De parel van het Caribisch gebied raakt in verval

[ad_1]

Het lezen waard

Paramaribo, altijd ‘de parel van het Caribisch gebied’, raakt in verval

Cultureel erfgoed Suriname: Komend weekend opent ‘De Grote Suriname-tentoonstelling’, met kunstwerken uit Surinaamse musea. Door de economische crisis hebben die het zwaar. Ook het erfgoedbeheer lijdt eronder. „Die oude gebouwen herbergen de verhalen die ons hebben gevormd.”
[ad_2]
Plantage Jaglust
  Auteur: Jacob van der Burg

Waterkant Domburg

  Auteur en fotograaf: Jo Moestadja

 

Waterkant Domburg district Wanica onder grote publieke belangstelling heropend.

23 september 2019

Mooi weer met mooie Surinaamse burgers die haast elke zondag de Waterkant van Domburg aandoen. Prachtig uitzicht op de Suriname rivier met plezier (zeil)boten, Laarwijk de Warungs en playground voor kinderen en ruime parkeerplaats. De media was ruim aanwezig dus via de tv zult u sfeerimpressies denk ik kunnen volgen. Zag STVS en het Nationaal Informatie Instituut.







Landbouw beurs te Groningen

  Auteur en fotograaf: Jo Moestadja

 

Sfeerbeelden mini productie- en landbouw beurs te Groningen Saramacca. 9/10 Oktober 2019

Districtscommissaris mr. Ramai heeft met zijn Staf binnen 1 week gepresteerd om entrepreneurs te laten participeren.

Tijdens de opening hebben 4 ministers een korte speech gehouden en DNA lid mw. Nao-mi Samidin en Aroon Samjhawan van het kabinet president.
































Esseline Polanen, de eerste zwarte apothekeres

Esseline Polanen, de eerste zwarte apothekeres

„Ik hield erg veel van koningin Juliana”

Als eerste zwarte vrouw in het Koninkrijk der Nederlanden werd Esseline Polanen apothekeres. „U mag wel met me komen praten, maar u moet in uw artikel mijn leven niet mooier voorstellen dan het was, zegt ze door de telefoon. Ze waarschuwt in vloeiend Nederlands: „Ik ben 92 jaar oud en mijn geheugen laat me in de steek. U komt op eigen risico, is dat afgesproken?

Esseline Polanen zit in een rolstoel. Op haar schoot ligt een belletje, waarmee ze haar personeel kan roepen. Haar zachte stem komt bijna niet uit boven het verkeerslawaai van de Burenstraat. Door ernstige reuma kan ze niet meer lopen, maar haar humeur lijdt er niet onder. Met twinkelende ogen deelt ze de ene kwinkslag na de andere uit. „Of ik in Paramaribo geboren ben? Ik kan het me niet meer herinneren, want het is al zo lang geleden! En dan weer: „Het was in de Zwartenhovenbrugstraat, kijk maar naar buiten, dan kun je het huis wel zien, er zit nu een Libanese zakenman in.

Met respect vervolgt ze: „Mijn moeder heette Albertine Johanna Chan-a-Hung. Haar vader was een Chinees, haar moeder een negerin. Kun je nog wat Chinees aan me zien? Nee hè, maar ik ben dol op Chinees eten! Vader Polanen heette Johannes Hendrik Nelson. „Hij was de eerste negeronderwijzer met een hoofdakte.

 

Esseline bezocht als kind de Bewaarschool aan de Gravenstraat, vervolgens ging ze naar de Van Sijpesteijnschool en aan de Hendrikschool rondde ze de mulo af. „Of ik goed was? Ik geloof het wel. Ik deed mijn best, ik wilde niet blijven zitten. Ik zou thuis geen leven hebben gehad als ik het op school minder deed dan mijn jongere broers. Ik was goed in natuurkundige vakken. Dat gaf me de mogelijkheid om voor arts of apotheker te gaan studeren. Voor arts vond ik mezelf ongeschikt: ik was bang dat, als de patiënten zouden gaan huilen, ik ook zou gaan huilen.

