Paul François Roos

Paul François Roos

Eind 18e eeuw ontstonden er de nodige culturele activiteiten in Suriname. Een van de destijds actieve dichters destijds was Paul François Roos.

Paul François Roos (1751–1805) was een Nederlands planter en dichter, werkzaam in Suriname. Roos kwam in 1769 in Suriname aan. Hij begon als “blankofficier” (overseer = opzichter) op de plantage De Goede Verwachting aan de Motkreek. Hij klom hierna op tot directeur op koffieplantage De Jonge Byekorf te Commewijne. Later werd hij administrateur en koopman / planter. Hij huwde in 1785 met Johanna Francina Seonnet, maar hij kreeg bij haar geen kinderen, wel bij zijn slavin Prinses.

Roos vervulde verschillende publieke functies en was betrokken bij de oprichting van het Kollegie van Natuur-Onderzoekinge en het letterkundig genootschap De Surinaamsche Lettervrinden. In 1784 schreef hij de Redevoering over de oorzaken van ’t verval en middelen tot herstel der volksplanting van Suriname. Ook schreef hij `Schets van het Plantaadjeleven’ . waarin hij uitvoerig het leven op een plantage schildert.

Het bekendste werk van Roos is Surinaamsche mengelpoëzy.

 

Nikolaus von Zinzendorf


Nikolaus von Zinzendorf

Afbeelding kan het volgende bevatten: 1 persoon, nacht en close-up
Nikolai Ludwig Graf von Zinzendorf und von Pottendorf was de oprichter van de christelijke kolonie Herrnhut. Hieruit kwam de Evangelische Broedergemeente, ook bekend als de Herrnhutters, voort. Ze zijn in Suriname maar al te bekend.

De ouders van Von Zinzendorf (1700 –1760) behoorden tot de piëtistische beweging. Hij ging naar school in Halle en ging in 1716 rechten studeren aan de Universiteit van Wittenberg. Na drie jaar werd hij op rondreis gestuurd door Nederland, Frankrijk en delen van Duitsland.

Hij trouwde met barones Erdmuth Dorothea. Vanuit zijn landgoed wilde Von Zinzendorf het piëtistische gedachtegoed van Philipp Jakob Spener verder uitdragen. Von Zinzendorf overwoog of het niet verstandig was om zich af te scheiden van de Lutherse kerk, hiermee week hij af van Spener.

Aan dit idee gaf hij in 1722 praktisch uitvoering. Hij bouwde de stad Herrnhut op een deel van zijn terrein. Von Zinzendorf slaagde erin om zijn groep volgelingen tot een eenheid te vormen. Dit deed hij door verschillende ‘families’ samen te stellen op basis van leeftijd, huwelijksstatus en geslacht. Daarmee doorbrak hij het traditionele gezinspatroon.

Von Zinzendorf was een warm bepleiter van het belang van zending. Vanuit Herrnhut werden verschillende zendelingen uitgestuurd, die gingen werken onder slaven in Deens-West-Indië en de Inuit op Groenland. Ook kreeg het – inmiddels – nieuwe kerkgenootschap afdelingen verder in Duitsland, Denemarken, Engeland, Nederland en Rusland. Zelf reisde Von Zinzendorf ook veel rond, in 1741-42 bijvoorbeeld naar Amerika.

Daar werd sinds 1735 gewerkt onder de Noord-Amerikaanse indianen. In 1750 verbleef hij een lange tijd in Londen. Von Zinzendorf had zijn zoon Christian Renatus op het oog als zijn opvolger, maar deze overleed in 1752. Vier jaar later, op 17 juni 1756, overleed ook zijn vrouw. Na een jaar hertrouwde hij met Anna Caritas Nitschmann. Op 9 mei 1760 overleed Von Zinzendorf zelf. Zijn vrouw zou hem twee weken later volgen.

Op het moment van zijn dood waren zendelingen van de Herrnhutters actief – naast de al eerder genoemde plaatsen – aan de Baltische kust, onder slaven in South Carolina en Suriname, in verschillende andere delen van Zuid-Amerika, op de Nicobaren en in Oost-Indië, onder de kopten in Egypte en op de westkust van Zuid-Afrika.

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Pichot

Pichot

Kaart van landeigendom van Daniel en Isaac Pichot te Pauluskreek

Pichot (ook: Pichot van Slijpe en Pichot du Plessis) is de naam van een Hugenoten geslacht dat in Suriname actief was. De oudste bekende voorvaders zijn Daniel Pichot en zijn broer Isaac Pichot.

