Porto Rico
Porto Rico aan de Surinamerivier
Koffieplantage Portorico aan de Surinamerivier is de helft van een plantage die oorspronkelijk La Recuparada (de Herstelde) heette. In 1793 is de eigenaar ervan Kelderman, aan wie in 1795 een smeekbede door een oude slavin werd gestuurd.
De plantage Porto Rico is te vinden bij Rac a rac. Het betekent de rijke haven, en verwijst naar het eiland dat door Columbus in 1493 werd ontdekt en door hem oorspronkelijk San Juan werd genoemd, naar Johannes de Doper. De eerste eigenaar van de plantage, die toen nog La Recuperado (de Herstelde) werd genoemd, was Abraham Gabai Isidro . Hij stamt uit een Spaans-Joodse familie, die vooral in de Levant en Italië bloeide. De plantage werd hierna bekend als Carthago, een verwijzing naar de stad aan in de Middellandse Zeer waar de tegenstrevers van het Romeinse rijk zaten. Eigenaar was toen Pardo, vast een nakomeling van David Pardo die in 1690 in Jodensavanne is geboren.
De van Carthago afgesplitste helft van de plantage met de naam Porto Rico heeft als eerste eigenaar Isaac Gradiz de Fonseca. In 1785 laat hij in zijn testament geld na aan 2 verschillende kerkgemeenschappen, te weten fl 5 aan de gereformeerde gemeente en fl 5 aan de armen der Portugees Joodse Natie. In 1793 is E. Kelderman de laatste plantage-eigenaar van Porto Rico en is de beheerder J. Weyne. In de boeken uit de serie “The sailing letters” zijn brieven te vinden met betrekking tot de West. Een van ze is uit 1795, en is afkomstig van de slavin Wilhelmina van Kelderman. Ze richt hierin een verzoek aan haar meester onder de titel “Mijn meester, ach neem mijn beede aan”.