 

Esseline werd eerst apothekersassistente. Daarna ging ze naar de Geneeskundige School aan de Gravenstraat, waar nu het Landshospitaal is. „Toen ik mijn bevoegdheid had, trad ik in dienst bij apotheek Engelbrecht & Essed, want die apotheek draaide zonder bevoegde mensen. Niet zonder trots laat Esseline haar ingelijste Acte van Bevoegdheid zien: De Geneeskundige Commissie van de Kolonie Suriname verklaart dat Esseline Juliëtte Polanen, geboren te Paramaribo op 12 september 1909, heeft voldaan aan het examen tot uitoefening der bevoegdheid van Apotheker, voorgeschreven bij artikel 15 der Verordening van 8 mei 1896, regelende de voorwaarden tot het verkrijgen der bevoegdheid van genees-, heel- en verloskunde, tandheelkunde, apotheker, leerling-apotheker en vroedvrouw in de Kolonie Suriname. Getekend: A.S. Fernandes, secretaris, en P. Cool, voorzitter.

 

Esseline liet het niet bij deze acte. Ze volgde als eerste Surinamer met succes een cursus voor het slijpen van brillenglazen en haalde in 1944 in Brooklyn (New York) haar Acte van bevoegdheid tot Opticien. Tot die tijd moesten alle Surinaamse brillenrecepten in het buitenland worden uitgevoerd. Nu kwam er naast de apotheek aan de Burenstraat ook een optiek.

 

Organiste

 

Mevrouw Polanen is nooit getrouwd. „Ik had genoeg kinderen over de vloer uit de familie en ik heb mijn beste krachten gegeven aan het SOS-Kinderdorp hier in Paramaribo. Verder heb ik peetkinderen, waarop ik zo trots ben als een pauw.
Al meer dan zestig jaar heeft Esseline dezelfde hulp, Dina Christiena Vreugd. „Ze is van hulp huisgenote geworden, bijna een zuster. Omdat ze niet zo goed kon koken, nam ik er altijd een aparte kokkin bij!
Ze mist de kerkgang. „Mijn hele leven ben ik naar de kerk gegaan, maar nu moet de kerk naar mij komen. „Ik bezocht de diensten van de Evangelische Broedergemeente, zeg maar de Herrnhutters. Jaren heb ik orgel gespeeld tijdens de diensten in de kapel van het Diaconessenhuis.

 

Mevrouw Polanen is heel veel in Nederland geweest. „Voor mij was een reis naar Nederland net zon tocht als van hier naar Plantage Meerburg. Ze klingelt met het belletje op haar schoot en Dina Vreugd komt aangedraafd. „Dina, wanneer ging ik voor het eerst naar Holland? O ja, de eerste keer was in 1937, met een schip van de Compagnie Général Transatlantique. De laatste keer dat Dina en ik naar Nederland zijn geweest, is tien jaar geleden.

 

Ik was een echte wereldreiziger. Ik reisde door Indonesië, China en Japan. Na die reis maakte ik hier nog buigingen als ik ergens voor wilde bedanken. Ik bezocht Duitsland, Rome en Rusland. Ik kon mijn reizen betalen met wat ik verdiende in de zaak. Ik kon de zaak aan mijn personeel overlaten als ik weg was. Ik had een goede relatie met mijn personeel, ze zoeken me nog steeds op.

 

Koningin Juliana

 

Aan de muur in haar koloniaal ingerichte grote woonkamer hangt een Golden Badge of Honour van SOS-Kinderdorpen International. „Het werk voor deze opvang van weeskinderen is de grootste vreugde in mijn leven geweest.
Over de economische situatie van haar land heeft mevrouw Polanen geen mening. „Ik ben geen econoom. Kijk, bij de onafhankelijkheid in 1975 waren we allemaal blij, ik ook. Dat neemt niet weg dat ik erg veel hield van koningin Juliana. Ze is twee of drie keer hier in Suriname geweest. Ik ben familie van het Koninklijk Huis, want de Koningin is bij al haar andere titels ook Vrouwe van Polanen. Kijk thuis maar na!

