Waterkant Domburg

  Auteur en fotograaf: Jo Moestadja

 

Waterkant Domburg district Wanica onder grote publieke belangstelling heropend.

23 september 2019

Mooi weer met mooie Surinaamse burgers die haast elke zondag de Waterkant van Domburg aandoen. Prachtig uitzicht op de Suriname rivier met plezier (zeil)boten, Laarwijk de Warungs en playground voor kinderen en ruime parkeerplaats. De media was ruim aanwezig dus via de tv zult u sfeerimpressies denk ik kunnen volgen. Zag STVS en het Nationaal Informatie Instituut.







Tigri West Suriname

Op 19 augustus 2019 is het dat de semi-militaire post Tigri bemand door de in januari 1968 opgerichte Defensie Politie (DEFPOL) door manschappen van de Guyana Defence Force, onverhoeds werd overvallen. De post is gelegen aan de monding van de Oronoque, een zijrivier van de Boven-Corantijn (New River). Suriname beschouwt deze als hoofdbronrivier van de Corantijn, terwijl Guyana de Coeroeni-Coetari als voornaamste bronrivier aanhoudt. Dit verschil in visie heeft geleid tot een omstreden territoriale driehoek, voor Suriname het “Tigri-gebied” en voor Guyana de “New River Triangle”.

 

In mei 1966 was Brits-Guiana onafhankelijk geworden met als aanduiding “Guyana”. De regering had in die jaren prof. Van Blommenstein, de man van het stuwmeer, ook nog de opdracht verstrekt onderzoek te doen in het betreffende gebied. Arbeiders van BWKW (Bureau Waterkrachtwerken) werden naar het gebied aan de Boven-Corantijn overgevlogen en zetten daar hun werkkampen op onder andere bij de Oronoque.

 

Op zondag 10 december 1967 landde er een watervliegtuig in de omgeving van het BWKW-kamp met aan boord een zekere Julian als piloot. Deze vroeg aan de Surinamers of zij niet wisten dat zij zich op “Guyanees gebied” bevonden. Onze BWKW-ers antwoordden dat zij al jaren in dat gebied kwamen en dat het Surinaams gebied is. Julian stelde in het vooruitzicht terug te zullen komen met nog anderen. Dat gebeurde op 12 december 1967 toen het watervliegtuig weer neerstreek met vier agenten onder leiding van Lloyd Barker, Super Intendent of Police of the Interior Division of the Guyana Police Force.

Deze deelde de aanwezige Surinaamse arbeiders mede dat hij in opdracht van zijn superieuren moest toezien dat zij het gebied direct moesten verlaten. De Surinamers deelden Barker mede dat zij sowieso op 14 december naar de stad zouden vertrekken i.v.m. de jaarwisseling. Op 15 december 1967 zond hoofdopzichter Giskus het volgende radio-bericht naar Paramaribo: ‘Post Hydrologie Oronoque-monding is bezet door Guyanese politie. Kamp vol zonder incident. Sterkte 7 man. Personeel volgens vastgestelde datum teruggetrokken.”

 

Oprichting DEFPOL

Premier Pengel had generlei militaire bewegingsruimte onder de paraplu van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Nederland nam een volkomen achterover leunende houding aan. Zo verklaarde de voor het Rijksdeel Suriname verantwoordelijke minister Bakker, niet ontbloot van enige hypocrisie, in die dagen o.m.: “Suriname heeft een goede regering, die zeer goed in staat is haar eigen boontjes te doppen.

Het zou bovendien de indruk kunnen wekken alsof Den Haag de zaken in Suriname wil regelen en dat is iets waar wij in Den Haag niet van houden.” Pengel nam daarom het besluit om vrijwilligers die destijds een militaire training hadden ondergaan, op te roepen voor dienst als ‘buitengewoon-agent van politie’. De Defensie Politie (DEFPOL) werd in het leven geroepen en daarin namen ook ex-soldaten uit de in Suriname gelegerde Nederlandse troepenmacht (TRIS) dienst.

DEFPOL kwam onder de bezielende leiding van de majoor Buiten Dienst Lapré.

Sjoerd Albert Lapré (Batavia, 1 maart 1920 – Leidschendam, 3 februari 1999) was een Nederlandse kolonel titulair en activist, onderscheiden met de Militaire Willems-Orde wegens zijn optreden als KNIL-officier tijdens de politionele acties in Nederlands Indië. Later is hij als militair ook nog actief geweest op Nieuw-Guinea en in Suriname.

 

 

De DEFPOL richtte vier kampen in het betwiste gebied in. Hoofdopstelling werd het in zeer moeilijk toegankelijk gebied opgezette kamp ‘TIGRI’. Dit kamp was neergezet op een eilandje en omringd door stroomversnellingen in de Corantijn. DEFPOL bouwde dit uit tot een in alle richtingen goed verdedigbare en moeilijk te benaderen stelling. Ondergrondse opslagplaatsen en opstellingen voor zwaardere wapens maakten daarvan deel uit. Een door DEFPOL aangelegde landingsstrip werd met oliedrums gebarricadeerd om te voorkomen dat de Guyanezen daarop zouden kunnen landen.

