Mahabier Sookha 31 jaar en zoon van Deoki Sookha woonde op Welgedacht B , Cyriel Murray, geboren in Demarara oud 39 jaar, wonende op Meerzorg en Anton de Kom
De Hindostaanse contractant M/1615, Deoki Sookha, had bij zijn inscheping vast een mooie toekomst voor ogen, maar het bestaan in Suriname viel hem en zijn nazaten zwaar. Zijn zoon Mahabier zou in 1933 zijn heil zoeken bij Anton de Kom, met fatale gevolgen.
Deoki Sookha (1865-1928) kwam in 1884 naar Suriname, waar hij tewerk werd gesteld op plantage Voorburg, destijds eigendom van de Gelderse Landbouwmaatschappij Voorburg. Hij was het er kennelijk niet eens met de gang van zaken, want hij zou er in 1893 worden bestraft wegens het plegen van verzet, het toebrengen van slagen en kwetsuren. Het kwam hem te staan op 3 weken gevangenisstraf met gedwongen tewerkstelling en ƒ8,- boete.
Fosten Tori, Geschiedenis, verleden, fosten, oorsprong, gron, roots, rutu, gron, reis
Auteur: Nico Eigenhuis
7 februari 1933 (een toelichting)
Het was dan ook niet verwonderlijk dat Mahabier Sookha (1901-1933) zich tot “Papa” Anton de Kom zou richten tijdens diens verblijf in Paramaribo. Bij het neerslaan van de ongeregeldheden, was Mahabier een van de twee dodelijke slachtoffers.
Op 7 februari 1933 liet procureur-generaal Frans van Haaren in Paramaribo het vuur openen op een demonstratie. Er vielen twee doden en tientallen gewonden. “Alles bij elkaar had het niet gunstiger kunnen verlopen ; aldus “de woorden van deze PG na afloop.
Twee jaar voor De Koms arrestatie, in 1931, was Suriname al opgeschrikt door hongerrellen van werklozen. Deze waren ontaard in een gewelddadige confrontatie met de politie.
PG Van Haaren had deze rellen getypeerd als ‘baldadigheid van het rapalje’, maar ondertussen was hij als gezagsdrager ook angstig geworden voor het rode gevaar. ‘Het communisme heeft hier zijn intrede gedaan,’ schrijft hij. ‘De opstand van 1931 was onderdrukt, maar het communisme kreeg men niet het land uit.
Het gistte onder het volk.’ Lange tijd was er weinig reden tot zorg geweest. Het verzet in Suriname was gefragmenteerd en geïsoleerd. Wel hadden Surinamers die werkten bij de olieraffinaderij op Curaçao inspiratie opgedaan bij Caribische activisten. Heldhaftige verhalen spraken tot de verbeelding, zoals die van de slaven van Haïti, die rond 1800 de Franse kolonisatoren van het eiland hadden verjaagd. Toen de arbeiders tijdens de economische crisis van 1929 huiswaarts keerden, namen ze deze verhalen mee.
Procureur-generaal Frans van Haaren.
Van Haaren noteerde hoe in zijn optiek een enorme opruierij reeds had plaatsgevonden; de Creolen, die zeer laf zijn, bleven aanvankelijk op de achtergrond, maar de Javanen en de Brits-Indiërs (deHindoestanen) kwamen in grote getallen van alle plantages, tot meer dan zestig kilometer van de stad gelegen naar de stad opdringen; terwijl de Bosnegers en de Indianen vanuit de verste hoeken van het land in beweging werden gebracht.
Het adviesbureau van de Kom was in die eerste paar dagen een groot succes. Vooral de Javanen en Hindoestanen zagen in De Kom een messias die hen zou helpen terug te keren naar Nederlands- of Brits-Indië. Onder Javanen deed het verhaal de ronde dat hij magische krachten bezat, dat hij door deuren heen kon lopen, dat hij een legendarische verbannen vorst uit de negentiende eeuw was.
De PG geloofde sommige van deze veelal groteske geruchten. Zo schrijft hij: ‘De Kom – een lichtgekleurde neger – bleek naar allerwaarschijnlijkheid een afstammeling van Gandhi te zijn – en van de fanatieke Oosterlingen kan men het ergste verwachten.’
Hij zocht naar eigen zeggen een reden, desnoods een valse (schijn) reden, om Anton de Kom te arresteren. Hij was ervan overtuigd dat deze raddraaier een revolutie ging ontketenen, en Van Haaren vreesde zelfs voor zijn eigen leven.
Op 31 januari kreeg hij, van Haaren, zogenaamd een bericht van iemand die terugschrok van de ontzettende opzet en de ongelooflijk wrede manier waarop wij beslopen en uitgemoord zouden worden.
Op 1 februari nam hij het zekere voor het onzekere. Hij laat optekenen: ‘Ongeveer tien minuten van mijn woning trok ons een stoet van duizenden Javanen, Creolen en Brits-Indiërs tegemoet, die zeer opgewonden waren. Overal was men bezig de winkels te plunderen, de markten te sluiten, te ontruimen, de kinderen van de school te halen, enz. enz.