Alexander Ferrier
Vorige pagina |
Alexander Ferrier was een van de Schotten die in Suriname actief was. Hij was in het bezit van de plantages Alkmaar en Frederiksdorp. Naar de herkomst van zijn slavenpopulatie liepen diverse onderzoeken.
Alexander Ferrier (1789-1848) ging via Demarara of Berbice naar Suriname. Hij had meerdere kinderen, waarvan acht met Antoinette Johanna Kenswil en een met Bernardine Elizabeth van Eyck. In 1830 trouwde hij in Schotland met Margaret Pearson en had met haar vier wettige kinderen. Hij werkte in Suriname samen met Thomas Butler Parry met wie hij plantage Alkmaar had.
In 1842 kwam hij ook in het bezit van plantage Frederiksdorp. Op Alkmaar werd suikerriet verbouwd en in 1843 werkten er 611 slaven. Er werd in die tijd van een stoommachine gebruik gemaakt voor de suikerbereiding. Bij de emancipatie in 1863 kwamen 445 slaven vrij. Alkmaar was op dat moment in het bezit van de erven Ferrier en George Henry Barnet-Lyon.
In 1844 verwees de Britse consul in Suriname naar ‘gekidnapte Afrikanen’ in de kolonie en verklaarde dat: ‘Het landgoed van Alkmaar, er 500 tot 600 had, die allemaal zijn geïmporteerd door het bedrijf van Thomas Parry en Alexander Ferrier (de agenten van Sir William Young), de huidige eigenaars, en personen die lang notoir en met succes betrokken waren bij dit onheilige verkeer in menselijk vlees.’
Ook zijn erfgenamen werden in 1859 in een parlementair onderzoek genoteerd als Britse burgers die nog steeds bezig waren met slavenbezit en handel.
Alexander Ferrier’s dochter, Margaret Gourlay Ferrier, behoorde door de erfenis van haar vader tot de laatste slavenhouders in Suriname. Ze trouwde met Joseph Noel Paton , een Schotse kunstenaar.
Hij portretteerde haar in 1861 op het schilderij ‘The Lullaby’ met hun zoontje Diarmid “in de rol van de ideale vrouw, die van moeder, in het hart van de familie als leraar en morele instructeur van haar kinderen”.
Auteur: Nico Eigenhuis