Grondwet van de Republiek Suriname
HOOFDSTUK XV
DE JUSTITIE
EERSTE AFDELING
ALGEMEEN
Artikel 131
1. Er wordt in Suriname recht gesproken in naam van de Republiek.
2. Geen feit is strafbaar dan op grond van een daaraan voorafgaande wettelijke
bepaling.
3. Elke inmenging inzake de opsporing en de vervolging en in zaken bij de
rechter aanhangig, is verboden.
Artikel 132
Het burgerlijk en handelsrecht, het burgerlijk en militair strafrecht en de
rechtspleging worden bij de wet geregeld in algemene wetboeken, behoudens de
bevoegdheid van de Wetgevende Macht om bijzondere onderwerpen in afzonderlijke
wetten te regelen.
TWEEDE AFDELING
DE RECHTERLIJKE MACHT
Artikel 133
1. De Rechterlijke Macht wordt gevormd door de President en de Vice-president
van het Hof van Justitie, de leden en de ledenplaatsvervangers van het Hof van
Justitie, de Procureur-generaal bij het Hof van Justitie en de overige leden van
het Openbaar Ministerie, alsmede de andere rechterlijke ambtenaren, die de wet
aanwijst.
2. De wet kan bepalen dat aan de werkzaamheden van de Rechterlijke Macht mede
wordt deelgenomen door niet tot de Rechterlijke Macht behorende personen.
3.De President, de Vice-president, de leden en de ledenplaatsvervangers van
het Hof van Justitie vormen de Rechterlijke Macht met rechtspraak belast.
Artikel 134
1. De kennisneming van de berechting omtrent alle rechtsgeschillen, tenzij de
wet een andere rechter aanwijst, is opgedragen aan de Rechterlijke Macht.
2. De oplegging van wettelijk bepaalde straffen en maatregelen, is eveneens
opgedragen aan de Rechterlijke Macht met rechtspraak belast, behoudens door de
wet te bepalen uitzonderingen, welke ten aanzien van vrijheidsstraffen alleen
betrekking kan hebben op het straf- en tuchtrecht van militairen.
Artikel 135
1. De wet kan de beslissing van rechtsgeschillen , niet uit burgerrechtelijke
betrekkingen ontstaan, aan administratieve rechters opdragen. De wet regelt de
wijze van behandeling en de gevolgen van de beslissingen.
2. In de gevallen als in het vorig lid bedoeld kan ook het administratief
beroep worden open gesteld. Dit beroep sluit de bevoegdheid van de Rechterlijke
Macht slechts uit voor zover dit uit de wet voortvloeit.
Artikel 136
1. Alle rechterlijke beslissingen behelzen de gronden, waarop deze zijn
gewezen en in strafzaken tevens de aanwijzing van de artikelen van de wettelijke
regelingen waarop de veroordeling berust.
2. De rechtszittingen zijn openbaar, behoudens de uitzonderingen door de wet
bepaald.
3. Voor de door de wet aan te wijzen strafbare feiten waartegen geen
vrijheidsstraf als hoofdstraf is bedreigd, kan van het bepaalde in het eerste
lid worden afgeweken.
4. De uitspraak geschiedt in het openbaar.
Artikel 137
Voor zover de rechter in een concreet aan hem voorgelegd geval toepassing van
een bepaling van een wet strijdig oordeelt met een of meer der in Hoofdstuk V
genoemde grondrechten, verklaart hij die toepassing voor dat geval
ongeoorloofd.
DERDE AFDELING
SAMENSTELLING RECHTERLIJKE MACHT
Artikel 138
De wet regelt de inrichting, samenstelling en bevoegdheden van de
Rechterlijke Macht.
Artikel 139
De hoogste instantie van de Rechterlijke Macht met rechtspraak belast draagt
de naam van het Hof van Justitie van Suriname. Het Hof houdt toezicht op de
geregelde afdoening van alle rechtsgedingen.
Artikel 140
Politieke ambtsdragers staan wegens misdrijven, in die betrekking gepleegd,
ook na hun aftreden terecht voor het Hof van Justitie. De vervolging wordt
ingesteld door de Procureur-generaal, nadat de betrokkene door De Nationale
Assemblee in staat van beschuldiging is gesteld op een nader bij wet te bepalen
wijze. De wet kan bepalen, dat leden van Hoge Colleges van Staat en andere
ambtenaren wegens ambtsmisdrijven voor het Hof van Justitie terecht staan.
Artikel 141
1. Om als lid van de Rechterlijke Macht met rechtspraak belast of
Procureur-generaal bij het Hof van Justitie benoemd te kunnen worden moet men de
leeftijd van dertig jaren hebben bereikt en in het bezit zijn van de Surinaamse
nationaliteit en woonplaats en hoofd- of werkelijk verblijf in Suriname
hebben.
