Het Sefardische Suriname

Het Sefardische Suriname

← Terug
 
Het Sefardische Suriname
De komst van de eerste Sefardisch Joodse kolonisten in Suriname heeft de nodige sporen achtergelaten in onder andere de namen plantages. Om ze te kunnen duiden is een aantal toelichtingen op zijn plaats.
Over de Sefarden
 
De Spaanse stad Avila, dicht bij Madrid, gold als centrum van de Spaanse inquisitie. Het was vanuit deze stad dat Tomás de Torquemada (1420-1498) minstens 13.000 joden doodde en op zijn aandringen vaardigde koningin Isabella op 31 maart 1492 in Spanje een Akte van Verdrijving uit. Ruim 160.000 Joodse families ontvluchtten daarop het land. Bekende vestigingsplaatsen werden het Portugese Faro en Belmonte, en in Italië Livorno en Venetië. Van hier uit trok een aantal prominenten naar Amsterdam, waaronder Manuel de Belmonte oftewel Isaac de Nunez die o.a. contacten met Spanje onderhield. Hij was betrokken bij het verkrijgen van het Asiento de negros, waarmee de handel in tot slaaf gemaakten werd geregeld.
 
 
Thorarica
Thora Rica betekent in het Portugees ‘De rijke Thora”. Deze plaats -de voormalige hoofdstad van het land- was in Suriname gelegen ter hoogte van het huidige Overbridge. Tegenover Thorarica werd in de 17e eeuw suikerplantage La Confianza , het Vertrouwen, aangelegd door de uit Italie afkomstige David Cohen Nassy . Hij kwam er terecht met behulp van de in Amsterdam gevestigde Paulo Jacomo Pinto, of Jacob Jessurun Pinto (1625-1700) een vertegenwoordiger van de Grana’s , de Joden van het Italiaanse Livorno. David Nassy’s zoon Samuel Nassy is een belangrijke figuur uit de vroege geschiedenis van Suriname. Hij was planter, koopman, en burgerkapitein van de joodse natie. De plantage Ornamibo was in 1678 in zijn bezit. Hij sprak de inheemse talen en was een belangrijke schakel in de communicatie tussen de overheid en de indiaanse bevolking.
 
 
Jodensavanne
Jodensavanne gold vooral als kerkelijke centrum voor de Sefardisch Joodse gemeenschap. In 1684 werd er een Synagoge gebouwd, met daarbij een begraafplaats. Een belangrijke naam ter plaatse is die van De La Parra, Portugees voor Wijngaard. Begin 19e eeuw werd op Jodensavanne de “mulattin” Annaatje van de La Parra (1783-1860) moeder van Abraham Garcia Wijngaarde (1823-1915). Hij vestigde zich in 1866 het dorpje Carolina. Twee jaar later werd in 1825 de slavin Cornelia Druiventak moeder van Quassi Petrus Druiventak (1825-1873), ten tijde van de afloop van het staatstoezicht in 1873 eigenaar plantage Ayo. Deze was in 1675 gesticht door een van de eerste Sefardische kolonisten, te weten Isaac d’Avilar, wiens naam verwijst naar de Spaanse stad waarin de inquisitie een aanvang kreeg.
 
 
Haran
Het huidige La Vigilantia heette ooit Haran, naar de oude stad in Mesopotamië waar Abraham op 75-jarige leeftijd door God werd geroepen. Hij zou hierna zijn land verlaten en zich in het beloofde land te Kanaän vestigen. Met zijn talrijke nageslacht behoort hij tot Israël’s stamvaders. De suikerplantage Haran was in de Engelse tijd al in gebruik en kende nadien als eigenaar Jacob de Pina, een naam die we rond 1600 in Amsterdam tegenkomen, waar de dichter Paolo de Pina (Rohiel Jessurun) in 1629 zijn zwarte huisbediende Elieser op Beth Haim te Ouderkerk aan de Amstel liet begraven. Veelal werden in Suriname de groepen tot slaaf gemaakten vernoemd naar hun eigenaren, waardoor in het geval van Pina dit wellicht heeft geleid tot de vernoeming Pina-lo
 
 
Rama en Hebron
De huidige plantage Phedra heette eerder Hebron en is aan de Surinamerivier te vinden tussen de plantages Rama en Worsteling Jacobs. Zowel Rama als Hebron zijn Bijbelse steden. In het geval van Hebron betreft dit de stad van Jacob. De plantage was oorspronkelijk bezit van de joodse familie Nunez Henriquez en speelt een belangrijke rol in het boek ‘Hoe duur was de suiker”.
Worsteling Jacobs
Plantage Worsteling Jacobs aan de Suriname rivier stond in 1718 op naam van Josef en Jacob Nassy. De naam verwijst naar het Bijbelboek Genesis. Hierin staat Jacob aan de Jabbok op het punt zijn broer Esau, die hij ooit oplichtte en bestal, na ruim twintig jaar weer te zien. Jacob is bang en voelt zich schuldig. Een hele nacht worstelt hij met de gedaante van een engel. Aan het einde raakt Jacob gewond aan zijn heup en krijgt een nieuwe naam, Israël, omdat hij gestreden heeft en overwon.
 
 
 
Gosen
Gosen is volgens de Hebreeuwse Bijbel een gebied in het Oude Egypte waar de Israëlieten zich, als dank voor Jozefs inspanningen voor de farao, konden vestigen tot er een farao aan de macht kwam die de Israëlieten als een gevaar voor zijn land zag. Hierna zou Mozes de Israëlieten naar Kanaän, het huidige Israël en Palestina leiden.De eerste eigenaar van suikerplantage Goosen aan de Surinamerivier was begin 18e eeuw de Sefardisch-Joodse Jos. Gabay Faro, wiens laatste naam een verwijzing kent naar het Portugese Faro, een indicatie van de weg die hij had afgelegd voor hij Suriname bereikte.
 
 
Venetia
Plantage Venetia, gelegen naast La Providence, was eigendom van Isaak David de Meza, lid van een familie met meerdere plantages. In de 19e eeuw werd het beheer van plantage Venetia toegevoegd aan het tegenover Jodensavanne gelegen La Diligence, die in die tijd eigendom was van de aan de De Meza’s gerelateerde familie De La Parra. Een in Suriname bekende Venetiaan is Sebastianus Quartarolis een Italiaanse proseliet (tot het jodendom bekeerde) en handelaar in koffie, thee en chocolade. Hij kwam rond 1715 naar Suriname en had er de plantage Quaad gerucht. In het oude centrum van Paramaribo was lange tijd ook een Quartarolis-straat te vinden. Die werd na de grote brand van 1821 niet herbouwd omdat op die plek het Vaillantsplein is gecreëerd.
 
 
Livorno
Livorno is een havenstad aan de westelijke rand van het Italiaanse Toscane. Toen de Joodse bevolking van de stad bleef groeien, werd de in 1603 gebouwde synagoge aldaar uitgebreid en rijkelijk versierd. Tot de planters die zich begin 19e eeuw vanuit Livorno in Suriname vestigden behoorde Filippo Carlo Cassali (1765-1824). Hij was in Suriname o.a. ook actief als Raad van politie en criminele justitie, en zijn graf is te vinden op Nieuw Oranjetuin. Hij noemde zijn bezit aan de Surinamerivier Livorno, naar zijn stad van herkomst. Het is thans een van de twaalf wijken van Paramaribo.