De broers Daniel en Isaac Pichot gingen rond 1680 vanuit Bergerac (Frankrijk) als Hugenoot, via de Waalse gemeente in Amsterdam naar Suriname. Daniel trouwde er met Constance Swart, en Isaac trouwde met Sara Swart.

Isaacs zoon Daniel (1708) ontwikkelde zich al snel tot een zeer rijk en machtig persoon in Suriname en was eigenaar van vier plantages, waaronder La Paix, Penoribo en Vlucht en Trouw. Deze

Daniel Pichot huwde in 1727 met Johanna Magaretha van Strijp (1706-1769) in Paramaribo (na zijn overlijden in 1734 hertrouwde ze in 1737 met Salomon du Plessis).

Isaacs andere andere zoon Samuel Paulus (1714) werd leider van de Republikeinse beweging en was lid van de Surinaamse Politieke Raad. Hij werd eigenaar van Plantage Zorg en Hoop in 1747 en was ook eigenaar was van de plantages Mon Tresor en Patience. Hij behoorde tot de groep die bekend was als het Cabale dat het opnam tegen gouverneur Mauricius.

Een andere Pichot in Suriname was Constantia Maria Pichot (dochter van de ‘oude’ Daniel Pichot) die o.a. getrouwd was met Gerard Willem van Meel, de eigenaar van de plantages Jagtlust en Katwijk.

Ze hadden een zoon, -Willem Gerard- zijn graf is te zien in de Oranjetuin. Gerard Willem Van Meel bouwde de secretarie zeer waarschijnlijk omstreeks 1730 schuin tegenover het paleis, het pand werd later bekend als het huis Duplessis. Tot 1737 was hij Raad Fiscaal in Suriname en hij overleed in 1742.

Raad Fiscaal van Meel had met de opeenvolgende gouverneurs dikwijls onenigheid. Misschien dacht hij dat hij meer rechten had dan anderen, omdat zijn broer in Amsterdam in die tijd een van de Directeuren van de Sociëteit van Suriname was. Van Meel was de Raad Fiscaal die een proces begon tegen de vrije negerin Elisabeth, omdat ze een `praatjes uitstrooister’ zou zijn.

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

McLeod

McLeod

Afbeelding kan het volgende bevatten: 2 mensen, hoedMacLeod en McLeod zijn namen die komen uit het Schots-Gaelisch: MacLeòid heeft als betekenis “zoon van Leòd”. In het jaar 1227 was Gillandres MacLeod een van de eersten die deze achternaam droeg. Zo’n 6 eeuwen later behoorde Hugh McLeod tot de Schotse planters die zich in Suriname vestigden.

In 1836 kocht de Schot Hugh McLeod katoenplantage Burnside. De plantage viel destijds nog in het disctrict Nickerie (na 1851 viel dit onder Coronie).

McLeod kwam destijds van Demerara. Tijdens zijn eigenaarschap van Burnside werd slaaf Evan gemanumitteerd onder de naam Hugo Evert van Westland, wegens het verraden van de opstand op Leasowes door Tata Colin. Hugh McLeod kocht ook plantage Nieuw Acconoribo aan de Commewijne.

Na het overlijden van Hugh McLeod in 1843 ging zijn eigendom over op zijn neef Hugh Wright.

In 1847 trouwde Hugh Wright met zijn nicht, Hugh McLeod’s dochter Frances. Samen kregen ze drie kinderen, hoewel Wright voornamelijk in Suriname woonde.

Hugh Wright had naast zijn gezin met zijn echtgenote in Edinburgh ook in Suriname een gezin met een huisslavin, die op zijn verzoek in 1856 werd gemanumitteerd. Carolina Josephina Uchlein was toen 16 jaar, en ze kregen samen zeven kinderen waarvan er twee al jong overleden.

Conform zijn testament werden vier van ze na zijn overlijden als ’neven/nichten’ naar Edinburgh gezonden waar ze in het gezin van zijn eerste vrouw Frances werden opgenomen.

In 1863 ontving Hugh Wright bij de Emancipatie de hoogste compensatie van alle plantagehouders in Suriname.

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Edward Bancroft

Edward Bancroft

Afbeelding kan het volgende bevatten: 1 persoonIn Suriname hebben veel bijzondere types rondgelopen. Op plantage Barbados was arts Edward Bancroft actief. Samen met plantagehouder Paul Wentworth werd hij dubbelspion ten tijde van de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd.

