De Bakroe

De Bakroe

← Terug

 

Uit De Afrikaanse godenwereld 2, “De Bakroe” (M.A.R. Vaarnold Dap, Roosendaal, 1987):

De Bakroe, of de ware aard van de Afrikaanse kabouter
Een van de meest opvallende geesten, waarvan veel Surinamers nog enige weet hebben, is de BAKROE.
Deze behoort tot de zesde groep in de hiërarchische reeks van onzichtbare wezens en staat het dichtst bij de mens.
Het is een boeiend avontuur om zijn gedragingen te vergelijken met de kabouters en dwergen uit de Europese vertellingen en sprookjes.
In de Afrikaanse filosofie heeft hij een heel belangrijke plaats en is het noodzakelijk om zijn aard goed te kennen in verband bij problemen en ziekten.

In de Afrikaanse geestenleer is de Bakroe een vreemde en wilde rondzwervende geest, die nogal wat last kan veroorzaken.
Omdat hij half menselijk is, kan hij zich makkelijk in verschillende gedaanten voor de mens zichtbaar maken, zowel in het slaap- als in het waakbewustzijn.
Het liefst laat hij zich zien in allerlei wilde diervormen, vaak zwart, harig, met grote klauwen, vliegend, lopend of kruipend.
Maar zijn eigenlijke gedaante is die van een afzichtelijke kabouter met een groot hoofd, de ene kant van zijn lichaam is menselijk, de andere kant is hard en lijkt op hout, ijzer of steen. Hij heeft dus een gevoelige kant en een harde ongevoelige kant, zoals zal blijken bij mensen, die hij terroriseert.
De Bakroe is een brutale slechte geest, die elke opdracht uitvoert, waarmee iemand kwaad kan worden gedaan. Maar hij doet dit niet voor niets.
Later komt hij zijn loon ophalen.
Dit loon is essentieel voor hem. Omdat hij in deze ontwikkelingsfase half geest en nog half mens is, kan hij alleen verder bestaan bij de gratie van menselijke levensenergie.
Daarmee vervult hij in zijn negativiteit een door de Schepper gewilde weerstand voor de mensenwereld. Mede hierdoor wordt de mens steeds weer door lijden geprikkeld tot inzicht en groei, om zelf oplossingen voor zijn problemen te vinden en daardoor te leren.
Sietze Sint Nicolaas