 

[ad_2]

Auteur Sonny Tai Tin Woei

Eerste Gouverneur van Surinaamse afkomst

 

 

CurrieArchibald Currie was de eerste Surinamer die benoemd werd tot gouverneur van Suriname, welk ambt hij vervulde van 23 maart 1963 tot 24 september 1964.

 

Archibald Currie (geboren district Beneden-Cottica op 7 maart 1888 – Overleden 28 november 1986 in Rijswijk Nederland,) was een Surinaams politicus.

 

Na de verkiezingen in 1949 werd hij NPS-Statenlid. In juli 1950 werd Currie landsminister van Financiën. Toen de regeringsraad (kabinet) onder leiding van De Miranda in januari 1951 viel over de Hospitaalkwestie volgden op 14 maart 1951 vervroegde verkiezingen. Onder Buiskool kwam hij terug als landsminister voor Economische en Sociale Zaken.

 

In maart 1952 nam Currie ontslag vanwege een debat over de deviezenpolitiek waarbij hij werd opgevolgd door J.C. Curiël. Een half jaar later nam ook Buiskool ontslag waarna een wijziging volgde in de regeringsraad waarbij Alberga premier van Suriname werd en Currie terugkwam als landsminister van Binnenlandse Zaken.

 

Toen Alberga drie maanden later plotseling overleed kreeg Currie ad interim de portefeuille van Algemene Zaken erbij waarmee hij tevens premier van Suriname werd. Pas op 20 augustus 1954 volgde de officiële benoeming. Op 15 december van dat jaar tekende Currie namens Suriname in de Haagse Ridderzaal de acte van bevestiging van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden.

Bij de verkiezingen van 1955 kreeg de NPS slechts 2 van de 21 zetels in de Staten waarna een coalitie volgde van het ‘Eenheidsfront’ (13 zetels, bestaande uit SDP, PSV, Partij Suriname en KTPI) met Johan Ferrier als premier.

 

Van 19 maart 1962 tot 3 maart 1963 was Currie waarnemend gouverneur van Suriname en van 23 maart 1963 tot 24 september 1964 was hij gouverneur van Suriname. Daarmee was hij de eerste geboren en getogen Surinamer met die functie.

In 1964 werd de intussen 75-jarige Currie op eigen verzoek eervol ontslag verleend waarna François Haverschmidt, president van het Hof van Justitie in Paramaribo, tot waarnemend gouverneur werd beëdigd. In februari 1965 volgde Henry Lucien de Vries hem op als gouverneur.

 

Bij het presidentieel paleis staat een door Jozef Klas gemaakt beeld van gouverneur Currie.

 

Currie begon zijn loopbaan als landmeter en was later onder andere hypotheekbewaarder en hoofd van het Domeinkantoor.

Hij werd in 1947 districtscommissaris en daarna commissaris van politie te Paramaribo.

 

 

August Biswamitre

 

 

August Biswamitre

Op 22 oktober 2017 overleed op de gezegende leeftijd van 91 jaar te Soest (Nederland) de heer Augustinus (August) A. M. Biswamitre, oud-minister van Arbeid.

August Biswamitre was de zoon van de alom gerespecteerde Clemens R. Biswamitre, de eerste praktizijn (de oude benaming voor advocaat) van Hindostaanse afkomst in ons land en tevens voormalig Statenlid.

 

August Biswamitre volgde de St. Paulusschool en was mede oprichter van de studentenvereniging Spes Patriae (de hoop van het vaderland) Hij slaagde in 1943 van de Sint Paulusschool en na de nood-HBS in Paramaribo, studeerde hij in Nederland sociale en politieke wetenschappen aan de UVA (de Universiteit van Amsterdam), alsook Indiase filosofie, waarvoor hij belangstelling had gekregen, sinds zijn vader daar thuis veel over vertelde.

biswamitre

Ook was hij een fervent muziekliefhebber en zijn grote passie was vioolspelen.

