komen.

 

In 1975 bij de ontwikkeling van het West-Suriname project heeft Le Grand Baldew het bustransport van personeel naar dit gebied mede helpen uitvoeren. Omstreeks die tijd werd in Frans-Guyana gestart met de bouw van het ruimtevaartcentrum CNES in Kourou en samen met boezemvriend Piet Chin Ten Fungh begon Baldew de doorverbinding met Frans-Guyana.

Het toeristenvervoer tussen Suriname en Frans-Guyana kwam verder op gang en de bekende plekken als Duivelseiland en de hoofdstad Cayenne werden regelmatig aangedaan. Wekelijks werden passagiers van Air France naar de luchthaven Rochambeau, tegenwoordig Felix Eboué, vervoerd, met eindbestemming Parijs-Nederland.

Bij de uitbraak van de Binnenlandse Oorlog in 1987 kwam er een dieptepunt in de operatie Marowijne waarbij de gehele infrastructuur werd vernietigd. In 1992 bij het vredesakkoord in Kourou werd de repatriëring van 5.000 vluchtelingen door de UNHCR gestart. Le Grand Baldew heeft toen gedurende een jaar de logistieke operatie uitgevoerd.

Bij de herdemocratisering in 2000 kwam er zichtbaar meer vertrouwen vanuit het buitenland en met name het toerisme kwam in de lift. Buscovery Tours Inc. werd door Baldew opgericht om samen met Le Grand Baldew als carrier het toerisme in Suriname naar een hoger peil te brengen. Het toeristenvervoer naar en van de Johan Adolf Pengel Airport kwam met nieuwe initiatieven op een hoger peil en met luxe bussen van Le Grand Baldew werden dagelijks hotelgasten vervoerd naar en van de JAP-Airport.

Met het certificeren van de bedrijven Le Grand Baldew NV en Buscovery Tours Inc in 2010, werd een hoogtepunt bereikt dat moeten zorgen voor verdere groei en behoud van de kwaliteit van het vervoer tussen de drie Guyana’s.

In de afgelopen tien jaar heeft het bedrijf wederom als gevolg van de heersende crises, een dieptepunt bereikt. Er dienen zich thans wederom nieuwe kansen aan om in de komende vijf jaren een goede doorstart te maken.

Hospitaal op Jagtlust

[ad_1]

  Auteur: Jacob van der Burg

EEN HOSPITAAL OP JAGTLUST.
Van Kees Heesterman, die in de oorlog vaak op Jagtlust logeerde, ontving ik onlangs uit Canada onderstaande tekening. Hij schreef: “Hierbij een tekening van het hospitaal op Jagtlust, zoals ik dat zag vanaf het balkon naast de logeerkamer waar Piet en ik een paar keer onze vakantie doorbrachten.”

Hoe lang het door Kees Heesterman getekende hospitaal op Jagtlust al bestond, valt moeilijk te achterhalen. Wel is het zo dat in de kolonie, bijna vanaf de stichting, er regels waren met betrekking tot de gezondheidszorg. Dit blijkt uit een inaugurale rede op de Rijksuniversiteit in Wageningen (dd 25 februari 1949):

“In 1688 bestond te Paramaribo reeds een Landsgasthuis voor de burgerbevolking.
De verzorging van de arbeidskrachten op de plantages heeft zich van den beginne af bezig gehouden met het verstrekken van geneeskundige hulp. Een plakkaat uit 1686, waarin de verhouding van werkgever en werknemers (toen nog slaven) op de plantages geregeld werd, bevat het voorschrift dat men, bij ziekte de arbeiders goede geneeskundige hulp diende te verschaffen.”
Hierbij moet wel aangetekend te worden dat, met betrekking tot de slaven, de gezondheidszorg er vooral op gericht was geen kapitaal verloren te laten gaan. Men zag de slaven vooreerst echt nog als investering/bezit in goederen.

Toen na de afschaffing van de slavernij contractarbeiders die plaats in kwamen nemen, kwam er in Suriname de verordening van 21 januari 1879 tot stand, waarin “de geneeskundige behandeling en verpleging der omwonenden op de plantages en gronden” nader werd geregeld. Eigenaren van plantages werden verplicht een ziekenhuis op de plantage te vestigen, dit in te richten en te zorgen voor voldoende verpleging, genees- en verbandmiddelen en voeding der patienten.”

Wanneer precies het hospitaal op Jagtlust er kwam is dus niet duidelijk. Het moet er in ieder geval in 1897 al gestaan hebben, want toen verscheen een advertentie in de krant waarin een hospitaalopzichter voor Jagtlust werd gevraagd.

Veel nieuws over het hospitaal vind ik verder niet, behalve onderstaand berichtje uit 1930.
“Op één der kostgronden van Plantage Jagtlust had in de afgelopen week een droevig ongeval plaats. Een Br. Indische jongen van 9 jaar speelde met een jachtgeweer dat geladen was. Het schot ging af met het treurig gevolg dat hij de volle lading kreeg in zijn kaak die zo goed als weggeschoten werd. Hij is opgenomen in het hospitaal van plantage jagtlust door Dr. de Miranda. Zijn toestand is voor het ogenblik gunstig te noemen, doch hersteld zal hij ergerlijk verminkt wezen.”

 

Wanneer het hospitaal werd opgeheven, is ook niet duidelijk. In ieder geval voor november 1949, getuige volgend krantenartikel.
“11-11-1949. Morgen zal het Theater Jagtlust, ondergebracht in het voormalig Hospitaal geopend worden.
Bij de opening zal een dubbel programma vertoond worden, n.l. Song of Mexico en de muzikale cowboyfilm Home in Oklahoma. Zondag wordt de Hindustaanse film Doosri Shado gespeeld. Voorlopig zullen op Zaterdag, Zondag en Woensdag voorstellingen gegeven worden.”

Toekomstige bewoners van Jagtlust behoeven niet te vrezen voor hun gezondheid, want binnenkort is er een overvloed aan medische hulpkrachten op het terrein.

Jacob van der Burg.


[ad_2]
Plantage Jaglust
  Auteur: Jacob van der Burg