Carolina Maria Schouten

Carolina Maria Schouten

← Terug

Carolina Maria Schouten’s Haagse jaren

De dochter van Gerrit Schouten trad in 1827 op de 23-jarige leeftijd in het huwelijk met de toen 60-jarige Adriaan François Lammens, die in 1833 verantwoordelijk was voor de rechtsgang na de Codjo Branti. Ze zou met haar man in 1835 afreizen naar Den Haag, vanwaar zij nadien nog het nodige te regelen had in Suriname.

Adriaan François Lammens (1767-1847) is in 1816 als jurist naar Suriname gekomen. Bij de grote brand van 1821 verloor hij zijn woning op de hoek van de Waterkant, waarbij hij zijn toenmalige- tweede- vrouw Maria van Gelder zelf uit het pand redden. Maria kwam vier jaar later in Paramaribo te overlijden.

Carolina Maria Schouten (1804-1887) was een kleindochter van de Nederlandse gouvernements-ambtenaar Hendrik Schouten (1745-1801) en de Surinaamse Suzanna Hanssen. Haar vader was de Surinaams kunstenaar Gerrit Carl François Schouten (1779-1839) en haar moeder Maria Helena Zeegelaar.

Lammens trad op als de beschermheer voor zowel haar opa als haar vader en de familie Schouten kwam in de loop der jaren financieel bij de familie Lammens in het krijt te staan. Na haar vertrek zou in 1843 in Suriname de plantage Onverwacht, die op naam van de Schoutens stond en waarin ook Lammens aandelen had, worden verkocht.

Kennelijk was de opbrengst van de verkoop van Onverwacht voor de Schoutens niet voldoende om met de familie Lammens financieel in het reine te komen, want na het overlijden van zijn vader in 1847 zou de in Surname achtergebleven Adriaan Francois Lammens junior (1792-1861) -de zoon uit zijn eerste huwelijk-, zijn stiefmoeder voor de rechter slepen.

Lammens junior wilde oude schulden van de familie Schouten graag alsnog vereffend zien en er volgde in Den Haag een verkoop van de inboedel van Lammens, waaronder Mahonie-houten kasten, kristal- en zilverwerk. In 1848 volgde de oproep vanuit Den Haag aan alle schuldeisers inzake de nalatenschap Lammens zich te melden.

De banden van Carolina Maria Schouten met Suriname werden definitief verbroken nadat daar in 1871 haar moeder overleed. Ze machtigde Antonius Franciscus Lissone, destijds eigenaar van plantage Boxel, om haar wettelijk erfdeel te innen. Carolina Maria Schouten bleef in het Haagse tot haar overlijden in 1887.

  Auteur: Nico Eigenhuis