 

Terug in Suriname trad hij als staflid in dienst van het ministerie van Justitie en Politie. Daarnaast was hij ook actief bij het vakbondswezen, vooral onder de hogere ambtenaren. Zo richtte hij de VHA, de Vereniging van Hogere Ambtenaren op.
Toen aan het einde van de jaren zestig de spanningen tussen de regering Pengel en de ambtenarenvakbonden hoog opliepen en uitmondden in een staking van de Vereniging van Leerkrachten bij het Middelbaar en Kweekschoolonderwijs, de VELMEK, wist de heer August Biswamitre de overheidsbonden te verenigen in de FEHOMA, de Federatie van Hogere en Middelbare Ambtenaren, waarvan hij de voorzitter werd.

 

Ondanks de zeer gespannen verhouding tussen de regering en de ambtenaren wist de FEHOMA constructieve gesprekken te voeren met de regering. Dit was vooral te danken aan de rust en het gezag dat de heer Biswamitre uitstraalde. Als geen ander wist hij bruggen te slaan en partijen nader tot elkaar te brengen.

 

In eigen gelederen wist hij degenen die harde acties voorstonden te temperen, vaak met de nodige humor, bewust van de schadelijke gevolgen voor de vakbeweging zelve, maar ook voor de samenleving in totaliteit. De heren S. Badrising en H.H. Rusland die hem in deze periode van nabij hebben leren kennen, onderstrepen bovengenoemde kwaliteiten van de heer Biswamitre.

 

Het was daarom niet te verwonderen dat August Biswamitre na de val van het kabinet Pengel door de toenmalige vakbeweging werd voorgedragen als minister van Arbeid en Sociale zaken in het zakenkabinet o.l.v. de heer May. In de bijkans 9 maanden dat dit kabinet aanzat, legde de heer Biswamitre belangrijke fundamenten op het gebied van de arbeidswetgeving, waar tot de dag van vandaag op voortgeborduurd wordt.

 

Na het zakenkabinet May kwam August Biswamitre in de VHP-PNP regering terug als minister van Arbeid, Sociale Zaken en Vakbondswezen. Dit ministerie werd al gauw gesplitst in het ministerie van Sociale Zaken en het ministerie van Arbeid, waar hij zodoende de eerste minister van werd.

 

Helaas kwam hij al gauw in aanvaring met de politieke cultuur van vriendjespolitiek. Dit leidde er toe dat hij al na een jaar besloot zijn ministersportefeuille ter beschikking te stellen, waarna hij zich voorgoed in Nederland vestigde. Na zijn aftreden liepen de spanningen tussen de regering en de vakbeweging snel op en escaleerden in het waarschijnlijk meest ernstige, bloedige en langdurige arbeidsconflict uit de naoorlogse geschiedenis van ons land.

 

 

 

 

Clemens Ramkisoen Biswamitre

 

Clemens Ramkisoen Biswamitre

 

Biswamitre, Clemens Ramkisoen geboren in district Nickerie 25 december 1897.

Overleden 1980
Surinaams politicus, jurist en onderwijzer. Eerste praktizijn (de oude benaming voor advocaat) van Hindostaanse afkomst

Vader van:August Biswamitre

Hij was lid van de Staten van Suriname gedurende de volgende perioden:

10 mei 1930 – 6 april 1942, van 10 mei 1955 – 1958 en van 24 april 1967 – 17 november 1969.

Na in Suriname de advocatenopleiding te hebben gevolgd, werd hij advocaat en verkreeg hij in 1975 de titel van meester in de rechten van de Universiteit van Suriname. Hij schreef een aantal artikelen in tijdschriften en dagbladen.

Werken:

Hoeveel rechtsstelsels (1940);

Democratie in onze staatsregeling (1942).

 

Zijn ouders behoorden tot de brahmaanse kaste en op 10-jarige leeftijd werd hij katholiek gedoopt. In 1922 behaalde hij zijn hoofdakte en na een studie in Nederland behaalde hij zijn praktizijnsexamen waarmee hij de eerste Hindoestaanse praktizijn (advocaat) werd.

Hij was van 1930 tot 1942 lid van de Koloniale Staten die met staatsregeling in 1936 van naam veranderden in de Staten van Suriname.