 

Over de activiteiten bij de inrichting van de kampen schreef Alwin Grant, die zelf lid van DEFPOL is geweest, een interessant verslag in 2005; uitgegeven door Ralicon onder de titel “Tigri; Erfenis van een verraad”. Grant vertelt over de gevangenneming van een Guyanese officier met 25 manschappen die zich in de omgeving van Tigri bevonden.

Spoedig kwam vanuit het hoofdkwartier van de TRIS in Paramaribo echter de opdracht om de gevangenen onmiddellijk vrij te laten. De acties van Pengel, die in 1967 voor de tweede maal als premier was aangetreden, waren namelijk helemaal niet naar de zin van Nederland. Toen in de loop van 1968 een massale staking van onderwijzers en leraren in Suriname plaatsvond, holde de positie van Pengel snel uit.

Commandant Lapré was genoodzaakt om drie van de vier kampen wegens financiële problemen te sluiten. Alleen Tigri bleef in tact. Bovendien werd volgens Alwin Grant door het Nederlandse ministerie van Defensie “het aan Majoor Lapré verleende groot verlof ingetrokken en moest hij zich binnen een week melden bij het laatste onderdeel waar hij (in Nederland) gediend had”.

 

Lapré nam begin 1969 ontslag als Chef DEFPOL. In maart 1969 bezweek de regering-Pengel en werd vervangen door een overgangsregering onder premier A. May, voormalig Chef Directie Westelijk Halfrond van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken. Deze interim-regering moest vervroegde verkiezingen voor oktober 1969 voorbereiden en was “Tigri” voor haar geen prioriteit. Bovendien was het beleid van Den Haag erop gericht om niet betrokken te raken bij militaire acties jegens Guyana, vooral waar men al de handen vol had aan het bedwingen van de in mei 1969 op Curaçao uitgebroken staking o.l.v. “Papa” Godett. Hiermede was het politieke klimaat voor Guyana gunstig om toe te slaan.

 

Tigri wordt Jaguar

Op 19 augustus 1969 meldde de Regerings Voorlichtings Dienst Suriname (RVDS) zonder enige ophef dat er twee Guyanese vliegtuigen met manschappen op de airstrip bij het kamp “Tigri” waren geland, waarbij met automatische wapens het vuur werd geopend op de aldaar aanwezige Surinaamse manschappen, “die uit zelfverdediging terugschoten”.

In “Vrije Stem” van 23 augustus 1969 werd onder de kop ‘Terwijl Suriname slaapt, rooft Guyana’ de volgende gedetailleerde informatie over dit gebeuren verschaft: “Twee dagen voor de feitelijke rush op Tigri wist een zgn. stoottroep van de Guyanese Defense Force enige kilometers verwijderd van Tigri aan land te gaan.— ze hielden circa 100 meters van het kamp verwijderd stil en bleven zwaar gecamoufleerd het moment afwachten om hun opdracht uit te voeren.

Deze bestond uit het verwijderen van de vaten die op het hulp- vliegveld als barricade waren geplaatst. —- het een voor een weghalen van de vaten duurde een kwartier en werd gedaan door drie GDF mannen, terwijl de rest van de groep zich verdekt had opgesteld en de drie collega’s dekking gaven.

Nadat de vaten waren verwijderd. stegen drie rookkolommen op ten teken dat het oké was. Kort hierop scheerde het eerste Guyanese vliegtuig met enkele manschappen over het vrijgekomen vliegveld, terwijl er uit de ramen van het vliegtuig ‘alarm’ schoten werden gelost. Alles ging zo secuur en voor onze DEFPOL mannen “verrassend” dat zij begrijpelijk in paniek geraakten. Na even rondgecirkeld te hebben, maakte het vliegtuig een perfecte landing op het vliegveld.

Direct na de landing schoten de andere manschappen van de Defence Force uit het bos en losten uit automatische wapens enkele schoten die evenwel boven manshoogte gericht waren. Kennelijk waren de orders om alleen in het uiterste geval gericht te schieten nl, wanneer het eigen leven op het spel stond.”

Door de overrompelende aanval vluchtten de weinige aanwezige DEFPOL manschappen het bos in. Daarbij werd echter de 18-jarige Margo Van Dams door de Guyanezen gevangen genomen en triomfantelijk naar Georgetown gevlogen. “Tigri” werd omgedoopt in “Jaguar”. Met zes vluchten werden binnen twee dagen 300 soldaten met uitrusting in Jaguar aangevoerd (dWT 2 april 1970). De operatie werd uitgevoerd onder de codenaam ‘Operation Climax’.

 

Nederland verstuurde een diplomatieke protestnota naar de Guyanese regering, die daarop fijntjes reageerde met: “The Government of Guyana wishes to emphasize that the action taken by the Security Forces of Guyana was essentially of a police nature, designed to remove from what is unquestionably Guyana’s territory, Surinamers who had entered Guyana illegally.”

