Chinezen vormen een van de kleinere etnische groeperingen in Suriname (ca. 1,7% van de bevolking). De komst van de eerste Chinezen naar Suriname dateert van 1853.
Doordat kinderen uit gemengde verbintenissen cultureel veelal in andere groeperingen (m.n. de Afro-Surinaamse) opgaan en zich daartoe ook rekenen te behoren, is het aantal personen met een gedeeltelijk Chinese afstamming veel groter, wat o.m. blijkt uit de vele Chinese namen onder de Afro-Surinamers.
De eerste Chinezen zijn in de 19de eeuw gekomen als contractimmigranten voor de plantages. Later heeft de – migratie zich voortgezet als een vrije immigratie. Zij spelen thans economisch een belangrijke rol in de handel én in de zgn. vrije en administratieve beroepen. Terwijl de uit China gekomenen aan veel trekken van hun eigen cultuur vasthouden, hebben de in Suriname geborenen zich veel meer gevoegd in het geheel van de Surinaamse maatschappij.
De contractimmigratie
De komst van de eerste Chinezen naar Suriname dateert van 1853. Bij de naderende afschaffing van de slavernij in Suriname (1863) brak een discussie los over het aantrekken van vervangende arbeidskrachten. Volgens de ene opvatting diende de overheid, die de slaven – beschouwd als levensvoorwaarde voor Suriname-vrijliet, hiervoor te zorgen, volgens de andere was dit een zaak voor de ondernemers zelf. In 1862 overwon in het Nederlandse parlement de laatste zienswijze. Gezien het feit dat Engeland en Frankrijk, in een poging verkapte slavernij te voorkomen, geen arbeiderswerving op particuliere basis in hun koloniën toestonden en pogingen met werkkrachten uit het Karaïbisch gebied, Madeira en Europa om verschillende redenen niet succesvol gebleken waren, richtten de planters hun aandacht op China.
In 1853 was door de Surinaamse overheid een eerste groepje uit Java afkomstige Chinezen aangetrokken. Tussen 1858 en 1870 werden ruim 2500 Chinezen onder contract vanuit China gehaald, de eerste groep van 500 van regeringswege, daarna op particulier initiatief, sedert 1865 door de daartoe te Amsterdam opgerichte ‘Immigratie-Maatschappij’, die in die vijf jaar ca. 2000 Chinezen uit Hong Kong wierf. Daarna stopte men er in Suriname mee: de Chinezen waren te duur in verhouding tot hun rendement.
Na afloop van hun vijfjarig contract verlengden de meesten dit niet en gingen, indien zij al bleven, in elk geval vrijwel nooit in de landbouw. Hun teruggaan had mede zijn oorzaak in de bijna-onmogelijkheid Chinese vrouwen aan te trekken. Voor het aangaan van een arbeidscontract voor het buitenland had een Chinees de toestemming nodig van zijn clanraad; getrouwde vrouwen kregen deze nooit. Van het voorgeschreven percentage vrouwen per aangeworven groep stapte men dan ook als niet haalbaar spoedig af.
De immigranten uit Zuid-China behoorden in hoofdzaak tot twee volken, t.w. de in Kwantoeng levende Hakka Chinezen (die oorspronkelijk uit Noord-China kwamen; zij zijn thans de belangrijkste groep onder de Surinaamse Chinezen) en de Hoklo-Chinezen uit Foetjien. Ze hadden elk hun eigen gewoonten, zeden en taal en kenden onderling een sterke animositeit. De meningen in Suriname over de Chinezen waren sterk verdeeld. Jurist en Statenlid Van Praag zag hun aanwezigheid niet gaarne wegens hun ‘zedeloosheid’, hun ‘onder de markt werken’ (bij vrije arbeid), waardoor zij de Afro-Surinamers uit de markt werkten, en door het feit dat hun komst een nieuw raselement toevoegde, wat aanleiding tot spanningen zou kunnen gaan geven.
Hiertegenover stonden degenen die dat ‘onder de markt werken’ juist een groot voordeel vonden, de enige manier om de kolonie er weer bovenop te krijgen. Door de, ondanks officiële pogingen dit te voorkomen, verwording van de zgn. ‘koeliehandel’ verbood China alle contractemigratie (alleen vrije emigratie onder staatstoezicht werd nog toegestaan), sloot Engeland in 1870 de haven van Hong Kong voor georganiseerde emigratie anders dan naar Britse bezittingen en werd Portugal door gecombineerde Chinees-Engelse druk gedwongen hetzelfde te doen met de haven van Macao (1875). De Nederlandse regering zag toen in dat zij niet langer afzijdig kon blijven en besloot zelf de werving van arbeidskrachten ter hand te nemen.
Gemaakt door de kunstenaar Paul Woei onthuld door president Ronald Venetiaan.
Het monument bestaat uit een platte, rechtopstaande steen waarop een afgeronde stenen kap is gezet. Deze steen staat op een betegeld plateautje dat ligt op een groter betegeld plateau. Een stenen schildpad lijkt door de steen heen te kruipen. In de platte steen zijn twee donkere stenen platen met teksten in Chinese tekens en westers schrift bevestigd.
De tekst luidt:
Op 20 oktober 1853 zetten op deze plek
de eerste Chinese contractarbeiders
voet aan wal in Suriname
Onthuld op 20 oktober 2008 door de
President van de Republiek Suriname
Z.E.Drs. R.R. Venetiaan
ter herdenking van
155 jaar “Vestiging” Chinezen in Suriname
Stichting Oriental Foundation
[ad_2]