Als tegenhanger van de meer creoolse Unie Suriname werd in mei 1946 de Hindostaans-Javaanse Centrale Raad opgericht waarvan Biswamitre een prominent lid werd. Later werd hij lid van het in 1955 mede door David Findlay opgerichte Surinaamse Democratische Partij (SDP). Bij de verkiezingen van dat jaar haalde het Eenheidsfront (bestaande uit SDP, PSV en de Partij Suriname) 11 van de 21 zetels waarmee Biswamitre tot 1958 Statenlid was.

In de jaren 60 schreef hij regelmatig voor de krant De West.

Van 1967 tot 1969 zat hij namens de SDP in de Staten van Suriname waarvan de laatste maanden als voorzitter.

 

Jules Theodorus Lagadeau

 

 

Jules Theodorus Lagadeau – Voetballer

Geboren in 31 juli 1939 in Paramaribo – overleden 27 Augustus 2019 Nederland

Lagadeau werd in zijn leven vaak vergeleken met de Braziliaanse voetballegende Garincha.

Als voetballer werd hij geprezen om diens behendigheid, passing-techniek en fantastisch overzicht en genoot de belangstelling van grote clubs waaronder Botafogo en Flamengo.

Hij begon begon te voetballen op de Beatrixschool, met wie hij kampioen werd van de scholencompetitie.

Zijn eerste club was de Benjamin Boys, die speelde op het Bronsplein.

In  1957 stapte hij over naar Transvaal, na 2 jaar bij  Robinhood gespeeld te hebben.

Hij was hij ook voetbaltrainer van onder andere  Jai Hind; als coach  bij Transvaal won hij in 1973 het landskampioenschap, het Caraibisch- en het Concacaf –kampioenschap.

Lagadeau kreeg in 1987 bij 22 jaar staatkundige onafhankelijkheid van Suriname de presidentiële onderscheiding ‘Ere-Orde van de Palm’.

Hij bereikte de leeftijd van 80 jaar.

 

Zijn uitstraling dwong gezag af en voor zijn tegenstanders was hij onberekenbaar. Zijn assists, zijn passes, zijn fabelachtige techniek, zijn balvaardigheid en groots tactisch inzicht gecombineerd met een formidabel speloverzicht waren ingrediënten uit de voetbalkeuken die Jules tot een perfecte en zelfs tot een profvoetballer maakten.

Aanvoerder Lagadeau schudt de legendarische Pele de hand.

 

De eerste Surinamer die voor PSV in Nederland speelde

In 1963 werd hij zelfs de eerste Surinamer die voor de Nederlandse PSV speelde, maar hij keerde terug naar Suriname vanwege contractperikelen. Ook uit Brazilië (Botafogo, Fluminense en Flamengo) bestond er belangstelling voor de “atletische, sierlijke en stijlvolle” Surinaamse voetballer. Lagadeau heeft ook enkele maanden doorgebracht op Trinidad en Tobago.

‘Mister Voetbal’ heeft op achttienjarige leeftijd in de selectie onder leiding van André Kamperveen en Ludwig de Sanders gespeeld in Guyana. Aanvankelijk was het team klaargestoomd voor de Koninkrijkspelen, maar de trip naar Nederland ging niet door.

Twee jaar daarna speelde hij met de nationale voetbalselectie op Cuba en in 1960 kwam hij uit tijdens de Olympische kwalificatie tegen Brazilië, Peru en Argentinië.

 

 

 

Surinamers werkzaam in het nachtclub-leven

De etnisch-culturele positie van Surinamers werkzaam in het nachtclub-leven tijdens het Nederlandse Interbellum (1918-1940)

Suze Kruisheer
Masterscriptie

Global History and International Relations
Erasmus Universiteit Rotterdam

 

Het bronmateriaal dat gebruikt wordt bestaat uit politieverslagen van de politie van Amsterdam uit de jaren ’30 van de twintigste eeuw, kranten- en tijdschriftartikelen en foto’s uit dezelfde periode, brieven van Surinamers geschreven aan de politie en interviews met hen gedurende en na de eerste helft van de twintigste eeuw (uitgevoerd en gepubliceerd of gefilmd door anderen).