Met andere woorden het was een politionele actie om “illegaal” op “Guyanees gebied” vertoevende Surinamers te verwijderen. Als “illegale vreemdeling” werd Van Dams na enkele dagen dan ook teruggestuurd naar Paramaribo. Een tussen Suriname en Guyana gesloten overeenkomst in 1971 te Chaguaramas – Trinidad – om het gebied aan de Boven-Corantijn te demilitariseren, wordt door Guyana simpelweg niet nageleefd. Althans er wordt beweerd dat daar geen militairen meer zijn, maar “settlers” die natuurlijk wel geweren moeten dragen om op wild te schieten…

 

Guyanees witboek
De conflicterende visies over de grens tussen de beide toenmalige koloniën werd al in de koloniale tijd manifest. Bij nota van 7 augustus 1900 beantwoordde de Britse minister van Buitenlandse Zaken Lord Salisbury namelijk een Nederlands nota over de grens waarin onomwonden het volgende werd duidelijk gemaakt: “Even assuming, however, that a prima facie case for reconsideration of part of the boundary were hereafter to be made out, Her Britannic Majesty’s government would contend that, as a matter international convenience and courtesy, a definite and always easily ascertainable boundary, which has been accepted in good faith by both parties, published to the world for fifty seven years, and in no way challenged during that time should not be upset by geographical discoveries made long subsequent to the original adoption of the boundary and by theories so uncertain as those which are held to determine the true source of the river.”

 

In 1965 had de eerste Regering-Pengel (1963-1967) de claim van Suriname op de betwiste driehoek geformaliseerd door een resolutie te lanceren waarin werd bekendgemaakt dat de New River voortaan als “Boven-Corantijn” zou worden aangeduid, “omdat de naam New River waarmee dat deel van de rivier wordt aangeduid niet goed aansluit bij de feitelijke situatie, de plaatselijke gebruiken en de geografische realiteit.” Kort na Guyana`s onafhankelijkheid gaf de Surinaamse regering in 1967 een verklaring uit, waarin onder meer werd gesteld :“It has been a point of contention and it still is, which is the continuation`of the Corentyne: the Upper Corentyne ( New River) or the Curuni River. The British, advancing historical arguments, claim that the Curuni is the continuation(–) Not history but nature determines “the source” (Preiswerk 1970:808).

Volledig in lijn met de eerdere Britse stellingname gaf de regering van Guyana in februari 1968 een als “whitepaper” te beschouwen publicatie uit met als eindconclusie: “By every token of history, custom, usage, prescription and recognition, indeed by every relevant criterion of international law, Guyana´s title to the New River Triangle is unassailable”.

Beide partijen lijken gevangen in vastgeroeste standpunten. Voorwaar geen makkelijke taak voor de wederzijdse grenscommissies!

 

Evert G. Gonesh in Starnieuws van 19 augustus 2019

 

 

  Zie ook westgrens Suriname

 

 

Toevertrouwde panden

Onze nationale hoofdstad; vier eeuwen Paramaribo in 1963 dat je met eerbied moet omgaan met het bezit uit het verleden. Hij heeft het over “toevertrouwde panden” en daarin ligt een dwingende opdracht. Iets wat je wordt toevertrouwd, moet je met de uiterste zorg omgeven. De stad is een familiebezit.

 

kleinemonument

What is in a name

Omgekeerde namen (ook wel anagrammen genoemd) komen regelmatig voor in Suriname.

 

Johannes Jacobus Ekniv bijvoorbeeld is het kind van de Europeaan Vincke en de zwarte vrouw Catharina – zijn achternaam is de omgekeerde achternaam van zijn vader. en kind krijgt zo’n naam wanneer de vader het niet wil erkennen door het zijn achternaam te geven, maar er ook niet helemaal afstand van wil nemen.

 

Dan geeft hij zijn naam als anagram waardoor de vader toch herkenbaar is. Vaak wordt gedacht dat dit iets typisch Surinaams is. Dit is echter niet zo. Ook in Nederlands-Indië komt dit verschijnsel voor.

 

Een bekend voorbeeld uit Indië is de naam Rhemrev, waarin de naam Vermehr valt te herkennen. Een bekende Surinaamse naam die in dit rijtje valt is de naam Essed, afgeleid van de naam Dessé. Maar er zijn meerdere voorbeelden te noemen, zoals Tdlohreg (Gerholdt) of Atiuqsem (Mesquita).

 

Meestal worden deze namen (voor 1832) bij de doop gegeven, maar ze komen ook voor als manumissienaam. Wie namen als Nelom (molen), Rebo (ober), Netto (Otten) Reemnet (Ten Meer), Madretsma (Amsterdam) en Grebnijw (Wijnberg) omdraait herkent opeens het Nederlandse basiswoord.  

