Paul François Roos

Paul François Roos

Eind 18e eeuw ontstonden er de nodige culturele activiteiten in Suriname. Een van de destijds actieve dichters destijds was Paul François Roos.

Paul François Roos (1751–1805) was een Nederlands planter en dichter, werkzaam in Suriname. Roos kwam in 1769 in Suriname aan. Hij begon als “blankofficier” (overseer = opzichter) op de plantage De Goede Verwachting aan de Motkreek. Hij klom hierna op tot directeur op koffieplantage De Jonge Byekorf te Commewijne. Later werd hij administrateur en koopman / planter. Hij huwde in 1785 met Johanna Francina Seonnet, maar hij kreeg bij haar geen kinderen, wel bij zijn slavin Prinses.

Roos vervulde verschillende publieke functies en was betrokken bij de oprichting van het Kollegie van Natuur-Onderzoekinge en het letterkundig genootschap De Surinaamsche Lettervrinden. In 1784 schreef hij de Redevoering over de oorzaken van ’t verval en middelen tot herstel der volksplanting van Suriname. Ook schreef hij `Schets van het Plantaadjeleven’ . waarin hij uitvoerig het leven op een plantage schildert.

Het bekendste werk van Roos is Surinaamsche mengelpoëzy.

 

Edward Bancroft

Edward Bancroft

Afbeelding kan het volgende bevatten: 1 persoonIn Suriname hebben veel bijzondere types rondgelopen. Op plantage Barbados was arts Edward Bancroft actief. Samen met plantagehouder Paul Wentworth werd hij dubbelspion ten tijde van de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd.

Edward Bartholomew Bancroft (1745- 1821) was een Amerikaans/Britse arts die op zestienjarige leeftijd in de leer ging bij een arts in Killingworth, Connecticut. In 1763 ging hij naar Nederlands-Guyana, waar hij botanicus werd.

Hij breidde zijn praktijk snel uit naar meerdere plantages en schreef een studie van de lokale omgeving. Op basis van observaties van experimenten die op sidderalen werden uitgevoerd concludeerde Bancroft dat ze elektriciteit gebruikten om hun prooi te verdoven.

In Suriname werkte hij later voor Paul Wentworth (1728-1793), die afkomstig was van Barbados en in Suriname werkte als raadsheer van het Hof van Civiele justitie. In 1756 huwde Wentworth met de weduwe Catharina Stratius waardoor hij eigenaar van de suikerplantage Kleinhoop aan de Cottica werd en van een pas ontgonnen koffieplantage aan de Warrappakreek die hij plantage Barbados noemde.

Bancroft verliet Zuid-Amerika in 1766 waarna hij in 1769 in Londen een Essay publiceerde over de natuurhistorie van Guyana, waarna hij op advies van Benjamin Franklin een carrière als letterkundige begon.

In Londen trok Bancroft’s Natural History of Guyana ook de aandacht van Paul Wentworth die Bancroft inhuurde om de plantage van Wentworth in Suriname te onderzoeken en aanbevelingen te doen voor een efficiëntere werking. Bancroft bracht er twee maanden door voordat hij terugkeerde naar Londen.

Tijdens zijn verblijf in Suriname schreef Bancroft een driedelige, semi-autobiografische roman, The History of Charles Wentworth, Esq . Deze brievenroman volgt van een plantage-eigenaar (met dezelfde achternaam als zijn vriend en werkgever). Bancroft werd in 1773 verkozen tot fellow van de Royal Society als “een heer die thuis is in de natuurlijke geschiedenis en chemie, en auteur van de natuurlijke geschiedenis van Guyana”.

Zowel Edward Bancroft als Paul Wentworth bespioneerden Benjamin Franklin (1705- 1790) die het bekendst is als medeopsteller van de Amerikaanse Onafhankelijkheids-verklaring (1776) en de Amerikaanse grondwet.

Hij is een van de Founding Fathers die zich in Europa opwierp als belangrijk pleitbezorger en steun voor de Verenigde Staten. Franklin woonde tussen 1777 en 1785 in Parijs. Bancroft en Wentworth volgden de activiteiten van Franklin in opdracht van de Engelse regering, maar hadden ook hun eigen belangen voor ogen.

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Tyndall

Tyndall

Geen automatische alt-tekst beschikbaar.De familie Tyndall, o.a. ook wel Tyndal, Tijndall of Tindal, is tijdens het Engelse tussenbewind (1802-1816) uit Brits-Guiana naar Suriname gekomen. In Suriname waren de Tyndalls met name in Nickerie actief. De familie waaierde uit naar verre streken.

De oorsprong van deze familie ligt in Tynedale Northumberland. De familie Tyndall had familiebanden met De Veer, waarvan Abraham de Veer van 1822 tot 1828 gouverneur van Suriname was.

