Categorie: Wiki Sranan 3
Wiki Sranan 2
W. Boekhoudt
[ad_1]
[ad_2]
Plantage Jaglust
Auteur: Jacob van der Burg
Busidagu – boshond
[ad_1]
De Surinaamse boshond.
[fb_vid id=”943295556079348″]
[ad_2]
Paramaribo,Toen en Nu B
Cheryll van Leewaarde
Louise de Montel
Surinamers in het verzet : Louise de Montel
NIet alleen Jacobes Christiaan van de Montel was met de Bond van Surinaamse arbeiders in Nederland actief in het Nederlandse verzet. Datzelfde gold voor zijn in Suriname geboren -destijds nog jonge- dochter Louise de Montel.
In de Ruyschstraat, op nummer 60-3, woonde bij het uitbreken van de oorlog het gezin De Montel-Boeken. Vader Christiaan de Montel was in 1903 in Suriname geboren, moeder Hendrika Boeken werd geboren op 28 november 1905 in Amsterdam.
Het echtpaar kreeg twee kinderen. Eén van de twee kinderen was Louise de Montel; zij werd in 1926 in Suriname geboren.
Het was een bijzonder gezin. Vader was Surinaams, moeder was Joods en voor de oorlog trokken ze naar Amsterdam.
In Amsterdam werden ze actief tegen het fascisme. Dit deden ze binnen de Bond van Surinaamse Arbeiders in Nederland. Ook toen de oorlog uitbrak ging het gezin De Montel door met het verzet en helpt Joden onderduiken. Dat was niet zonder gevaar; de “zwarthemden” kwamen in de beginjaren van de oorlog al eens om vader te arresteren maar moeder Louise grijpt een zwarthemd en smijt hem het huis uit. Uiteindelijk wordt door verraad Chris op 3 maart 1943 gearresteerd. Hij kwam terecht in Vught en Sachsenhausen. Moeder, de twee dochters en een nichtje, Henriëtte, werden op 12 juli 1943 gearresteerd. Moeder Hendrika overleeft de oorlog niet en werd vermoord in Auschwitz op 31 januari 1944, net zoals haar vader Mozes Boeken (5 maart 1884 – 14 september 1942) en moeder Debora Vogel (3 juni 1879 – 14 september 1942), drie ooms, drie tantes, twee nichtjes waaronder Henriëtte en twee neefjes.
Louise kwam terecht in Vught, Westerbork en Bergen-Belsen en overleefde de oorlog, net zoals haar vader Chris en haar zus Debora.
Louise valt in Vught op. Ze blijft er zingen en krijgt er de bijnaam “de Vughtse nachtegaal”. Haar “Ave Maria” wordt vermaard. Het zingen is voor haar een vlucht uit de gekte van het kamp. In de beginperiode dat ze in Vught zit is er ook een orkest en zijn er uitvoeringen. Ze ontmoette in 1943 in het washok in het kamp Coen Affolter en werd verliefd op hem. De liefde bloeit in het kamp op.
In januari 1944 komen de gevangenen in Vught erachter dat een van de Duitse vrouwen die er gevangen zit informatie aan de Duitse kampleiding doorgeeft om zo eerder vrij te komen. De andere vrouwen in haar barak, 23b, waarschuwen haar om daarmee te stoppen en knippen na een laatste waarschuwing haar haren af. De leidster van de barak wordt hiervoor opgesloten in de bunker, de kampgevangenis. Negentig vrouwen protesteren hiertegen en zetten hun naam en kampnummer op een lijst.
Twee dagen later, op 15 januari, worden deze 90 vrouwen naar de bunker gebracht en kampcommandant Grünewald laat als vergelding zoveel mogelijk vrouwen opsluiten in de 9 m2 grote cel 115. Met geweld worden er 74 vrouwen in deze cel opgesloten, het licht wordt uitgedaan en de vrouwen worden in paniek achtergelaten. Vrouwen raken bewusteloos door gebrek aan zuurstof. Als na 14 uur de deur weer opengaat blijken 10 vrouwen het niet overleefd te hebben. Dit drama, later bekend als “het bunkerdrama”, raakt snel bekend en wordt in verschillende verzetskranten beschreven. De bezetter is daar niet blij mee, Grünewald wordt ontslagen en naar het front gestuurd waar hij sneuvelt.