Edward Bartholomew Bancroft (1745- 1821) was een Amerikaans/Britse arts die op zestienjarige leeftijd in de leer ging bij een arts in Killingworth, Connecticut. In 1763 ging hij naar Nederlands-Guyana, waar hij botanicus werd.

Hij breidde zijn praktijk snel uit naar meerdere plantages en schreef een studie van de lokale omgeving. Op basis van observaties van experimenten die op sidderalen werden uitgevoerd concludeerde Bancroft dat ze elektriciteit gebruikten om hun prooi te verdoven.

In Suriname werkte hij later voor Paul Wentworth (1728-1793), die afkomstig was van Barbados en in Suriname werkte als raadsheer van het Hof van Civiele justitie. In 1756 huwde Wentworth met de weduwe Catharina Stratius waardoor hij eigenaar van de suikerplantage Kleinhoop aan de Cottica werd en van een pas ontgonnen koffieplantage aan de Warrappakreek die hij plantage Barbados noemde.

Bancroft verliet Zuid-Amerika in 1766 waarna hij in 1769 in Londen een Essay publiceerde over de natuurhistorie van Guyana, waarna hij op advies van Benjamin Franklin een carrière als letterkundige begon.

In Londen trok Bancroft’s Natural History of Guyana ook de aandacht van Paul Wentworth die Bancroft inhuurde om de plantage van Wentworth in Suriname te onderzoeken en aanbevelingen te doen voor een efficiëntere werking. Bancroft bracht er twee maanden door voordat hij terugkeerde naar Londen.

Tijdens zijn verblijf in Suriname schreef Bancroft een driedelige, semi-autobiografische roman, The History of Charles Wentworth, Esq . Deze brievenroman volgt van een plantage-eigenaar (met dezelfde achternaam als zijn vriend en werkgever). Bancroft werd in 1773 verkozen tot fellow van de Royal Society als “een heer die thuis is in de natuurlijke geschiedenis en chemie, en auteur van de natuurlijke geschiedenis van Guyana”.

Zowel Edward Bancroft als Paul Wentworth bespioneerden Benjamin Franklin (1705- 1790) die het bekendst is als medeopsteller van de Amerikaanse Onafhankelijkheids-verklaring (1776) en de Amerikaanse grondwet.

Hij is een van de Founding Fathers die zich in Europa opwierp als belangrijk pleitbezorger en steun voor de Verenigde Staten. Franklin woonde tussen 1777 en 1785 in Parijs. Bancroft en Wentworth volgden de activiteiten van Franklin in opdracht van de Engelse regering, maar hadden ook hun eigen belangen voor ogen.

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Tyndall

Tyndall

Geen automatische alt-tekst beschikbaar.De familie Tyndall, o.a. ook wel Tyndal, Tijndall of Tindal, is tijdens het Engelse tussenbewind (1802-1816) uit Brits-Guiana naar Suriname gekomen. In Suriname waren de Tyndalls met name in Nickerie actief. De familie waaierde uit naar verre streken.

De oorsprong van deze familie ligt in Tynedale Northumberland. De familie Tyndall had familiebanden met De Veer, waarvan Abraham de Veer van 1822 tot 1828 gouverneur van Suriname was.

Joseph de Veer Tyndall (1778-1845) was met zijn slaven vanuit Grenada naar Suriname gekomen. In Nickerie werden hij en zijn gezinsleden eigenaar resp. directeur van de buurplantages Waterloo, Nursery en Hazard. Hiernaast werden ze ook eigenaar van de aan zee gelegen plantage met de toepasselijke naam Sealand (resp. Zeeland).

Een zoon van deze Tyndall trad in het huwelijk met een Herbert. Hierdoor kwam plantage L’Esperance in het bezit van de Tyndall’s, evenals Klein Bellevue.

Ook was plantage Ellen in Commewijne een tijdje in het bezit van de familie Tyndall. Waarschijnlijk kochten ze deze plantage om de slaven over te brengen naar Nickerie. Zij werd namelijk niet meer genoemd in het emancipatieregister uit 1863 en de plantage was waarschijnlijk toen al verlaten.

De familie Tyndall kwam in de loop van de 19e eeuw vanuit Suriname op meerdere plaatsen terecht, zoals bijvoorbeeld Amerika (George Henry Tyndall) en Australie (Charles Samuel Tyndall).