Als je slaaf was had je wel een roepnaam maar geen achternaam. Bij de algemene vrijlating in 1863 (de emancipatie) kregen de ex-slaven een achternaam en vaak een extra voornaam toegewezen door hun ex-eigenaren. Er waren maar weinig regels waar de toe te wijzen namen aan moesten voldoen, een daarvan was dat het niet toegestaan was om een bestaande Nederlandse achternaam toe te wijzen. Niet Nederlandse achternamen mochten wel vrij vergeven worden.

 

In het toewijzen van namen was men verder eigenlijk dus volkomen vrij. De fantasie had vrij spel en daaruit kwamen veel mooie, bijzondere namen voort. Zo vergaf men aan de slaven van de houtgrond plantage Berlijn, in 1863 namen van verschillende houtsoorten, zoals Ceder, Bijlhout, Groenhart, Purperhart, Kaneelhart, Letterboom, Locus. De plantage La Prospérité gaf aan de ge.wezen slaven geslachtsnamen welke met een P begonnen, zoals Piet, Pengel, Pinas, Peroti, Pierau, Pocornie enz. Dat er in de voorbij gegane eeuwen onderlinge bloedverwantschappen waren ontstaan tussen slaven en meesters is niet verwonderlijk.

 

Als men de (bloed)verwantschap in de naam wilde laten doorklinken, dan moest dat met een omweg. Een Nederlandse naam toewijzen mocht immers niet. Een van de omwegen was de methode was om voor een familienaam het woord “van” te plaatsen. Een slaaf bv. van de familie Eijma kreeg bij de emancipatie de naam “van” Eijma ., op deze manier zijn een groot aantal oude Nederlandse familienamen in Suriname blijven voortbestaan. Ander methoden om (bloed)verwantschap aan te geven waren: De omgekeerde namen, voorbeelden hiervan zijn de bekende Surinaamse namen, Essed (Dessé), Reyaard (Draayer), Nemelc (Plantage Saxen was in het bezit van J.G. Clemen), Yvel (Levy), Semil (Limes), Rellum (Muller), Yssan (Nassy), etc.

 

De namen met letteromzetting, voorbeelden hiervan zijn Buillab-Ballub, De Vries-Served, Einaar-Raanei, Akkerman-Namrekken, Limes-Liems, Leurs-Sleur. De namen met lettergreepverwisseling, Monsanto-Montesan, DaSilva-Vasilda, Slengaarde-Gardeslen, De Vries-Vriesde. Wilkens-Kenswil, Treurniet-Nietreuren De afgekapte namen, Dragten-Dragt, Labadie-Labad, Fernandes-Fernan, Louzada-Lous, Lionarons-Lionaar, Sevenoaks-Venoaks, Arrias-Rias, Westfalen-Westfa.

De namen met toegevoegde letters(s), Einaar-Beinaar. De namen, waarin letters zijn weggelaten, Coutinho-Cotino, Fernandes-Ernandes, Fonseca-Vonska, Monsanto-Osanto, Na-har-Naar, Sanches-Anches, Pinas-Pina, Polak-Plak, Samuels-Anuels, Samson-van Amson. De namen met de verwisselde letters R en L, L en N, G en K. , voorbeelden Robles-Lobles, Lelyveld-Relyveld, Lyon-Nyon.

Wereldtentoonstelling 1883

De jongen op deze foto is Johannes Kodjo uit Suriname, tentoongesteld op het museumplein in Amsterdam. Samen met andere landgenoten maakte hij deel uit van een groep levende objecten op de Internationale Koloniale en Handelstentoonstelling, die in de zomer van 1883 in Amsterdam werd gehouden.

Het Surinaams Koloniaal nieuws-en advertentieblad meldt hierover op 6 april 1883 het volgende.

“Gisteren zijn per fransche boot onder leiding van den heer Mackintosh vertrokken naar de tentoonstelling te Amsterdam: 4 Boschnegers, 13 Indianen, 2 Hindoes en 9 Creolen, zoo vrouwen als mannen. Zij zullen op het tentoonstellingsterrein zoveel mogelijk de levenswijze voeren, zoals zij het hier in de tropen gewoon waren; tot dat doel zijn tenten, hutten en allerlei eigenaardige zaken medegenomen.”

Dergelijke “Wereldtentoonstellingen” waren niet ongebruikelijk in de loop van de 19e eeuw. Met name Europese landen poogden hun macht verder uit te breiden over de rest van de wereld. Dit toenemend imperialisme ging hand in hand met een opkomend nationalisme dat een soort superioriteitsgevoel aanwakkerde in Europa. De koloniën werden ingezet als middel om het succes van het eigen land te laten zien. Vanuit de koloniën werden inheemse inwoners met hun hele hebben houwen naar Europa gehaald. Vervolgens werden zij in nagebouwde dorpen achter hekken gepresenteerd aan het Europese publiek.

Zo lieten de koloniserende landen het contrast zien tussen; orde en chaos, licht en donker; beschaving en barbaren.