2. De benoeming van de leden van de Rechterlijke Macht met rechtspraak belast
en de Procureur-generaal bij het Hof van Justitie geschiedt door de Regering, na
advies van het Hof van Justitie. Deze benoeming zal voor de President, de
Vice-president, de leden van het Hof van Justitie en de Procureur-generaal voor
het leven geschieden.
3. De wet regelt de overige vereisten van benoembaarheid en tevens de
geldelijke voorzieningen ten behoeve van hen en hun nabestaanden.
Artikel 142
1. De leden van de Rechterlijke Macht met rechtspraak belast en de
Procureur-generaal bij het Hof van Justitie worden door de Regering
ontslagen:
- op eigen verzoek;
- bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
2. De in het eerste lid genoemde personen kunnen op voordracht van het Hof
van Justitie door de Regering worden ontslagen:
- wanneer zij onder curatele zijn gesteld;
- bij gebleken aanhoudende zielsgebreken;
- wanneer zij wegens misdrijf zijn veroordeeld tot een onherroepelijke
vrijheidsstraf;
- wanneer zij in staat van faillissement zijn verklaard;
- wanneer zij surseance van betaling hebben verkregen of wegens schulden zij
gegijzeld;
- wegens ernstig wangedrag of onzedelijkheid of bij gebleken voortdurende
achteloosheid in de waarneming van hun ambt.
Artikel 143
Indien de President van het Hof van Justitie van oordeel is, dat een der
redenen van ontslag als in artikel 142 lid 2 bedoeld, aanwezig is, kan de
betrokkene door hem worden geschorst en kan hij eveneens in de tijdelijke
waarneming van dat ambt voorzien. De wet regelt de gevolgen van schorsing en
ontslag uit het ambt.
VIERDE AFDELING
CONSTITUTIONEEL HOF
Artikel 144
1. Er is een Constitutioneel Hof, zijnde een onafhankelijk orgaan, dat
gevormd wordt door de voorzitter, de vice-voorzitter en drie leden, die -evenals
de drie plaatsvervangende leden- voor een periode van vijf jaren op voordracht
van De Nationale Assemblee door de President worden benoemd.
2. Het Constitutioneel Hof heeft tot taak:
a. het toetsen van de inhoud van wetten of gedeelten daarvan aan de Grondwet
en aan van toepassing zijnde overeenkomsten met andere mogendheden en met
volkenrechtelijke organisaties;
b. het beoordelen van de verenigbaarheid van besluiten van overheidsorganen
met één of meer der Hoofdstuk V genoemde grondrechten.
3. Ingeval het Constitutioneel Hof oordeelt dat er strijdigheid is met één of
meer bepalingen van de Grondwet of van een overeenkomst als in lid 2 onder a
bedoeld, wordt de wet of worden gedeelten daarvan dan wel de besluiten van de
overheidsorganen geacht onverbindend te zijn.
4. Nadere regels met betrekking tot de samenstelling, de inrichting en de
werkwijze, alsmede de rechtsgevolgen van beslissingen van het Constitutioneel
Hof, worden bij wet vastgesteld.
VIJFDE AFDELING
HET OPENBAAR MINISTERIE
Artikel 145
Het Openbaar Ministerie is met uitsluiting van elk ander orgaan
verantwoordelijk voor de opsporing en belast met de vervolging van alle
strafbare feiten.
Bij wet kan ten aanzien van de strafrechtspleging met betrekking tot
militairen hiervan worden afgeweken.
Artikel 146
1. Het Openbaar Ministerie bij het Hof van Justitie wordt uitgeoefend door of
namens de Procureur-generaal.
2. De Procureur-generaal vertegenwoordigt de Republiek Suriname in rechte.
Hij is hoofd van het Openbaar Ministerie en is tevens belast met de justitiële
politiezorg. Hij is bevoegd aan de ambtenaren, die met politionele taken zijn
belast, zodanige instructies te geven, ter voorkoming, opsporing en nasporing
van strafbare feiten, als hij in het belang van een goede justitie nodig
oordeelt.
Artikel 147
De Procureur-generaal waakt voor de richtige uitoefening van de taak van de
Politie. Hij is bevoegd daaromtrent voorstellen te doen die hem dienstig
voorkomen.
Artikel 148
De Regering bepaalt het algemeen vervolgingsbeleid. In het belang van de
staatsveiligheid kan de Regering in concrete gevallen aan de Procureur-generaal
bevelen geven met betrekking tot de vervolging.
|