Joseph de Veer Tyndall (1778-1845) was met zijn slaven vanuit Grenada naar Suriname gekomen. In Nickerie werden hij en zijn gezinsleden eigenaar resp. directeur van de buurplantages Waterloo, Nursery en Hazard. Hiernaast werden ze ook eigenaar van de aan zee gelegen plantage met de toepasselijke naam Sealand (resp. Zeeland).

Een zoon van deze Tyndall trad in het huwelijk met een Herbert. Hierdoor kwam plantage L’Esperance in het bezit van de Tyndall’s, evenals Klein Bellevue.

Ook was plantage Ellen in Commewijne een tijdje in het bezit van de familie Tyndall. Waarschijnlijk kochten ze deze plantage om de slaven over te brengen naar Nickerie. Zij werd namelijk niet meer genoemd in het emancipatieregister uit 1863 en de plantage was waarschijnlijk toen al verlaten.

De familie Tyndall kwam in de loop van de 19e eeuw vanuit Suriname op meerdere plaatsen terecht, zoals bijvoorbeeld Amerika (George Henry Tyndall) en Australie (Charles Samuel Tyndall).

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

De Paltzers

De Paltzers

Afbeelding kan het volgende bevatten: 2 mensenDe toestroom van kolonisten in Suriname werd gestimuleerd door gratis landuitgiftes en bonussen. Een groep Duitse boeren werd medio 18 eeuw bereid gevonden zich in Suriname te vestigen, maar het werd geen succes.

In 1727 werd door Philip Hack van de Sociëteit van Suriname voorgesteld om verarmde bewoners uit de Paltzstreken te benaderen voor vestiging in Suriname. In 1733 werden via een predikant van Altenwied Montanus een aantal jonge gezinnen bereid gevonden de overtocht te maken.

In Suriname kwamen ze onder toezicht van predikant Jan Martin Klein, afkomstig uit Neu-Wied, die kort daarvoor naar Suriname was gekomen. Hierna komen meer Paltzer immigranten in Suriname, te beginnen in 1734 met vier families uit Neu-Wied die werden begeleid door de zoon van predikant Altenwied Montanus.

Ze werden gevestigd aan de Patamecakreek aan de bovenloop van de Cottica. Het liep uit op een totale mislukking. Er waren ziektes en er vielen slachtoffers. Men voelde zich onveilig en wilde liever door naar Nieuw-Engeland.

De groep keerde in 1739 terug naar Paramaribo waar ze voor de nodige onrust zorgden. Een aantal van de overgebleven Paltzers sloot zich hierna aan bij de Herrnhutters die rond die tijd in Paramaribo actief werden.

Er zou in 1747 nog een groep Paltzers en Bazelers (Zwitsers) naar Suriname worden gehaald. Deze werden ingezet bij houtplantage Victoria (aan de Surinamerivier naast Berg en Dal).

Vanuit deze plantage werd in de periode 1742-1745 door Wilhem Hack, een broer van Philip Hack, met een aantal Duitse mijnwerkers onderzoek gedaan naar bodemschatten. Hij had hiervoor van de Sociëteit van Suriname toestemming gekregen met zijn Geoctrooieerde Surinaamse Mineraal-Compagnie, maar was er weinig succesvol.

Tot overmaat van ramp stortte tijdens de werkzaamheden in de mijn de mijn-ingang in. Hierdoor verloren 40 mijnwerkers het leven.

Victoria was gelegen bij de verdedigingslinie Oranjepad, maar desalniettemin werden in 1753 de Paltzer-boeren ter plekke door marrons aangevallen. Het betekende het einde van de kolonisatie door de Paltzer-boeren.

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Baron van Bulow

Baron van Bulow

Geen automatische alt-tekst beschikbaar.Nadat bij plantage Victoria in 1753 de Paltzers waren overvallen door Marrons werd gezocht naar een sterke man om ter plekke de militaire post te versterken; dit werd Baron von Bulow.

Het oorspronkelijke plan om een nieuwe kolonisatie bij Victoria aan het Oranjepad bij Para te beproeven kwam van Crommelin die het in die periode aan de stok had met de weduwe van der Lith te Berg en Dal, de aanvoerder van de Cabale.

Na haar overlijden in 1753 stelde Crommelin’s opvolger van der Meer de voorwaarden vast voor een nieuwe vestiging. Eind 1754 werd een nieuwe groep kolonisten er aan gehouden 10 jaar op het Oranjepad te blijven wonen.

De Duitse Baron von Bulow werd als burgemeester benoemd. Hij zou een salaris ontvangen en voor iedere kolonist die hij aanbracht een premie.

