[rank_math_breadcrumb]


Terug naar vorige pagina

Timehri afkomstig uit het Kalinja

Timehri
Het woord ‘timehri’ is afkomstig uit het Kalinja (Caraibs) en betekent zoveel als betekend/ beschilderd. Het woord wordt gebruikt voor de rotstekeningen die in Suriname te vinden zijn, waarbij een belangrijke vondst werd gedaan op de Temere rots bij het eiland Portal in de Marowijne.

In 1882 werd door Christiaan Johannes Hering (1829-1907) de rots in opdracht der regering bezocht, waarna hij een schrijven richtte aan Dr C. Lemans, destijds Directeur van het Museum van Oudheden te Leiden, met kopieën van de tekeningen die hij had overgebracht door de figuren met een mengsel van lijnolie en zwartsel te vullen en over te brengen op papier. Deze tekeningen zijn bewaard gebleven en bevinden zich in het Rijks Ethnografisch Museum in Leiden.

Nadien zouden meerdere onderzoekers zich storten op de rots-tekeningen. Zo troffen in 1916 J.W. Gonggrijp en G. Stahel bij de Wonotobo Timehri aan. De Suriname in aangetroffen petroglyfen blijken soortgelijke figuren te bevatten als die destijds door de Phoeniciers en Egyptenaren werden gebruikt. Ook is het naastgelegen Guyana trokken de Timehri de aandacht, er kreeg een plaats de naam Timehri en er wordt ook een blad uitgebracht met die naam.

Op basis van vergelijking tussen de tekeningen in Suriname en die elders uit de regio lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat er ook dansmaskers zijn afgebeeld. Wellicht kan dit ook om Tamok-maskers gaan, die bij de Pono-dans worden gebruikt, en die zijn terug te voeren op het uitsluiten van vijanden.

Er zijn ook maskers en rotstekeningen in Suriname te vinden die ver terug gaan. De belangrijkste vondst betreft de rotstekeningen bij Werehpai, waar ruim 300 tekeningen zijn teruggevonden die zo’n 5000 jaar oud zijn. Het vermoeden bestaat dat de afbeeldingen een religieuze betekenis hebben.

SPOREN VAN VOORHISTORISCHE BEWONERS VAN SURINAME

De historie is in Suriname niet ouder dan enige eeuwen: op zeer grote oudheid kunnen de sporen van de, vóór de komst der Europeanen in Guan gevestigde, mensen dus wel niet ogen.

Onder die oudheden nemen de rots-tekeningen een plaats in, die steeds sterk de aandacht der onderzoekers heeft getrokken, wat niet te verwonderen is als men zelf de indruk ondervindt die deze petroglyphen maken, als men ze, als enig overblijfsel van uitgestorven menselijk leven, bij het varen langs thans geheel verlaten streken aantreft. Men vindt deze “Timehri’s”, zoals ze in de Guyana’s genoemd worden, alleen langs de oevers der rivieren, ook oudtijds de voornaamste verkeerswegen en de plaatsen waar de fraaiste gladde rotswanden te vinden zijn, en in Suriname alleen in het stroomgebied der grensrivieren, die verder dan de andere stromen het binnenland indringen.

Aan de Marowijne zijn er echter alleen rotstekeningen gevonden dicht bij de monding, namelijk tegenover het eiland Portal, vier uur varen boven Albina, op een rots dicht bij de Nederlandse oever. De heer C.J. Hering, die de rots in opdracht der regering bezocht, richtte in 1882 een schrijven aan Dr C. Lemans, destijds Directeur van het Museum van Oudheden te Leiden, met copieën, die hij op 14 Augustus te voren van de rotstekeningen op de Timehrirots in de Marowijne had gemaakt.

Hij had deze op de volgende wijze verkregen: “Ik vulde de figuren met een mengsel van lijnolie en zwartsel en heb die daarna met ongelijmd papier bedekt, hetwelk na met de hand over het papier te hebben gestreken, ene afbeelding daarop achterliet in de natuurlijke grootte van het figuur. Ik bekwam dus tekeningen in de natuurlijke grootte der figuren, welke ik op tekenpapier overbracht.”

Deze tekeningen bevinden zich in het Rijks Ethnografisch Museum in Leiden. Volgens zijn Caraibische gids zouden de tekeningen door Caraiben die de rivier opvoeren gemaakt zijn als teken voor de hen volgende stamgenoten, dat zij hier reeds voorbij waren. De figuren zijn 1 – 3 mm diep ingeslepen. De rots vertoont vele slijpgroeven, ovaal van vorm, 15 cm lang, 10 cm breed en 5 cm diep. Hering spreekt het vermoeden uit, dat zij “ontstaan zijn door het slijpen of inwrijven van een bijl of wig van een harde steensoort, met welke werktuigen wellicht deze zelfde figuren ingewerkt zijn.”

Uit: Dr J. Meijer en Drs F. Ferrari : “SURINAME – VOLK EN GESCHIEDENIS” – 1955

 

 

 

Fosten Tori, Geschiedenis, verleden, fosten, oorsprong, gron, roots, rutu, gron, reis

Auteur: Nico Eigenhuis
Terug naar vorige pagina