[rank_math_breadcrumb]


Terug naar vorige pagina

Raedt van Oldenbarnevelt en Van Poelje bij vluchtpoging dood geschoten

[ad_1] Bij een vluchtpoging omgekomen

Tijdens de tweede wereldoorlog werd een groep van 146 mannen met de aanduiding “NSB-ers” in Nederlands-Indië geïnterneerd. Ze werden vervolgens op transport gezet naar Suriname en geïnterneerd te Jodensavanne. Na de oorlog werd door een van ze een claim ingediend.

Het kamp te Jodensavanne was vanaf 1942 in gebruik en van de 146 oorspronkelijke geïnterneerden zouden de overlevenden pas in 1946, een jaar na het einde van de oorlog, vrijkomen. Hun verhaal is vastgelegd in tekeningen, boeken en documentaires.

Een bijzondere gevangene was de politiek activist Ernest Douwes Dekker (1879-1950), een neef van de schrijver die bekend werd als Multatuli. Vanaf september 1940 voorzag hij een Japanse agent op Java van informatie over de economische situatie in Indië. Naar aanleiding hiervan werd hij in januari 1941 gearresteerd en op Jodensavanne geïnterneerd. Na zijn terugkeer maakte hij de formele overdracht van de soevereiniteit aan Indonesië mee en stierf acht maanden later.

Vier geïnterneerden van Jodensavanne – Raedt van Oldenbarnevelt, Van Poelje, Kraak en Stulemeyer – werden op 4 november 1942 opgesloten in Fort Zeelandia te Paramaribo. Ze hadden het bevel van Kampcommandant Roos niet opgevolgd om oude joodse graven bloot te leggen om sieraden en goud te zoeken.

Op 6 november 1942 worden Raedt van Oldenbarnevelt en Van Poelje in Fort Zeelandia door de mariniers Grift en Verhoeven zogenaamd ‘op de vlucht’ doodgeschoten. Door tussenkomst van de Surinaamse gevangenisdirecteur Willy Gummels -een vergeten held- blijven de twee andere gevangenen gespaard.

De verantwoordelijke voor deze dubbele moord is de territoriaal commandant van Suriname, de in Semarang (Java) geboren kolonel J.K. ‘Jantje’ Meyer. Kolonel Meyer heeft na de moorden bij ongewenste getuigen aangedrongen op zwijgzaamheid. De enige lezing mag zijn, dat de beide ‘landverraders’ bij een vluchtpoging zijn omgekomen. Dat staat ook in het officiële rapport

Ook de in 1903 op Oost-Java geboren arts Lex Schoonheyt kwam op Jodensavanne terecht. In 1936 werd hij op Oost-Java –net als vele anderen- lid geworden van de NSB. Vlak voor de oorlog maakte hij een einde aan zijn lidmaatschap. Tijdens zijn detentie in Suriname werd, dr. Schoonheyt op verdenking van een vluchtpoging drie weken in een isoleercel gezet. Daarna werd hij voor een tribunaal gebracht. Gevangenis-commandant kolonel J.K. Meyer gaf opdracht hem te fusilleren. De korporaal die deze opdracht kreeg weigerde, en de dokter bleef leven.

Op kamp Jodensavanne heeft Schoonheyt clandestien veel voor de inheemse bevolking gedaan. Na zijn vrijlating vocht Schoonheyt voor eerherstel en – daaruit voortvloeiend – uitbetaling van achterstallig loon. Op 22 december 1949 wordt hem beide verleend. Lex Schoonheyt werd na de oorlog benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau (Zijn verhaal is opgetekend in ‘Een kwestie van macht’ van Anthony van Kampen).

Voor zijn internering daagde een medisch assistent van Schoonheyt te Jodensavanne met de bijnaam ‘ome Kees’ in 1953 vergeefs de Nederlandse staat. Wegens het uitblijven van succes zou hij vervolgens in 1955 een claim indienen bij de Staat Suriname voor het vergoeden van een bedrag van f 60.000.

Op de foto het team van Schoonheyt te Jodensavanne. V.l.n.r.: ‘oom’ Kees Miga, Van Domburg Scipio, Ferry Filet, L.J.A. Schoonheyt, Kees Reids Leegsma, vader van H. Breier, H. Breier

Kamp Jodensavanne
[ad_2] Fosten Tori, Geschiedenis, verleden, fosten, oorsprong, gron, roots, rutu, gron, reis

Auteur: Nico Eigenhuis

 

 

Terug naar vorige pagina