Dotar
Dotar
De Sefardische joodse gemeenschap was na de inquisitie internationaal versnipperd. Om de gemeenschap in stand te houden werd in Amsterdam in 1615 een fonds gecreëerd dat Sefardische weesmeisjes voorzag van een bruidsschat. De aanvragen kwamen niet alleen vanuit Amsterdam, maar onder andere ook vanuit Curaçao en Suriname.
De naam van de vereniging was Santa Companhia de Dotar Orfas e Donzellas, kortweg Dotar. Het richtte zich niet alleen op meisjes in Nederland maar ook op meisjes die nog in overwegend Katholieke landen woonden, waar het jodendom niet in alle openheid beleden kon worden.
Achtergrond van het fonds was dat volgens de Joodse traditie meestal de bruid een bruidsschat meebracht in het huwelijk. De aanvragen kwamen zoals gezegd ook uit Curaçao en Suriname, waar er sprake was van een gebrek aan geschikte vrouwelijke huwelijkspartners.
Het tekort aan huwbare vrouwen beperkte zich niet tot de joodse gemeenschap in Suriname. Eind 17e eeuw was het tekort aan vrouwen onder de planters zodanig dat de nieuwe gouverneur Van Aerssen van Sommelsdijck bedong dat de Sociëteit van Suriname zorgde voor aanvulling. Er werden hiertoe meisjes gestuurd uit het Amsterdamse Aalmoezeniersweeshuis.
In 1683 werden er om het tekort aan huwbare vrouwen in Suriname te bestrijden een eerste groep van 12 meisjes uit het Amsterdamse Aalmoezeniersweeshuis ‘verzonden’. Het was niet voor het laatst dat er een verzoek kwam om vrouwen naar Suriname te sturen, en naar de gang van zaken destijds wordt er inmiddels onderzoek verricht. Het is geen gekke gedachte te veronderstellen dat er vanuit Suriname destijds ook werd verzocht om Joodse bruiden te sturen.
Op de afbeelding het schilderij De Joodse Bruiloft van Jozef Israels
Auteur: Nico Eigenhuis