[rank_math_breadcrumb]


Terug naar vorige pagina

Stenhuys

[ad_1] Stenhuys

Als eerste eigenaar van plantage de Waakzaamheid aan de Tawaycoerakreek staat in 1819 Hendrik Stenhuys genoteerd. Het was niet de enige plantage die hij in bezit had.

De naam Stenhuijs komen we in Nederland onder andere tegen in het Friese Farmsum, waar in 1740 Henricus Stenhuis in het huwelijk treed met Henrica Meurs. De relatie met Hendrik Stenhuis is niet helder, maar hij is in ieder geval een naamgenoot.

Hendrik Stenhuys (1762-1827) – ook wel Stenhuis of Stenhuijs- kwam eind 18e eeuw naar Suriname, waar hij met zijn plantages fortuin maakte. Hij begon zijn carrière in Suriname in 1789 als secretaris van Nieuwe Wees Curateele en Onbeheerde Boedels Kamer in Paramaribo en was ook actief als Rooymeester van de Melassevaten.

Naast zijn activiteiten als planter deed hij ook dienst als administrateur van de plantages Berlijn in Para, Biervliet en Berkshoven. Tot zijn bezittingen behoorden ten tijde van zijn overlijden een aantal panden aan de Gravenstraat. De enig erfgenaam was zijn gelijknamige zoon Hendrik Stenhuys jr (1790-1862) die een aantal kinderen kreeg, waaronder zoon Johan Hendrik Stenhuijs.

We komen de naam Stenhuys o.a. tegen bij de plantages Beudslust, Landlust en Alsimo bij Matapica. De ambities van Hendrik Stenhuys senior waren zodanig dat hij te Matapica in 1819 katoen en koffieplantage Twistrust overnam van Luden Jacobus van den Burght. Na het overlijden van Stenhuys sr. werd de teelt van katoen er gestaakt, en in 1831 werd de plantage verkocht.

In 1827 vond op naam van Hendrik Stenhuys de manumissie plaats van de slavin Santo van Candasie van Dieulefit (1782-1830) en haar 4 kinderen, waarvan dochter Coba onder de naam Coba van Stenhuis door het leven ging. Er zouden nog meer manumissies op naam van Stenhuis plaatsvinden, zoals in 1849 die van huismeid Ansemia, door straatvoogd Spillenaar, vanuit de boedel Stenhuys.


[ad_2]

Source

 

 
Terug naar vorige pagina