De Paltzers
De toestroom van kolonisten in Suriname werd gestimuleerd door gratis landuitgiftes en bonussen. Een groep Duitse boeren werd medio 18 eeuw bereid gevonden zich in Suriname te vestigen, maar het werd geen succes.
In 1727 werd door Philip Hack van de Sociëteit van Suriname voorgesteld om verarmde bewoners uit de Paltzstreken te benaderen voor vestiging in Suriname. In 1733 werden via een predikant van Altenwied Montanus een aantal jonge gezinnen bereid gevonden de overtocht te maken.
In Suriname kwamen ze onder toezicht van predikant Jan Martin Klein, afkomstig uit Neu-Wied, die kort daarvoor naar Suriname was gekomen. Hierna komen meer Paltzer immigranten in Suriname, te beginnen in 1734 met vier families uit Neu-Wied die werden begeleid door de zoon van predikant Altenwied Montanus.
Ze werden gevestigd aan de Patamecakreek aan de bovenloop van de Cottica. Het liep uit op een totale mislukking. Er waren ziektes en er vielen slachtoffers. Men voelde zich onveilig en wilde liever door naar Nieuw-Engeland.
De groep keerde in 1739 terug naar Paramaribo waar ze voor de nodige onrust zorgden. Een aantal van de overgebleven Paltzers sloot zich hierna aan bij de Herrnhutters die rond die tijd in Paramaribo actief werden.
Er zou in 1747 nog een groep Paltzers en Bazelers (Zwitsers) naar Suriname worden gehaald. Deze werden ingezet bij houtplantage Victoria (aan de Surinamerivier naast Berg en Dal).
Vanuit deze plantage werd in de periode 1742-1745 door Wilhem Hack, een broer van Philip Hack, met een aantal Duitse mijnwerkers onderzoek gedaan naar bodemschatten. Hij had hiervoor van de Sociëteit van Suriname toestemming gekregen met zijn Geoctrooieerde Surinaamse Mineraal-Compagnie, maar was er weinig succesvol.
Tot overmaat van ramp stortte tijdens de werkzaamheden in de mijn de mijn-ingang in. Hierdoor verloren 40 mijnwerkers het leven.
Victoria was gelegen bij de verdedigingslinie Oranjepad, maar desalniettemin werden in 1753 de Paltzer-boeren ter plekke door marrons aangevallen. Het betekende het einde van de kolonisatie door de Paltzer-boeren.
Auteur: Nico Eigenhuis
Grace Schneiders-Howard kwam uit een plantersgezin. Haar opa en vader kwamen van Barbados naar het Surinaamse Coronie en waren onder andere actief op plantage Burnside.
Onverwacht is de hoofdplaats van het district Para in Suriname. Het werd in de zeventiende eeuw gesticht aan de rechteroever van de Hoykreek, een zijtak van de Pararivier en was oorspronkelijk een plantage waar tabak werd verbouwd.
Peerke Donders is inmiddels wereldwijd bekend voor zijn werk onder e Surinaamse leprozen op plantage Batavia. Vanaf 1900 kochten de redemptoristen de grond in Tilburg rond het voormalig geboortehuis van Donders. Pelgrims kwamen daarnaartoe om Donders te vereren en bezochten er een put, die miraculeus water zou bevatten.
De rol van de Katholieke kerk in Suriname ten tijde van de slavernij is niet onomstreden. De kerk ging stilzwijgend mee in de bestaande situatie in het land, en sprak zich niet uit voor de afschaffing. Er is wel één uitzondering; tegen de vaak uiterst wrede opstelling van de slavenhouders verzet Peerke Donders zich fel, wat hem de vijandschap van slavenhandelaren en plantagehouders oplevert.
1762
Macau was van 1557 tot 1999 zowel de eerste als de laatste Europese kolonie in China. Portugese handelaren vestigden zich in de 16e eeuw op het schiereiland. Vanaf 1557 werd het door het Chinese keizerrijk verhuurd als een handelshaven.
Na de dood van zijn vader reisde François met Johan van Scharphuizen opnieuw naar Suriname om de erfenis van zijn vader af te handelen. In 1689, bij een aanval van Jean Baptiste du Casse op fort Zeelandia, verloor François enige vingers, toen hij eigenhandig het kanon laadde.
Tussen 1873 en 1916 kwamen ongeveer 34.000 Hindoestanen als contractant, Kantraki, naar Suriname, waarvan er ongeveer 11.000 weer terugkeerden naar India. Na de beëindiging van de contractperiode in 1916 kwam, onder andere door het verzet hiertegen van Indiase nationalisten zoals Mahatma Gandhi, voorgoed een einde aan de illusie van eventuele terugkeer naar India.
Toen de Britten in 1814 Brits-Guyana overnamen hadden ze reeds het verbod ingesteld op de internationale handel in slaven. In 1823 leidde het misverstand dat de slavernij door de Britten was afgeschaft tot een grote opstand te Demerara . De afschaffing van de slavernij liet er nog op zich wachten tot 1834.