De introductie van de teelt van cacao in Suriname zou in 1684 hebben plaatsgevonden door de zoon van gouverneur Van Aerssen van Sommelsdijk. Het zou door de populariteit van koffie in de 18e eeuw slechts op kleine schaal worden geteeld.
François van Aerssen van Sommelsdijk (1669 –1740) was de tweede zoon van Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck, heer van Chatillon. Zijn vader Cornelis was de eerste gouverneur die namens de Sociëteit van Suriname in Suriname de scepter voerde.
François kwam in 1683 met zijn vader naar Suriname en zou van hem in 1684 de opdracht hebben gekregen om een aantal door hem naar Suriname meegebrachte dieven en vagebonden te achterhalen, die zich na aankomst in Suriname op gestolen vaartuigen hadden ingescheept en naar de Orinoco waren gevlucht.
François joeg hen met een aantal soldaten na en bracht hen terug. Tijdens zijn tocht zou François in Venezuela de cacaoboom hebben ontdekt en meegebracht, waarna hij deze teelde op de door zijn vader aangelegd plantage Groot-Chatillon aan de Surinamerivier.
De teelt van cacao in Suriname kwam in eerste instantie niet echt van de grond, en de eerst geregistreerde export ervan naar Nederland dateert dan ook pas van 1733. Tot de plantages waarop de teelt plaats vond behoorden Echtensrust (resp. Echtenrots, van Barbera Elisabeth van Echten en Jean Rocheteau junior) en plantage Alkmaar. Van dit laatste maakt Stedman melding in zijn boek ‘Reize naar Suriname’.
De teelt van cacao werd als alternatief plantageproduct opgepakt nadat de koffie rond 1770 in Suriname werd getroffen door de ziekte ‘white fly’. De teelt vond in eerste instantie plaats op de plantages Ma Retraite en Tourtonne bij Paramaribo. Hierna volgden verschillende andere plantages, waaronder Susannasdaal en Marienbosch. Het nam later in de 19e eeuw een vlucht nadat in Nederland cacao-fabrieken waren opgezet
Fosten Tori, Geschiedenis, verleden, fosten, oorsprong, gron, roots, rutu, gron, reis
Auteur: Nico Eigenhuis