In Europa ontmoetten deze tentoonstellingen weinig weerstand en ook in de Surinaamse pers zoekt men vergeefs naar vraagtekens bij deze gang van zaken. Van de eerder gememoreerde groep “inboorlingen” werd slechts vermeld dat ze veilig in Nederland aangekomen waren. En na afloop kon men in de krant lezen dat “nagenoeg de gehele collectie van in Suriname bijeengebrachte voorwerpen, te Amsterdam bij de inboorlingen in gebruik geweest geschonken werd aan ‘s Rijks Ethnografisch Museum”.

Of de inboorlingen zelf weer veilig aangekomen waren in Suriname werd niet vermeld.

Later werd duidelijk dat het verblijf in Amsterdam verre van ideaal was geweest.
Het was nat en koud in Nederland en ver van huis sloeg de verveling toe. Overdag verbleef men in een soort rotonde en konden toeschouwers achter een hek de Surinamers bekijken alsof het dieren in een dierentuin betrof. Ten behoeve van een speciaal boek over de tentoonstelling werden ze allen gefotografeerd en uitvoerig gemeten alsof het een nieuw ontdekte diersoort betrof.
Sommige mensen vinden het overbodig dit soort verhalen naar boven te halen, omdat de koloniale tijd al zo ver achter ons ligt.

In 2017 schreef Abraham de Swaan in weekblad De Groene Amsterdammer naar aanleiding van een expositie over slavernij in het Tropenmuseum:

“Het gaat vooral over de nasleep van de slavernij die nu al anderhalve eeuw duurt, die ook nu en hier doorgaat als stiekeme discriminatie, tersluikse uitsluiting en telkens, telkens weer neerbuigende geringschatting. Wie daar het mikpunt van was of nog steeds is, kan zijn schouders ophalen en proberen het te negeren, of proberen met snijdende toon of superieure kennis de boventoon te voeren. Maar het blijft een strijd in de leegte, want de ander probeert altijd weer in het morele niets te verdwijnen: “Ik, discrimineren? Wat zijn jullie toch lichtgeraakt”.

Dat dit ook geldt voor de misstanden gedurende de periode van contractarbeid moge duidelijk zijn.

(Bronnen o.a. : Ketens en banden, Suriname en Nederland sinds 1600, uitgave Rijksmuseum; Tentoonstelling “ Heden van het slavernijverleden”, in het Tropenmuseum; Zending op de Wereldtentoonstelling, bachelorscriptie 2018, Claartje America.)

 

  Auteur: Jacob van der Burg

Turbinestoomschip Goslar

Goslar, een groot aandenken aan de oorlog.

De Goslar is en Duits vrachtschip dat eind 1937, vlak voor het uitbreken van de oorlog met een lading kolen in Philadelfia lag, en van de rederij opdracht had gkregen om een neutrale haven op te zoeken.
Na enige omzwevingen kwam het schip met Duitse officieren en verder Chiinnese bemanningsledeni in de Surinamerivier, tegenover het hoofdbureau van politie voor anker te liggen.
Het heeft daar een paar jaar gelegen en de Duitse bemanning heeft intussen vriendschappen met de inwoners van Parimaribo opgedaan.
Dat Nederland bij de oorlog betrokken zou kunnen worden werd in die jaren als uitgesloten gezien.

Toen op tien mei 1940, de oorlog zich toch tot Nederland uitbreidde, was de kolonie Suriname voor de bemanning ook vijandelijk gebied geworden, en werden de Duitsers in de buurt van Flevodorp, tezamen met gearresteerde NSB-ers in een schoolgebouw gevangen gezet. (De chinezen waren al veel eerder met een Italiaans schip naar huis gebracht)

Bij de overname van het schip door de koloniale autoriteiten bleek het schip door de benanniung al geprepareed te zijn om het snel tot zinken te kunnen brengen. (“Ich habe meine Pflicht getan” verklaarde kapitein, in het ruim werd een klep geopend en het schip kwam op zijn zij op een zandbank te liggen.
Nu, tachtig jaar later ligt het nog steeds als een zwart eiland op dezelfde plaats.

Er zijn al meedere keren plannen gemaakt om het wrak, dat als een hindernis voor de haven van Paramaribo ligt te bergen, maar in de beine tachtig jaar dat het daar ligt is er nog steeds niet van gekomen.
Een aandenken aan de oorlog en één van de bezienwaardigheden van Paramaribo, duidelijk zocht baar vanaf Fort Zeelandia en ook vanaf de top van de vijftig meter hoge brug over de Rivier…

Bron: Sranan Fosten

FR

Typische surinaamse woorden

 

Typische Surinaamse woorden en uitdrukkingen.

Bakkeljauw – Gezouten kabeljauw.

Bakken  –   Ik ben gebakt, niet slagen voor een test of examen. Afgewezen.

Baksen – Vuistslag of pakslaag geven.

Bamihaar – Stijl, sluik haar.

Bloot perceel of erf – Kale of of braakliggende grond.

Bokken, (een bok krijgen) – Uitbrander, afsnauwen, een standje krijgen.

Boren – Illegaal toegang verschaffen. Kortere niet officiel weg.

