Graap – praag

Graap – praag

← Terug

Graap

In 1859 kwam het in Suriname tot de manumissie van timmerman Castor, die nadien door het leven ging onder de naam Johannes Castor Graap, een omkering van de namen van diens ‘eigenaren’, de gebroeders van Praag. Het helpt ons om iets meer over hem te weten te komen.
De familienaam Van Praag, resp. Preger zien we vanaf ca 1700 in Amsterdam verschijnen. Hun naam verwijst naar de stad Praag, die de joodse wijk Zidovske Mesto kende, het huidige Josefov. De familie komt nadien in Suriname terecht, met als nazaat Juda David van Praag (1745-1806), die zou trouwen met Esther van Praag Cohen (1750-1784).

Hun zoon Juda David van Praag (1780-1833) trouwde met Sipora Marcus Samson (1784-1862) met wie hij zoons Semuel en Marcus Samson kreeg. Semuel van Praag (1823-1904) kwam na zijn opleiding tot praktizijn te werken bij het Surinaamse Hof van Justitie en was daarnaast van 1872 tot 1878 lid van de Koloniale Staten. Zijn broer Marcus Samson van Praag (1829-1904) was koopman in Suriname en van 1878 tot 1903 eveneens Statenlid. De broers van Praag zouden beide op hun oude dag naar Nederland afreizen.

Bij de manumissie van timmerman Castor staat genoteerd dat hij in 1812 geboren was, en zijn moeder de ‘vrije Princesse’ was. Er komen naar aanleiding van die laatste aantekening vast meerdere Vrije Princesse’s in aanmerking, maar in hetzelfde manumissieregister is in 1837 de manumissie terug te vinden van ‘Joena’ , onder de naam Regina Juna Helder. Als borgen staan genoemd Jansie van Greeber (verwijzend naar Jacob Godlieb Greber) en Carel Meysters en als eigenaar Princesse van Carolus van Meyer.

Naar de gang van zaken en de onderlinge relaties is het slechts gissen, maar een mogelijk scenario is dat moeder Princesse na de geboorte van haar zoon in vrijheid werd gesteld, en ze nadien in eerste instantie de manumissie van bijvoorbeeld haar moeder verkoos boven die van haar zoon.
De naam Princesse van Carolus van Meyer verwijst naar Johannes Carolus Meyer (1772-1830). Hij was de in Suriname geboren zoon van een militair en getrouwd met Francina Paulina Bohm (1772-1856), met wie hij meerdere kinderen kreeg. Zelf was hij ook militair en anno 1819 was hij directeur van plantage Bremen.

Katoen en koffieplantage Bremen aan de Warappakreek stond anno 1819 op naam Majorin Elisabeth Buschman-Bijval (1774-1843). Het werd in 1831 verlaten en werd anno 1833 “Door den Oceaan geheel weggespoeld”. De naam Buschman is te verbinden aan de EBG-er Johannes Buschman, een koopman te Paramaribo, die in 1805 de van Afrika afkomstige tot slaaf gemaakte “Charl’ inzette in zijn huishouden Hij doopte hem in 1812 onder de naam Johannes Charles (1788-1872) en in 1817 werd hij meegenomen naar Nederland als bediende van de weduwe geworden M.E. Buschman-Bijval.

 

  Auteur: Nico Eigenhuis