 

Het achterhalen van de invloed van zichtbaarheid op de etnisch- culturele positie van de Surinaamse jazzmusici en andere Surinamers werkzaam in de horeca gebeurt aan de hand van mijn eigen analyse van dit bronmateriaal. Mijn positie in de tijd ten opzichte van het bronmateriaal is hierbij problematisch: het is immers ruim 75 jaar geleden dat dit materiaal geproduceerd werd en velen van degenen die het produceerden of die worden genoemd in het materiaal zijn inmiddels overleden.

 

Een wit kind zegt tegen een zwart kind: “Had jij je nu ook maar met Dobbelmann’s Karnemelkzeep gewasschen? Bron:
het Koninklijk Instituut voor de Tropen, collectienummer 1766

SCRIPTIE-SUZE-KRUISHEER

Ganimet Marron-leider

 

Tot de eerste Marron-leiders in Suriname behoorde Ganimet. Hij werkte eind 17e eeuw nauw samen met de inheemse leider Kaikusi.

Ganimet was naar verluidt als slaafgemaakte eigendom van plantage-eigenaar Balten Perduijn –later tevens eigenaar van plantage Jaglust- , die hem mishandelde en hem eens als straf een oor afsneed.

Hij ontvluchtte om die reden een van Perduijn’s plantages te Commewijne en vormde een marrongroep van circa 50 man die samenwerkte met de inheemse strijders die onder leiding stonden van Kaikusi.

De groep van Ganimet pleegde samen met de inheemsen van Kaikusi overvallen op de plantages te Commewijne.

Ze zouden opereren vanuit een eigen fort, en op hun naam staat onder andere een opstand die plaats vond in 1674.

 

Hun aanwezigheid was voor de in 1683 gearriveerde gouverneur Van Sommelsdijck de reden om Suriname’s tweede fort, na Zeelandia, ter plekke te vestigen ter bescherming van de lokale planters. Het droeg direct ook de naam Fort Sommelsdijk.

Bij een van de overvallen van Ganimet wilde hij wraak nemen op Perduijn. Hierbij doodde hij een aantal van diens manschappen, maar Perduijn zelf bleef gespaard. Niet lang hierna sloot Van Sommelsdijck vrede met de lokale opstandelingen en kreeg de plantage van Perduijn de naam Ostage. De bronnen zijn niet altijd duidelijk maar het heeft er alle schijn van dat Ganimet Perduijn gegijzeld hield tot er ter plekke vrede werd gesloten.

 

Schrijfster Aphra Behn (1640–1689) schreef in 1688 de roman Oroonoko over een slaaf in Suriname. De hoofdpersoon is een Afrikaanse prins uit Coramantien (Goudkust) die ontvoerd wordt en als slaaf naar de Britse kolonie in Suriname wordt gebracht, waar hij na een mislukte slavenopstand wordt geëxecuteerd.

 

De verteller van de roman is een vrouw, een van de Britse kolonisten, die Oroonoko in Suriname ontmoet. Het boek werd in de 18e eeuw in het Duits en Frans vertaald en speelde een rol in de anti-slavernijbeweging.

De setting en het verhaal van Aphra Behn over Oroonoko vertoont de nodige overeenkomsten met het leven van Ganimet.

 

 

 

  Auteur: Nico Eigenhuis

 

 

Fort Sommelsdijk was een Nederlands koloniaal fort in Suriname. Het was gelegen op het punt waar de rivieren Commewijne en Cottica samenvloeien. Het had tot doel het achterland te beveiligen tegen invallen.

Het fort werd gesticht in 1686 en werd vernoemd naar Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck, de toenmalige gouverneur van Suriname. In 1715 werd het fort versterkt, maar in 1748 werd het buiten gebruik gesteld. Het was overbodig geworden na het gereed komen, in 1747, van Fort Nieuw-Amsterdam aan de monding van de Commewijne. Wel bleven er een hospitaal en een militaire post gevestigd. Hierna was er van 1785 tot 1818 een missiepost gevestigd van de Evangelische Broedergemeente met onder andere een hospitaal. In 1870 werd het fort geheel verlaten. Tegenwoordig is het nauwelijks meer herkenbaar; het is vrijwel volledig opgegaan in de natuur.