Buitenvrouw –   Maitresse of ook wel de vaste vrouw van de man naast zijn echtgenote.

Bullebak maken – Gekke bekken maken, tong uitsteken, iemand uitlachen.

Dievenijzer – Metalen rooster voor de ramen en of deuren, om dieven buiten te houden. In Suriname staan de ramen vanwege de hitte vaak open. Om diefstal tegen te gaan.

Dieken – Je diekt, je zeurt, dingen die niet aangaan.

Djakken – Plat voor woord voor neuken, krikken. Van het engels woord jack = autokrik.

Dokken – verschuilen, onzichtbaar maken voor iemand.

Fietjebal – Is een tafelvoetbal(spel).

Flitten   – Spreken met speeksel, spreken met consumptie.

Gespierd – een groot mannelijk geslachtsdeel hebben.

Handruiker – Klein handzaam bosje bloemen of ook wel bruidsboeket.

Hanepoten en mensenbenen schrijven – onleesbaar gekrabbel schrijven.

Hangmateren –  Lekker relaxen in een hangmat.

Hemd – Overhemd met lange mouwen.

In-de-bil –    Aanduiding voor een string, een kleine damesonderbroek.

Kraken – Aanmoedigen, toejuichen.

Kostgrond – Is een stukje land (in het binnenland) waarop rijst groente en fruit worden geplant. Voor eigen gebruik of mededorpelingen.

Kweekje – Een pleegkind. Om de ouders te ontlasten, of om een oudere oom of tante die slecht ter been zijn te helpen, wordt vaak een familielid in huis genomen, die dan gekweekt wordt. Dit kan tijdelijk zijn, maar de inwoning kan ook ook permanent zijn, zonder officiele adoptie.

Makaperi – een sieraad bestaande uit een hol bolletje van goud dat gebruikt kan worden als hanger.

Manja – Mango vrucht.

Mannenfles –   Flesje met potentieverhogende gedroogde kruiden en plantdelen Mocht je nog wat last hebben van erectie problemen Zit vaak, maar niet altijd de liaan dobruduwa in. Een vrouwenverkrachter in het binnenland werd vroeger gestraft met een hoge dosis dobruduwa. Hier liep hij vaak enkele dagenlang met een erctie rond.

Mooi oogje maken – iemand lief aankijken.

Ontdooien – Acclimatiseren als je vanuit een koud kikkerland komt, zoals Nederland.

Okseltruitje – T shirt of bloesje zonder mouwen.

Ongek – Normaal en dus niet gestoord.

Pinaren – Geen geld hebben. Arm zijn en moeilijk kunnen rondkomen.

Pieren – Tanden pieren, extra laten zien. Sarcastisch bedoelt.

Porknokker (poknokker) – zelfstandige goudzoeker. Als onderhuurder werkzaam op de consessie van een onderneming.

Singlet – onderhemd zonder mouwen.

Schaafijs – ijsplinters of geschaafd ijs met stroop.

Schoenen uitlopen – Nieuwe schoenen inlopen.

Schijnen – verkering willen hebben met iemand.

Schuren – Op de danvloer geslachtsdelen tegen elkaar wrijven.

Schuurmachien – Door afgewezen mannen gebruikt scheldwoord voor een lesbienne

Sodawater – water met prik, gazeuse water.

Soft – Frisdrank.

Spieren – een erectie hebben. Stijf gezwollen penis.

Sprietje – Limonade rietje .

Surviven – Overleven, minimale levensomstandigheden.

Tandenschuier – tandenborstel

Tjappen – Gebruik van een tuinhak met recht blad. Hiermee wordt de grond om gewoeld.

Trekkoffie – Filterkoffie, gemalen koffiebonen.

Trens – Sloot.

Zetten – Iets neerleggen of iets in iets plaatsen.

Zwager – Schoonbroer.

Zwageres – Schoonzuster.

Zwamp – Drassig stuk land. Dat voor grote delen constant onder water staat.

 

 

Het Surinaams-Nederlands heeft typische woorden.

Sranan leren

 

 

 

 

 

Verjari oso

Uit de rechtzaal – Verjari oso

Heden staat voor het gerecht Emile, die over een verjarihoso heen in de zaal der beklaagden is terecht gekomen. We zullen eerst de voorgeschiedenis vertellen.

Lezer, ik noodig U uit met mij mede te gaan naar een verjaringspartij. U hoeft geen bezwaren te maken, ge zult er even welkom zijn als ieder andere en niet voor boromantooltip aangezien worden. Trek maar geen balschoenen aan, doe geen pompeia op den zakdoek en cosmetique op het hoofd, het is onnoodig. Ditmaal zult U tevergeefs zoeken naar de brassband van Wadell en de schoonen die zich met hart en voeten wijden aan den dans. De jubilaresse is niet de hedendaagsche wereldbeschouwing toegedaan en viert hare verjaring op meer plechtige wijze met gebed en gezang.

