Drexler
[ad_1]
Auteur: Nico EigenhuisDrexler
De EBG-er Johannes Drexler zou in Suriname niet alleen het vertrouwen winnen van marron-evangelist Johannes King, maar ook dat van kapitein Broos, de leider van de Brooskampers.
Johannes Drexsler werd in 1824 in het Duitse Schorndorf geboren. Van 1851 tot 1876 was hij in Suriname actief. In die periode was de EBGS in Suriname actief bezig om de winti-godsdienst te bestrijden. Zo werden te Bersaba in 1858 de dorpelingen gedwongen om hun winti-gerelateerde bezittingen te verbranden. Te Maripaston kreeg Drexler de reputatie dat hij voorwerpen die hij aan afgoderij relateerde in de rivier dumpte, ook als dit toevallig gewone huisraad bleek te zijn.
In het jaar 1855 zou een vooraanstaand bewoner van Maripaston ernstig ziek worden en in zijn dromen visioenen krijgen om zijn traditionele godsdienst achter zich te laten. In 1861 zou deze dorpeling door de EBG gedoopt worden en daarna de naam Johannes King dragen. Johannes Drexler vond in hem een medestander om de Gaan Gadu-cultus te Maripaston te bestrijden en in 1862 zou na voorbereidend werk van Johannes King een aantal dorpelingen van Maripaston door Johannes Drexler als EBG-er worden gedoopt.
Bij een bezoek in 1863 van Drexler aan plantage De Guinesche Vriendschap werd hij benaderd door Klaas, de voormalige basia van Rac-a-Rac met de mededeling dat Broos, kapitein der Brooskampers hem wilde ontmoeten. Broos wilde nu de emancipatie had plaatsgevonden en hem amnestie was verleend weten wat de positie van zijn groep ‘Bakabusinengre’ was, en of ze nu op een strook land konden rekenen.
Drexler nam zijn verzoek serieus en zou door het hoofd van de zending, Van Calker, contact laten opnemen met de gouverneur. Van Calker regelde hierna een ontmoeting in Paramaribo tussen Broos en de zijnen met de gouverneur. De delegatie van Broos werd opgevangen bij de EBG en gaven te kennen dat de tijdens de strafexpeditie gedode militair door hen begraven was, en er aan de kant van de Brooskampers 7 slachtoffers waren gevallen. Een gebeurtenis die nog wordt bezongen in het lied Ai mi Rorac, doti fu pikadu. De Brooskampers mochten zich na het overleg met de gouverneur vestigen op plantage Rorac.
Het werk van Johannes Drexler illustreert dat de EBG in Suriname in een positie terecht was gekomen tussen gouvernement en marrons. Het bracht ze enerzijds in de positie dat ze de evangelisatie ter hand konden nemen, en anderzijds in de rol dat ze de wensen van de verschillende marrongroepen aan het gouvernement kenbaar konden maken.
Op de foto: Kersten
Auteur: Nico Eigenhuis
[ad_2]