Grondwet van de Republiek Suriname
HOOFDSTUK XII
DE PRESIDENT
EERSTE AFDELING
ALGEMEEN
Artikel 90
1. De President is Staatshoofd van de Republiek Suriname, Hoofd van de
Regering, Voorzitter van de Staatsraad en van de Veiligheidsraad.
2. Hij is verantwoording verschuldigd aan De Nationale Assemblee.
Artikel 91
1. De President en de Vice-president worden door De Nationale Assemblee voor
vijf jaren gekozen. De ambtstermijn van de President eindigt bij de beëdiging
van een nieuw gekozen President. Indien het ambt vacant wordt, begint voor de
daaropvolgend gekozen President een nieuwe ambtstermijn.
2. Het bepaalde in het voorafgaand lid is van overeenkomstige toepassing op
de Vice-president.
Artikel 92
1. Om tot President of Vice-president te kunnen worden gekozen moet een
kandidaat :
- de Surinaamse nationaliteit bezitten;
- de leeftijd van dertig jaren hebben bereikt;
- niet uitgesloten zijn van het passief en het actief kiesrecht;
- geen handelingen hebben verricht strijdig met de Grondwet.
2. Voorafgaand aan zijn kandidatuur moet hij tenminste zes jaren woonplaats
en hoofd- of werkelijk verblijf in Suriname hebben gehad.
Artikel 93
Bij de installatie leggen de President en de Vice-president ten overstaan van
De Nationale Assemblee, in handen van de voorzitter, de volgende eed of
verklaring en belofte af:
"Ik zweer (verklaar), dat ik middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of
welk voorwendsel ook, in verband met mijn verkiezing tot President van de
Republiek Suriname (Vice-president) aan iemand, wie hij ook zij, iets heb
gegeven of beloofd, noch zal geven of beloven.
Ik zweer (beloof), dat ik, om iets hoegenaamd in dit ambt te doen of te
laten, van niemand hoegenaamd enige belofte of geschenken zal aannemen zal
aannemen, middellijk of onmiddellijk.
Ik zweer (beloof), dat ik bij de vervulling van het Presidentieel
(Vice-presidentieel) ambt, de belangen van land en volk met al mijn vermogen
zal voorstaan, waarnemen en bevorderen.
Ik zweer (beloof), dat ik de onafhankelijkheid en het grondgebied van de
Republiek Suriname naar mijn vermogen zal verdedigen en bewaren, dat ik de
algemene en bijzondere vrijheid en de rechten van allen zal beschermen en tot de
instandhouding en de bevordering van de algemene en bijzondere welvaart alle
middelen zal aanwenden, welke de wetten en de omstandigheden te mijner
beschikking stellen, gelijk een goed en getrouw President (Vice-president)
verschuldigd is.
Ik zweer (beloof) gehoorzaamheid aan de Grondwet en alle andere wettelijke
regelingen.
Ik zweer (beloof) trouw aan de Republiek Suriname.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig (Dat verklaar en beloof ik!)".
Artikel 94
De President en de Vice-president oefenen naast hun ambt geen andere
politiek-bestuurlijke overheidsambten uit, bekleden geen functies in het
bedrijfsleven of in de vakbeweging en oefenen evenmin andere beroepen uit.
Artikel 95
De President en de Vice-president mogen rechtstreeks noch zijdelings
deelhebber zijn in, noch borg zijn voor enige onderneming, ten grondslag
hebbende een overeenkomst, om winst of voordeel, aangegaan met de Staat of met
enig deel daarvan. Zij mogen, behalve openbare schuldbrieven, geen
schuldvorderingen ten laste van de Staat bezitten.
Artikel 96
De President en de Vice-president mogen rechtstreeks noch zijdelings
deelhebber zijn in enige concessie of onderneming van welke aard dan ook, in
Suriname gevestigd of aldaar haar bedrijf uitoefende.
Artikel 97
1. De President mag niet in de betrekking van huwelijk of bloedverwantschap
of aanverwantschap, tot de tweed graad ingesloten staan tot de Vice-president,
de ministers, de onderministers, de leden van de Staatsraad en de voorzitter,
ondervoorzitter en leden van het orgaan dat belast is met het toezicht en de
controle op de besteding van staatsfinanciën.
2. Hij, die na zijn verkiezing in de verboden graad van aanverwantschap
geraakt, behoudt zijn ambt niet dan na bij de wet verleend verlof.
Artikel 98
Het ambt van de President wordt waargenomen door de Vice-president:
a. indien de President buiten staat is verklaard zijn bevoegdheden uit te
oefenen;
b. indien de President de uitoefening van zijn bevoegdheden tijdelijk heeft
neergelegd;
c. zolang de President ontbreekt of afwezig is;
d. indien in het geval voorzien in artikel 140 een vervolging tegen de
President wordt ingesteld.
TWEEDE AFDELING
BEVOEGDHEDEN VAN DE PRESIDENT
Artikel 99
De uitvoerende Macht berust bij de President.
Artikel 100
De President voert het opperbevel der strijdkrachten.