Louise overleeft het bunkerdrama door positief te blijven en haar gedachten te blijven richten op andere zaken dan de situatie waarin ze verkeerde. Snel na het drama moet ze uit Vught weg. Coen blijft achter in Vught en overleeft de oorlog.
Louise gaat naar Westerbork en Bergen-Belsen en overleeft eveneens de oorlog. Louise en Coen lopen elkaar na de oorlog tegen het lijf in het Sarphatipark in Amsterdam en trouwen in 1949.
Louise begint een zangcarrière en is daarin succesvol. Ze zingt bij verschillende gezelschappen, waaronder bij Willy Walden en Toon Hermans. Louise overleed in 1993 en is op Zorgvlied begraven.
Bron: joodsamsterdam nl
Operatie Gwamba II
Operatie Gwamba II
Ter voorbereiding op de aanleg van het stuwmeer werden in Suriname voor de bewoners transmigratiedorpen aangelegd, zoals Nieuw-Koffiekamp. Onder leiding van de Amerikaan John Walsh werden bij Operatie Gwamba in 1965 tevens zo’n 9700 dieren van een verdrinkings. of hongersdood gered.
De uit Boston afkomstige bioloog Walsh, in Suriname aangeduid als “Vader Noach”, was werkzaam voor de International Society for the protection of animals en deed zijn werk in samenwerking met de Surinaamse overheid. Walsh werd gedurende anderhalf jaar bijgestaan door de lokale deskundige Wimpie, Willem Aniset Pansa, de Nederlander Rob de Bruin, en zo’n honderd lokale bewoners. Hij was over hun werk zo tevreden dat hij ze in 1968 benaderde voor een soortgelijk project in Venezuela.
Ter financiering van operatie Gwamba was door de Amerikanen 100.000 dollar beschikbaar gesteld en er werd in 1964 aanvullend in het gehele Koninkrijk gecollecteerd door de dierenbescherming. Voorzitter Jan Michels van de Surinaamse dierenbescherming hield tot in Nederland hiervoor voorlichtingslezingen. Onder de geredde dieren behoorden jaguars, luiaards, herten en apen. De actie werd in september 1965 met een bezoek vereerd van Koningin Juliana en Prins Bernhard, die destijds voorzitter was van het WWF.
Het voor de operatie gebruikte gebouw werd later aangeduid als Gebouw Ex-Gwamba, of Oud Gwamba gebouw, Industrieweg nummer 1. Ter plekke werd o.a. de landbouwmarkt afgekort als “Laboma” gehouden. Aan de operatie is aandacht besteed door het bekende blad “Life”. Over de operatie is destijds ook een boek uitgebracht met de titel “De tijd is kort en het water wast”, dat is geschreven door John Walsh en Robert Ganon. Van operatie Gwamba is ook beeldmateriaal beschikbaar.
Auteur: Nico Eigenhuis
Operatie Gwamba
Operatie Gwamba
Operatie Gwamba was een reactie op de constructie van de Afobaka Dam in Suriname. De aanleg van deze dam zorgde voor een snelle stijging van het waterpeil. Hierdoor overstroomden uiteindelijk hele eilanden en ongeveer negenhonderd vierkante kilometer tropisch regenwoud. De lokale mensen konden evacueren, maar de dieren werden achtergelaten en verkeerden in direct gevaar. De Surinaamse regering nam contact op met World Animal Protection (toen nog International Society for the Protection of Animals) en John Walsh kwam in actie.
Walsh stelde lokale teams samen om te helpen met de reddingen en ging aan het werk: hij bepaalde de meest lastige obstakels en bedacht strategieën om deze te overwinnen. World Animal Protection riep ook de hulp in bij de supporters thuis, namelijk om nylon kousen te sturen. Deze gebruikten Walsh en zijn team om de benen van de dieren samen te binden om te voorkomen dat de dieren zichzelf verwondden.
Walsh was ongeveer achttien maanden in Suriname en redde bijna tienduizend dieren, waaronder apen, gordeldieren, schildpadden, luiaards, miereneters, opossums en tientallen andere soorten dieren.
John Walsh werkte 45 jaar voor World Animal Protection en heeft zijn hele carrière besteed aan het helpen van dieren. Hij waadde door overstromingsgebieden en trok door oorlogsgebieden; als voormalig directeur Internationale Projects en was hij daar waar hij kon om een eind te maken aan dierenleed.