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Apinti(e)


Apinti(e)

De apinti is een enkelvellig slaginstrument dat door de Surinaamse marrons gebruikt werd om berichten door te seinen naar naburige dorpen en/of stammen. Het kreeg in Suriname ook een symbolische betekenis en er is ook een radio en televisiestation naar vernoemd.

De Apinti-drum als manier van berichtenverkeer is door de marrons tot in het recente verleden gebruikt.

Dit communicatiemiddel is vanuit de tijd van de slavernij uit West-Afrika meegebracht. Tijdens de strijd die door de Marrons in Suriname werd gevoerd was de Apinti een belangrijk communicatiemiddel, waarmee en informatie van de ene post naar de andere kon doorgespeeld.

Tegenwoordig wordt de apinti (naast de agida, mandron, poedja en kawina) nagenoeg uitsluitend als slaginstrument gebruikt bij religieuze dansen en muziek.

Apintie is ook de naam een Surinaamse zender. Deze begon in 1958 met radio-uitzendingen en heeft programma’s in het Nederlands en het Surinaams. De zender werd opgericht door Charles Vervuurt sr. en diens zoon Eddy Vervuurt, als derde radiostation in Paramaribo, naast de toen al bestaande zenders AVROS en Rapar.

De naam komt van de apinti, een slaginstrument voor communicatie, die in het Nederlands meestal oneerbiedig tamtam wordt genoemd. Vanaf het begin zond het station veel hoorspelen en feuilletons uit, vaak van de hand van Wilfred Teixeira, met stemmen van onder anderen Harry Jong Loy.

Ook de sportverslaggeving speelde een centrale rol. Na de sergeantencoup in 1980 werd op 8 september 1982 de zender uit de lucht gehaald. Pas in 1984 kon Radio Apintie weer met uitzenden beginnen. In 1997 begon men onder de naam Apintie Televisie met televisie-uitzendingen.

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Samson versus Van Meel

Samson versus Van Meel

Het huis van Elisabeth Samson

De positie van ‘vrije negerinnen’ was begin 18e eeuw niet te benijden. Predikant Kals nam het om die reden op voor de bekeerde Isabella die wilde trouwen om niet in ‘hoererij’ te hoeven leven. Toen de bekende vrije negerin Elisabeth Samson in een conflict belande moest ze om haar gelijk te halen naar Nederland afreizen.

Elisabeth Samson (1715-1771) groeide op in het huishouden van haar halfzuster Maria Jansz. die getrouwd was met de handelaar Frederik Coenraad Bossé.

Ze stond via haar zus en zwager in nauw contact met de blanke elite en leerde zo het zakenleven van nabij kennen. Zij leerde rekenen en schrijven en hielp in Bossé’s handelsmaatschappij met de correspondentie en administratie.

Ten tijde van het conflict was Raye (1699-1737) nieuw aangesteld als gouverneur. Hij was bij zijn aankomst in 1735 gechoqueerd over de behandeling van de zwarte slaven in de kolonie en de ruim 400 onafgedane processen voor het Hof van Justitie.

In 1737 was hij de derde gouverneur die trouwde met Charlotte van der Lith. Met haar eerste twee partners had zij elk een dochter. Met Raye kreeg ze een zoon, maar toen zij beviel was haar man reeds drie maanden overleden.

In juli 1736 raakte Elisabeth Samson betrokken bij een incident dat voor haar zou leiden tot een veroordeling wegens laster en meineed. Een koperslager, Peltser, had de toenmalige gouverneur Raye na een woordenwisseling tussen de gouverneur en Peltsers vrouw, voor canaille (ploert) uitgemaakt. Samson hoorde dit en rapporteerde het aan Raye.

Er volgde een politie-onderzoek, maar de raad-fiscaal van Paramaribo, Gerard Willem van Meel, besloot niet tot vervolging van Peltser over te gaan omdat andere getuigen niets van een belediging hadden vernomen. Raye stond er echter op dat iemand werd veroordeeld, met het gevolg dat de verdenking op Elisabeth Samson zelf kwam te liggen.

Van Meel begon hierop een proces tegen de vrije negerin Elisabeth, omdat ze een `praatjes uitstrooister’ zou zijn. Door het hof werd Elisabeth veroordeeld tot verbanning ‘ten eeuwigen dage’ uit de kolonie. Elisabeth reisde daarop naar Nederland, waar haar advocaat bij de Staten-Generaal om revisie van het vonnis vroeg.

Op 31 oktober 1739 stelden de Staten-Generaal de raad-fiscaal van Paramaribo in het ongelijk en vernietigden het vonnis. Na deze overwinning keerde Elisabeth terug naar Suriname.