Artikel 101
De President heeft de leiding over de buitenlandse politiek en bevordert de
ontwikkeling van de internationale rechtsorde.
Artikel 102
1. De President verklaart de Republiek Suriname niet in staat van oorlog,
oorlogsgevaar of in staat van beleg, dan na voorafgaande toestemming van De
Nationale Assemblee.
Deze toestemming is niet vereist, wanneer het overleg met De Nationale
Assemblee door overmacht niet mogelijk is gebleken.
2. De President verklaart geen oorlog, oorlogsgevaar of staat van beleg
tussen de Staat Suriname en een andere mogendheid als beëindigd, tenzij na
voorafgaande toestemming van De Nationale Assemblee. Deze toestemming is niet
vereist wanneer het overleg met De Nationale Assemblee door overmacht niet
mogelijk is.
3. Ter handhaving van de uit- of inwendige veiligheid, in geval van oorlog of
oorlogsgevaar of in geval van ernstige bedreiging of verstoring van de inwendige
orde of rust, welke kan leiden tot wezenlijke aantasting van de belangen van de
Staat, kan door de President, na voorafgaande toestemming van De Nationale
Assemblee, in elk gedeelte van Suriname de noodtoestand worden uitgeroepen.
4. De President verklaart de noodtoestand niet als beëindigd, tenzij na
voorafgaande toestemming van De Nationale Assemblee. Deze toestemming is niet
vereist, wanneer het overleg met De Nationale Assemblee door overmacht niet
mogelijk is gebleken.
Artikel 103
Overeenkomsten met andere mogendheden en met volkenrechtelijke organisaties
worden door of met inachtneming van de President gesloten en voor zover de
overeenkomst dat eist, door de President bekrachtigd. Deze overeenkomsten worden
zo spoedig mogelijk aan De Nationale Assemblee medegedeeld; zij worden niet
bekrachtigd en treden niet in werking dan nadat zij door de De Nationale
Assemblee zijn goedgekeurd.
Artikel 104
1. De goedkeuring wordt uitdrukkelijk of stilzwijgend verleend. De
uitdrukkelijke goedkeuring wordt verleend bij wet. De stilzwijgende goedkeuring
is verleend, indien niet binnen dertig dagen na een daartoe strekkende
overlegging van de overeenkomst aan De Nationale Assemblee, door de De Nationale
Assemblee, de wens wordt te kennen gegeven dat de overeenkomst aan haar
uitdrukkelijke goedkeuring zal worden onderworpen.
2. De wet bepaalt de gevallen waarin geen goedkeuring vereist is.
Artikel 105
Bepalingen van de in artikel 103 bedoelde overeenkomsten, welke naar de
inhoud een ieder kunnen binden, hebben verbindende kracht nadat zij zijn
bekendgemaakt.
Artikel 106
Binnen de Republiek Suriname geldende wettelijke voorschriften vinden geen
toepassing, wanneer deze toepassing niet verenigbaar zou zijn met een ieder
verbindende bepalingen van overeenkomsten, die hetzij voor, hetzij na de
totstandkoming van de voorschriften zijn aangegaan.
Artikel 107
De wet regelt de bekendmaking van verdragen en van besluiten van
volkenrechtelijke organisaties.
Artikel 108
De President verleent de ereonderscheidingen van de Republiek Suriname aan
daarvoor in aanmerking komende personen op voordracht van de Regering.
Artikel 109
De President heeft het recht van gratie van straffen door rechterlijk vonnis
opgelegd. Hij oefent dit recht uit na het advies te hebben ingewonnen van de
rechter, die het vonnis heeft gewezen.
BEVOEGHEDEN MET BETREKKING TOT
ANDERE ORGANEN
Artikel 110
De President is bevoegd tot:
a. het formeren van de Raad van Ministers, na zich te hebben laten
informeren, mede op grond van de uitslag van de verkiezingen;
b. het leiding geven aan de voorbereiding van het regeerprogramma;
c. het leiding geven aan de activiteiten van de Staatsraad;
d. het desgewenst bijeenroepen en leiden van de vergaderingen van de Raad van
Ministers;
e. het benoemen en ontslaan van ministers;
f. het bekrachtigen van de goedgekeurde wetsontwerpen en
ontwerp-staatsbesluiten;
h. het benoemen, schorsen en ontslaan van alle personen met enige
overheidstaak belast, voor zover de benoeming, de schorsing of het ontslag niet
aan een ander staatsorgaan is voorbehouden.
BEVOEGDHEDEN IN INTERNATIONALE BETREKKINGEN
Artikel 111
De President is in internationale betrekkingen bevoegd om:
a. diplomatieke vertegenwoordigers van Suriname te benoemen, te ontslaan, te
vervangen en te schorsen;
b. agrement aan diplomatieke vertegenwoordigers van andere staten al dan niet
te verlenen;
c. accreditieven van buitenlandse diplomatieke vertegenwoordigers in
ontvangst te nemen.
Artikel 112
Alle andere zaken de President betreffende worden bij wet geregeld.
|