Als we het huis binnentreden valt ons op de stemmige kleederdracht. Geen laag uitgesneden blouses en voetvrije rokken, maar stijfgestreken kottojaki’s en op het hoofd de kunstig geplooide hoofddoek met pluche erom. De gasten hebben allen een takje tafelgroen in handen, terwijl op de tafel het licht flikkert van wel twintig in een bordgeplaatste kaarsstompjes, door de gasten aangestoken bij het binnentreden met wiegelende bovenlijf onder het zingen van de woorden :

“Brandt ieders lamp, maakt spoed,
Gaat uit hem tegemoet,
Zingt hosanna.”

De jubilaresse zelf zit in het midden van de achtermuur in een versierden stoel, met een waaier in de rechterhand. Van tijd tot tot wuift ze zich koelte toe met den waaier, bij welke gelegenheid het getjingel van wel tien armbanden waaraan zilveren muntje hangen zich mengt met de lonen der liederen.

Want U zult gesnapt hebben, dat het eenig nummer van het program is zang en drank. En de eenige afwisseling bestaat in de soorten der liederen. Bovenaan staan de kerkgezangen. Deze worden een uur lang gezongen, waarna men besluit met het slotzang, die staande gezongen wordt. Nu treedt de pauze in waarbij den gasten de gelegenheid wordt gegeven hunne heilwensch te brengen aan de jubilaresse. Dit is dan misschien wel het vermakelijkste deel van den avond.
Een voor een treden de gasten naar voren om te feliciteeren.

Alle goede eigenschappen van de jarige, breed uitgemeten, worden opgesomd en alle mogelijke en onmogelijke wenschen uitgesproken en bezegeld met een toepasselijk lied. Sommigen, die zich niet krachtig genoeg gevoelen om een wensch “á vu” uit te spreken, dreunen dan een tekst uit den bijbel voor. Als ieder een beurt gehad heeft, wordt de karaf rondgediend met ponsoe (een soort punch) en dan pas begint de pret. Had het gezelschip tot nu toe iets stijfs gedwongen, thans is de omgang vrijer; men voert vrij gesprekken onder elkaar, tapt aardige moppen en uit de karaf. Tot nu toe was de leiding in handen van een “voorzitter”, die naast de tafel zat met een gezangboek voor zich, waaruit hij voorlas, thans is een ieder vrij een eigen lied aan te heffen, hetgeen soms om strijd gaat. En na een bepaald aantal liederen keert telkens als refrein waaraan allen meedoen terug :

“Efi joe wani da prisirie waka naga reti,
Dan joe moe tjari da karoefoe kom”

De jarige vat dien wenk gunstig op en met een vriendelijken lach verdwijnt ze naar het buffet om weldra terug te keeren met een nieuw gevulde karaf.

Wanneer men meent, dat het onthaal gul geweest is, doch dat men toch nog een slokje lust wordt in.koor aangeheven:

“Efi a dè miki a kom
Efi a no dé meki a tan”

Onder de gasten.die zich meer bepaalden tot het aanheffen van het refrein behoorde Emile. Of. het de melodie van dit lied was waarvan hij zooveel hield, of wel de uitwerking die dit telkens op de gastvrouw had, we weten het niet, maar hij repeteerde het zoo dikwijls en ieder keer met zooveel verandering van stemkleur dat ‘t ten slotte zelfs aan de ooren, die toch aan allerlei toonaarden gewend zijn, begon te hinderen. En zijn gedragingen werden ongemanierd en vrijpostig zoo’ dat de jarige – hoe zeer ‘t haar ook griefde – zich toch gedwongen zag hem de verdere gastvrijheid voor dien avond op te zeggen.

Met een verachtelijke: “go to …” beantwoordde Emile de woorden van de gastvrouw en verdween waggelend door dezelfde deur, die hij een paar uurtjes geleden zoo deftig binnenstapte, terwijl het rochelend nog uit zijn keel kwam:

“Baby, don’t tell me lie
I drink my rum and stick any one
Baby don’t tell me lie”

De overige gasten vonden:dat het allerminst te pas komen van Emile; ze deden hun uiterst best de jarige weer in de goede stemming te krijgen, maar de plooi kon niet zoo dadelijk verdwijnen van haar gelaat, totdat een der gasten voorstelde, om aan te heffen:

“Dem forester soema moese libi leki wan
No wan woega woega
No wan mandi mandi
No wan kosi kosi
Moesoe de nanga dem”.

Dit werkte beter, zoo zelfs dat zij midden van het lied inviel en meezong. Toch kon zij niet nalaten na ‘t uitzingen ervan toch even terug te keeren tot het geval om dan eindelijk voorgoed er van af te stappen met den heilwensch voor Emile:

“Meki a waka, a sa feni hem.

