Salikin Hardjo – Tongar, een stukje Suriname
Tongar, een stukje Suriname op West-Sumatra
Vorige pagina |
In 1933 zorgde het gerucht dat Anton de Kom de Javaanse contractanten naar Indonesië zou brengen voor de nodige onrust in Suriname. Ruim 20 jaar later realiseerde Salikin Hardjo voor een aantal van ze deze droom. Indonesië was inmiddels onafhankelijk.
Salikin Hardjo (1910 –1993) werd geboren op Java. Op 4 februari 1920 vertrok zijn vader Doel met zijn gezin samen met 700 anderen naar Suriname.
Hij werd te werk gesteld op Moengo waar de opkomende bauxietindustrie geschoolde krachten nodig had. Na afloop van Doel’s vijfjarig contract tekende hij een jaar bij. Hij kreeg zijn premie en verloor daarmee het recht op gratis terugkeer naar Java. In 1926 verhuisde de familie naar Paramaribo.
Salikin Hardjo ging als leerling werken in een smederij tot hij de kans kreeg naar de Selecta ULO te gaan. In 1930 sloot hij deze succesvol af.
Hij kreeg de dagelijkse leiding van de zetterij en ontwikkelde interesse in de journalistiek. Hij volgde politieke debatten en berichten uit Nederland. In kranten uit Indonesië las hij ook over de groeiende nationalistische beweging in zijn moederland, en hij deelde de idealen van Soekarno.
Een andere drukkerij, Heyde, drukte De Banier van Waarheid en Recht. Tussen 1932 en 1935 publiceerde het Surinaamse blad De Banier van Waarheid en Recht ingezonden brieven van een Javaanse vrouw, Bok Sark. Zij beweerde dat zij op een plantage leefde samen met haar man en zij schreef over de vele wantoestanden daar. Vele jaren later bleek Salikin Hardjo de schrijver te zijn van de ingezonden brieven.
In 1933 kwam Anton de Kom in Suriname. Spoedig kwamen velen, waaronder grote groepen Javanen, bij hem advies vragen. Zijn arrestatie leidde tot grote demonstraties. Het koloniaal gezag schoot op de menigte die om de vrijlating van de Kom riep, en daarbij vielen enkele doden. Hardjo was van mening dat het verlangen van de Javanen om terug te gaan naar hun vaderland en hun gevoeligheid voor mystiek misbruikt werd om hen te mobiliseren.
Gesuggereerd werd dat De Kom “eigenlijk een Javaanse vorst was die zich had aangepast met een donkere huidskleur, en die de Javanen zou terugbrengen naar hun vaderland”. Salikin en zijn broer Samioen waren hier sceptisch over. Naar hun mening kon niemand zomaar teruggaan zolang niet aan enkele voorwaarden was voldaan. In 1947 was hij medeoprichter van de PBIS (Pergerakan Bangsa Indonesia Suriname, Beweging van de Indonesische Bevolking in Suriname).
Deze ondervond echter sterke concurrentie van de KTPI o.l.v. Iding Soemita, een begaafd redenaar die beloofde de Javanen terug te brengen naar Indonesië. Volgens Breunissen ‘vertelde Hardjo over de werkelijkheid, en liet Soemita de mensen dromen’.
In 1954 vertrok Hardjo met zijn gezin en nog ruim duizend Javanen in een speciaal daarvoor gecharterd schip de Langkuas naar Sumatra en stichtte daar de desa Tongar. De met hard werk opgebouwde gemeenschap was aanvankelijk succesvol maar werd meegesleurd in de burgeroorlog die Sumatra tussen 1957 en 1959 trof.
Velen vertrokken uit het dorp. In 1967 werd de desa uitgebreid met transmigranten uit Java. De wederopbouw kwam op gang en in 1988 werd ‘desa Suriname’ uitgeroepen tot meest ontwikkelde desa van de provincie West-Sumatra. Uit de jongere generatie kwamen veel hoogopgeleiden voort: artsen, ingenieurs, ondernemers en ook een voormalig ambassadeur van Indonesië in de Verenigde Staten.
Hardjo bleef tot zijn dood in juli 1993 in Tongar wonen. Zijn medeoprichter J.W. Kariodimedjo, die in Suriname statenlid was, bracht het in Indonesië tot een hoge functie bij de nationale oliemaatschappij Pertamina en woont in Jogjakarta.
Klaas Breunissen schreef het boek “Ik heb Suriname altijd liefgehad: Het leven van de Javaan Salikin Hardjo”
Auteur: Nico Eigenhuis