|
| |
| SURINAME AFDELINGEN - Distrikten - - Marowijne
terug
Distrikt Marowijne.
Het district Marowijne werd ingesteld
in 1894 en het was toen het op een
na grootste district van Suriname. Toen
echter in 1983 het district Sipaliwini erbij
kwam, werd een groot deel van
Marowijne gevoegd bij het nieuw gevormde district. Marowijne wordt begrensd door de Atlantische Oceaan in
het noorden, door de districten Para en
Commewijne in het westen, door het
district Sipaliwini in het zuiden, terwijl
het in het oosten van Frans-Guyana
wordt gescheiden door de Marowijne
rivier.
|
|
Vroeger waren van het huidige
district Marowijne slechts de gronden langs de Cottica in cultuur en dat gedeelte werd gerekend tot de divisie (later het district) Cottica. In de slaventijd vestigde een aantal weggelopen slaven zich aan de oevers van de Marowijne en de Cottica, waar hun nakomelingen nu nog wonen.
Een der belangrijkste episodes van de strijd tussen de marrons en het Koloniaal Gouvernement heeft zich in de tweede helft van de 18e eeuw afgespeeld in het gebied tussen de Cotticarivier en de zee, waar een groep Marrons zich had verschanst in het Fort Boekoe, onder leiding van Baron, Boni en Joli Coeur. Aan de Marowijne rivier was er bij Galibi een militaire post gevestigd, terwijl ook bij de Arminavallen door de militairen de Post Armina werd ingesteld. In de jaren '30 van de 20e eeuw werd hier Herminadorp gesticht, waar mensen zich vestigden die een nieuw bestaan wilden opbouwen in de goudwinning en de landbouw.
Na aanvankelijk succes werd het uiteindelijk een verlaten dorp.
In 1846 vestigde de oud-militair August Kappler zich aan de Marowijnerivier, waar hij met het verzamelen van insecten en met de handel in hout in zijn onderhoud wilde voorzien. Hij liet daartoe ook houthakkers komen uit Duitsland en het dorp noemde hij naar zijn verloofde en latere vrouw Albina. Door het Gouvernement werd hij benoemd tot assistent-posthouder. Deze officiele functie moest zijn functioneren in dat gebied gemakkelijker maken.Toen in 1857 aan de andere oever van de rivier een strafkolonie werd ingericht (St. Laurent), ontwikkelde zich tussen de beide plaatsen ook enig handelsverkeer, waar de nederzetting van Kappler van profiteerde.
Van groot belang voor de ontwikkeling van Albina en van Marowijne werd echter de goudwinning aan de bovenloop van de Marowijne en in de Lawadelta (het gebied tussen de Tapanahony en de Lawa). De goudzoekers uit Paramaribo kwamen per zeeboot aan en moesten vaak, in afwachting van hun doorreis, een of meer nachten doorbrengen in Albina. Hier deden zij ook hun inkopen, de handel in Albina profiteerde daarvan en Albina groeide. Op de terugreis herhaalde dit zich en de betalingen werden nu gedaan met goud dat gevonden was. Om de toegenomen betekenis van Albina besloot het Gouvernement er een bestuurspost te vestigen. In 1879 werd Albina gekocht van Kappler, die naar Duitsland terugkeerde. Bij de instelling van het distrikt Marowijne werd het districtscommissariaat aldaar gevestigd.
Hoewel door de aanleg van St. Laurent Albina enigszins uit zijn isolement was verlost, bleef de nederzetting geïsoleerd ten opzichte van Paramaribo. De enige verbinding met de hoofdstad werd gevormd door de Koloniale Vaartuigen, die eens in de twee weken een dienst onderhielden op Albina.
Een belangrijke ontwikkeling in het district Marowijne werd ingezet met de oprichting van de Surinaamsche Bauxiet Maatschappij (tegenwoordig Suralco) in 1916 en de exploitatie door deze maatschappij van bauxiet, waartoe in het oerwoud aan de Cotticarivier een nieuw dorp werd aangelegd : Moengo.
Moengo was in de beginjaren alleen via de rivier bereikbaar, na een reis van bijkans 12 uren. Door de Landsvaartuigen/Gemengd Bedrijf Vaartuigendienst/SMS werd twee maal per week een dienst onderhouden tussen Paramaribo en Moengo.
Toen luitenant Weyne als districtscommissaris het bewind voerde in Marowijne werd door hem in 1926 een weg aangelegd die Albina verbond met Moengotapoe aan de Coermotiborivier. Later werd vanuit Moengo een weg aangelegd naar Moengotapoe, waardoor men voortaan van Moengo, via Moengotapoe, naar Albina kon rijden met de auto.
In 1929 werd voor de eerste maal deze afstand met de auto afgelegd. Albina was een beetje uit zijn isolement verlost, want nu kon men via Moengo naar Paramaribo reizen. Toch had de opkomst van Moengo ook een nadeel voor Albina, want in 1932 werd het districtscommissariaat verplaatst van Albina naar Moengo. Pas na de oorlog werd in 1945 Albina weer de zetel van de Districtscommissaris.
Moengo breidde zich in de loop der jaren steeds meer uit en daarvan profiteerden ook de andere mensen in het district, die b.v. hun producten konden verkopen te Moengo. Voor de export van bauxiet voeren grote bauxietschepen regelmatig de smalle, maar diepe Cotticarivier op. Om dit mogelijk te maken moesten op diverse plaatsen obstakels in de rivier worden opgeheven en werd eerst bij de Koopmanskreek, later bij Moengo, een zwaaikom gegraven, waar de grote zeeschepen konden keren.
De groeiende betekenis van Moengo en Albina en het gehele district Marowijne kan worden afgelezen aan de aanleg van een vliegveld te Moengo en de opening van een vliegverbinding met Paramaribo in 1955.
Maar nog veel belangrijker voor de verbindingen was de aanleg van de z.g. Oost-West verbinding in 1964, die het mogelijk maakte om met de auto te reizen van Paramaribo naar Moengo en Albina.
|
naar boven
Ontwerp © Webteam Suriname - Afdeling Suriname - Zwartenhovenbrugstraat - Paramaribo - Last update:
|
|
|
| | |