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

De Paltzers

De Paltzers

Afbeelding kan het volgende bevatten: 2 mensenDe toestroom van kolonisten in Suriname werd gestimuleerd door gratis landuitgiftes en bonussen. Een groep Duitse boeren werd medio 18 eeuw bereid gevonden zich in Suriname te vestigen, maar het werd geen succes.

In 1727 werd door Philip Hack van de Sociëteit van Suriname voorgesteld om verarmde bewoners uit de Paltzstreken te benaderen voor vestiging in Suriname. In 1733 werden via een predikant van Altenwied Montanus een aantal jonge gezinnen bereid gevonden de overtocht te maken.

In Suriname kwamen ze onder toezicht van predikant Jan Martin Klein, afkomstig uit Neu-Wied, die kort daarvoor naar Suriname was gekomen. Hierna komen meer Paltzer immigranten in Suriname, te beginnen in 1734 met vier families uit Neu-Wied die werden begeleid door de zoon van predikant Altenwied Montanus.

Ze werden gevestigd aan de Patamecakreek aan de bovenloop van de Cottica. Het liep uit op een totale mislukking. Er waren ziektes en er vielen slachtoffers. Men voelde zich onveilig en wilde liever door naar Nieuw-Engeland.

De groep keerde in 1739 terug naar Paramaribo waar ze voor de nodige onrust zorgden. Een aantal van de overgebleven Paltzers sloot zich hierna aan bij de Herrnhutters die rond die tijd in Paramaribo actief werden.

Er zou in 1747 nog een groep Paltzers en Bazelers (Zwitsers) naar Suriname worden gehaald. Deze werden ingezet bij houtplantage Victoria (aan de Surinamerivier naast Berg en Dal).

Vanuit deze plantage werd in de periode 1742-1745 door Wilhem Hack, een broer van Philip Hack, met een aantal Duitse mijnwerkers onderzoek gedaan naar bodemschatten. Hij had hiervoor van de Sociëteit van Suriname toestemming gekregen met zijn Geoctrooieerde Surinaamse Mineraal-Compagnie, maar was er weinig succesvol.

Tot overmaat van ramp stortte tijdens de werkzaamheden in de mijn de mijn-ingang in. Hierdoor verloren 40 mijnwerkers het leven.

Victoria was gelegen bij de verdedigingslinie Oranjepad, maar desalniettemin werden in 1753 de Paltzer-boeren ter plekke door marrons aangevallen. Het betekende het einde van de kolonisatie door de Paltzer-boeren.

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Baron van Bulow

Baron van Bulow

Geen automatische alt-tekst beschikbaar.Nadat bij plantage Victoria in 1753 de Paltzers waren overvallen door Marrons werd gezocht naar een sterke man om ter plekke de militaire post te versterken; dit werd Baron von Bulow.

Het oorspronkelijke plan om een nieuwe kolonisatie bij Victoria aan het Oranjepad bij Para te beproeven kwam van Crommelin die het in die periode aan de stok had met de weduwe van der Lith te Berg en Dal, de aanvoerder van de Cabale.

Na haar overlijden in 1753 stelde Crommelin’s opvolger van der Meer de voorwaarden vast voor een nieuwe vestiging. Eind 1754 werd een nieuwe groep kolonisten er aan gehouden 10 jaar op het Oranjepad te blijven wonen.

De Duitse Baron von Bulow werd als burgemeester benoemd. Hij zou een salaris ontvangen en voor iedere kolonist die hij aanbracht een premie.

De familie Von Bülow behoort tot de oude adel van Mecklenburg en bracht verschillende staatslieden, militairen en kunstenaars voort. De familie is genoemd naar het dorp Bülow.

Na 1841 zou de familie gaan behoren tot de de adel van het koninkrijk der Nederlanden. De familie is gerelateerd aan de Van Heeckeren’s , die in Suriname bekend is doordat Ludolph van Heeckeren er in de eerste helft van de 19e eeuw gouverneur was.

In eerste instantie had von Bulow zijn zaken aardig op orde, maar al snel waren er klachten over zijn opstelling en kende de plantage problemen met weglopers

In 1756 werd besloten om von Bulow niet langer als burgemeester te handhaven. Ook ontstonden twijfels over de geschikheid van Victoria als nederzetting. In 1761 zou een laatste aanval door Marrons plaatsvinden, waarna er in 1762 vrede met de Saamaka werd gesloten.

 

  Auteur: Nico Eigenhuis