Lance, John Henry
Lance
Vorige pagina |
De Brit John Henry Lance werkte van 1822-1835 voor het Brits-Nederlandsee Gemengd gerechtshof, dat trachtte de illegale handel in slaven te beperken. Hij is in Paramaribo in 1832 getuige van de Codjo Branti, waarvan een van de drie hoofddaders, te weten Mentor, illegaal het land was binnengekomen.
In de periode dat Lance in Suriname actief is zijn er voortdurend spanningen tussen de Britten en de Nederlanders, waaronder rechter Lammens en gouverneur Van Heeckeren.
Deze vormen voor de op dat moment als Britse rechter fungerende Lefroy het motief om in 1826 zijn geruchtmakende boek Outalissi uit te brengen waarin hij aangeeft dat de eerdere grote brand van 1821 een straf was voor de Nederlandse wreedheden in de kolonie.
Nadat Lefroy zich door Outalissi onmogelijk heeft gemaakt volgt Lance hem in 1828 op. Lance schrijft over zijn voorganger: ” I really consider him as more than half mad on the subject of Christianity and Slavery and there are few people here but what think the same”.
Anders dan Lefroy is Lance geen echte abolitionist. Hij knijpt wellicht ook de ogen een beetje toe vanwege de grote belangen van in de in Suriname actieve Britse planters bij het overbrengen van slaven van elders uit de regio.
Als in 1833 de Brit John Bent zich bij Lance meldt over mogelijke illegale slavensmokkel verwijst hij hem door naar gouverneur Van Heeckeren, die vervolgens Bent’s aangifte verwerpt.
Lance was ook actief als botanicus. Hij ontdekte in Suriname de naar hem vernoemde Oncidium Lanceanum bij een tamarindeboom in de omgeving van de Palmentuin.
Auteur: Nico Eigenhuis