De familie Von Bülow behoort tot de oude adel van Mecklenburg en bracht verschillende staatslieden, militairen en kunstenaars voort. De familie is genoemd naar het dorp Bülow.

Na 1841 zou de familie gaan behoren tot de de adel van het koninkrijk der Nederlanden. De familie is gerelateerd aan de Van Heeckeren’s , die in Suriname bekend is doordat Ludolph van Heeckeren er in de eerste helft van de 19e eeuw gouverneur was.

In eerste instantie had von Bulow zijn zaken aardig op orde, maar al snel waren er klachten over zijn opstelling en kende de plantage problemen met weglopers

In 1756 werd besloten om von Bulow niet langer als burgemeester te handhaven. Ook ontstonden twijfels over de geschikheid van Victoria als nederzetting. In 1761 zou een laatste aanval door Marrons plaatsvinden, waarna er in 1762 vrede met de Saamaka werd gesloten.

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Vrede

Vrede

       Vorige pagina

Met de Inheemsen en Marrons zijn op verschillende momenten vredesovereenkomsten afgesloten. Onderstaand een overzicht.

1686 Gouverneur van Aerssen van Sommelsdijck trouwt met een Indiaanse prinses, waardoor het verzet van de Inheemsen is gebroken.

1749 Carl Otto Creutz sluit vrede met Adoe van de Saamaka, die o.a. voorziet in uitlevering van nieuw gevluchte slaven. De planters saboteren de effectuering.

1760 Na de Tempati-opstand van 1757 sluit de uit Jamaica gedeporteerde Boston Bendt een overeenkomst namens de Ndyuka die door hen als overwinning werd gezien.

1762 Met de Saamaka wordt alsnog vrede overeengekomen. Abini gaat akkoord met het uitlevering van pantiman en er wordt een postman geplaatst.

1769 Namens de van de Saamaka afgesplitste Matawai wordt door Musinga een vredesakkoord gesloten.

1793 De Aukaanse aanvoerder Bambi verkrijgt na zijn overwinning op Boni gezag over de Aluku

1860 Door gouverneur Van Lansberge worden de Aluku vrijgesteld van het eerdere gezag van de Aukaners

1863 De Brooskampers of Bakabusinengre verkrijgen officieel de vrijheid. Feitelijk was er na een mislukte strafexpeditie rond 1860 al sprake van een staakt het vuren.

NB bovenstaande is vast niet volledig, maar geeft wel zicht op het verloop van de diverse bestanden en tractaten.

  Auteur: Nico Eigenhuis

———————————————————-

 

Op 19 september 1762 werd in Suriname een vrede gesloten met de Saramaccaners. Dankzij dit verdrag werden de Saramaccaners als vrij mens erkend. De artikelen luidden:

  1. De Boschnegers van Saramacca en Suriname zullen als vrije lieden erkend worden.
  2. Zij zullen de dorpen aanwijzen, in dit verdrag begrepen.
  3. Zij zullen niet van woonplaats veranderen, dan met goedkeuring der Regering.
  4. Zij zullen kennis geven wanneer zij van opperhoofden veranderen, die de Regering zal erkennen.
  5. Zij zullen al de slaven, die sedert de vredes-onderhandeling bij hen gekomen zijn, overgeven, en daarvoor van f 10: – tot f 50: – genieten, en ook alle nieuwe, die zich bij hen zullen vervoegen, overleveren.
  6. Zij zullen onder hen geene slaven dulden en de overtreders dezer conditie zullen gestraft worden.
  7. Zij zullen, des verzocht wordende, in het vangen der wegloopers behulpzaam zijn, tegen eene premie en bebelooning.
  8. Zij zullen alle muiterij tegengaan, en de Blanken tegen eenen buitenlandschen vijand behulpzaam zijn.
  9. Zij vermogen niet dan met vijf of zes naar Paramaribe te komen, en moeten zich aan den Gouverneur vertoonen.
  10. Jaarlijks is het hun, tot vijftig in getal, vergund, het vee, hout en katoen, aan de Wanica-kreek in Saramacca of aan Victoria in de Suriname te komen, waarvan acht à tien naar Paramaribo mogen gaan, doch niet gewapend zijn of na acht ure op straat komen. (Dit Artikel gaf bedenking, en zij drongen aan, dat aan hen, even als aan de Aucaners, het uitgaan na acht ure vergund wierde.
  11. Respect aan de Blanken bewijzen, zullende in het tegengesteld geval gestraft worden, hetgeen met Blanken, die hen beleedigen, ook zal plaats hebben.
  12. Zij zullen geen bijzonder verdrag met die van Auka aangaan.
  13. Zij geven vier gijzelaars, alle kinderen van opperhoofden.
  14. De presenten zullen zij op Victoria komen afhalen.