Als de talrijke wenschen aan het adres van de jubilaresse uitgesproken zoo gauw in vervulling waren gekomen, als deze die zij Emile nazond, zal zij het gelukkigste schepsel op aarde worden. Want nauwelijks was Emile het huis uitgegaan of zijn vrienden Herman en Johannes, die ook van de partij waren, waren hem gevolgd en hadden hem spoedig ingehaald. Arm in arm liep het drietal over straat telkens twee passen voor en een pas achterwaarts, als de Mekkapelgrims. Zij hadden het gezelschap verlaten, maar de zanglust zat er nog in. Het eene deuntje volgde na het andere. Emile was niet goed klaar met:

“Na zestien April,
Mi boto lai . . .”

of Herman viel in met:

“Doksi taki,
Commewijne de kom
Mi ma boto de kom . . .”

Plotseling zien ze een zwarte gedaante voor hunne oogen flikkeren, die hen in bevelende termen verzoekt op te houden met het lawaai op straat. Het was een bewaker van onze goede en rustige stad. Hun lied stoorde de burgers en de agenten in hun rust. De jongens bleven stil. Maar op geen tien passen afstand van den diender klonk het opeens :

“Agenten zijn helden van de kouwe grond.
Zijn twee jongens aan het vechten,
Tien man om de zaak te slechten,
Maar vechten Sjouwers of matrozen.
Dan wordt het hazenpad ge kozen.”

De agent begreep dat het drietal hem te kort wilde doen in zijn plichtsbetrachting, keerde terug en gekrenkt gelaste hij de kerels nu op te houden. lnplaats van op te houden kreeg hij van ze tot antwoord:

“Do you keep your bloody mouth.”

Ze begrepen dat de agent dit niet ongestraft zou laten, bleven niet daarop wachten maar gingen zelf tot den aanval over Johannis vatte hem bij de schouders en bracht hem twee kopstooten (boekoe) toe. De arme man trachtte zich te weren en trok zijn sabel, maar Herman en Emile kwamen hun kameraad te hulp en met hun drieën vielen zij den drager van het heilige gezag aan.

Tot zijn geluk kwam er spoedig hulp opdagen in den vorm van een brigadier, die echter dadelijk buiten gevecht gesteld werd door eenige stooten van Johannis, waardoor hem nog eenige …..den als een pijpesteel door het keelgat vloog.

Er waren meer leden van het dappere korps noodig om de veldslag te winnen. Eindelijk was hun getal zoover aangegroeid dat ze de jongens in knevel konden slaan en naar het bureau van politie brengen.

Dit is de geschiedenis van Emile, die begonnen is op een verjaringspartij met het zingen van „Zingt Hosanna” en heden eindigt in de rechtzaal met 15 gulden boete of 6 dagen gevangenisstraf.

Johannes krijgt 2 x 2,50 gulden boete (wegens het verwekken van burengerucht en 3 maanden openbare tewerkstelling (wegens mishandeling) en Herman eveneens 15 gulden boete.

Vee-tentoonstelling op Plantage Jagtlust

Vee-tentoonstelling op Plantage Jagtlust

Afbeelding kan het volgende bevatten: 5 mensen, zittende mensenVia het Surinaams Museum vond ik op internet bijgaande foto, met als titel “Opening vee-tentoonstelling op Plantage Jagtlust”.
De foto is gemaakt door Augusta Curiel (1873-1937).

Samen met haar zuster Anna legde ze in het begin van de 20e eeuw het leven in Suriname vast. Augusta nam de foto’s en Anna was haar assistente. Anna heeft nog geprobeerd na de dood van Augusta de zaak voort te zetten, maar dit werd geen succes. Vlak voor haar dood (1958) schonk Anna een groot aantal glasnegatieven aan het Surinaams Museum.

In 2005 ontdekte de curator van het Tropenmuseum de ruim 500 glasnegatieven in het depot van het Surinaams Museum in Fort Zeelandia.

Wanneer deze foto precies is gemaakt is niet duidelijk. Ook verdere gegevens over de tentoonstelling op Jagtlust zijn niet terug te vinden.

We moeten het doen met het onderschrift, waarin de namen staan van afgebeelde personen, waaronder de leden van de tentoonstellingscommissie en de jury. De derde persoon (zittend) van links wordt omschreven als Ella Talmer, maar ik ben er zeker van dat bedoeld wordt Ella Folmer. Zij was de vrouw van plantagedirecteur Tiddo Folmer.

Toen de Folmers na de tweede wereldoorlog naar Nederland terugkeerden maakten hun verhalen mij als kind al nieuwsgierig naar Suriname. De overige dames en heren van commissie en jury worden ook met name genoemd. De Javaan op de voorgrond heeft geen naam, hoewel hij eigenlijk de hoofdpersoon was, omdat hij een gouden medaille won voor zijn inzending.

En bijna helemaal rechts (staand) zien we de persoon die een zilveren medaille won. Ook hij heeft geen naam en wordt aangeduid als een koelie dominee van Jagtlust.

Waarschijnlijk mochten ze al blij zijn met dit hoge gezelschap op de foto te mogen!

 

 

  Auteur: Jacob van der Burg

Weers verwachting

De korte termijn weersverwachting voor Paramaribo toont wat voor weer het vandaag en morgen wordt. Je kunt de weersvoorspelling per uur bekijken of per dagdeel (ochtend, middag, avond, nacht).