 

 

Beloningen

Beloningen Voor wat hoort wat

       Vorige pagina

In het kader van de politiek van verdeel en heers, respectievelijk voor wat hoort wat, werden er voor collaboratie of deals met de kolonisator persoonlijke beloningen verstrekt. In een aantal gevallen werd de deal uiteindelijk toch niet nagekomen.

Afbeelding kan het volgende bevatten: tekstDe omstandigheden waarin werd overgegaan op het samenwerken met de kolonisator zijn niet altijd meer duidelijk. Dat maakt het lastig om over de individuele gevallen te oordelen. Kennelijk waren de ontvangers in een aantal gevallen ook trots op de verkregen decoraties. Soms werd een afgesloten deal ook als een overwinning ervaren. In onderstaande voorbeelden betreft dit een stuk collaboratie, al dan niet onder dwang of toepassing van een vorm van chantage.

1730 Quassie van Timotibo

Hij werd voorzien van een gouden borstplaat met de inscriptie “Quassie, trouw aan de blanken”, in 1755 werd hij gemanumitteerd voor gevoerde onderhandelingen met marrons.

1772 Corps Zwarte Jagers

Wie lid werd van het Corps Zwarte Jagers, ook wel Redimusu genoemd, werd de manumissie in het vooruitzicht gesteld. Het weerhield een aantal van ze niet om te rebelleren tegen hun opdrachtgevers.

1812 Bambi

In het jaar 1812 kreeg het Groot-opperhoofd der Ndyukas, Bambi, een gedenkteken uitgereikt: een zilveren ringkraag met een schild, naar aanleiding van zijn overwinning in 1793 op Boni en Courmantin Codjo van de Aluku. Op Fosten is een aparte post over Bambi te vinden waarin is beschreven onder welke omstandigheden hij besloot om de strijd met de Aluku aan te gaan.

1836 George

Hij was één van de twee verraders van Tata Colin te Leasowes Coronie in 1835, en kreeg hiervoor een zilveren medaille “Aan den slaaf George van de pl. Leasowes voor bewezen trouw aan het wettig gezag in 1836”

Geen fraai stuk Surinaamse geschiedenis, maar wel een om niet ongemerkt aan voorbij te gaan.

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

Quassie Matewarie

Quassie Matewarie Plantage eigenaar

       Vorige pagina

Het laatste dat je zou verwachten in Suriname is dat een Marron ook plantage-eigenaar zou zijn. Toch was dat in 1829 het geval. Hoe is dat zo gekomen.

Afbeelding kan het volgende bevatten: lucht, plant, buiten, water en natuurBij het afsluiten van de vrede met de verschillende groepen Marrons was het te doen gebruikelijk dat een prominent lid van de gemeenschap als Ostagier of Pantiman (gijzelaar) werd meegenomen naar Paramaribo.

Hierdoor werd het de Marrons waarmee vrede was overeengekomen lastig gemaakt om afspraken te schenden. Over de omstandigheden voor de Pantiman in de stad is verder weinig bekend.

Een van de plantages aan de Saramaccarivier is houtplantage Abine’s rust, waarvan in 1828 de erven J’Abenie als eigenaars genoteerd staan.

In 1829 en latere jaren wordt als eigenaar vermeld Ostagier Quassie (Kwasi) Matewarie, waarbij dat laatste duidt op de Marronstam Matewarie. Ter plekke is een directeur aangesteld, H. Leunings, en er is een administrateur genaamd A. van Auka. Over de precieze betekenis van deze situatie is het verder gissen. Zo is de naam Abenie bekend als slavennaam en zou Abine’s rust ook best eens Abenie’s rust kunnen betekenen.

De overgang naar Ostagier Quassie zou kunnen betekenen dat hij in de positie was om de erven af te kopen, maar ook dat de plantage aan hem is overgedragen. De aanwezigheid van een directeur en administrateur duidt erop dat er slaven werkzaam waren, maar of dit ook daadwerkelijk het geval was is nog maar de vraag.

De vredesovereenkomsten werden door de Marrons niet altijd nagekomen. Zo werd op basis van het niet nakomen van de vredesovereenkomst uit 1762 de Saramaccaanse leider Coffy in 1835 afgezet.

Hij weigerde wegloper Pasop en zes medevluchters uit te leveren. Een stilzwijgende afspraak binnen de Marrongemeenschap was om nieuwe vluchters niet conform de overeenkomst uit te leveren, maar deze gewoon onderdak te bieden.

Auteur: Nico Eigenhuis

 

[embedyt]https://www.youtube.com/watch?v=nSBRaAUWeR0[/embedyt]