Thumelair
Thumelair
De gegevens van de eerste planters in Suriname zijn niet altijd eenduidig, of eenvoudig te achterhalen. Toch is vaak wel te herleiden wat hun activiteiten en omstandigheden waren.
Nicolaas Francois Thumelair (ca 1694-1770) zag zijn naam ook wel geschreven als Thuymelaer of andere naam-varianten. Na zijn komst naar Suriname trouwde hij in 1734 met Anthonia van Enkhuizen (1711-1744) die op plantage Ribanica woonachtig was, en in 1711 in de Remonstrantenkerk in Amsterdam was gedoopt onder de achternaam Enckhuizen.
De naam Enckhuizen komen we in die tijd in Suriname ook tegen bij plantage Oranibo die het bezit was van Jacob van Enckhuizen.
Thumelair was de eigenaar van een plantage te Commewijne met de naam Hazard (niet te verwarren met de gelijknamige plantage te Nickerie). Hazard betrof een deel van de voormalige plantage Nieuw Accaribo en hij zou het in 1742 verruilen voor het aan de rivier gelegen Knippemonbo. Ook Ribanica was in het gebied te vinden, het was in die tijd eigendom van Cornelis de L’Isle.
In 1738 zou een zaak tegen Thumelair worden aangespannen wegens ‘ijselijke wreedheden en debauches jegens slaven en slavinnen’. Hierna zou een van zijn basja’s betrokken blijken bij een opstand die bij de plantage van Thumelair plaats vond.
Thumelair is een van degenen die in de archieven voorkomen in de zaak die Salomon DuPlessis aanhangig maakte in het proces van de Cabale tegen gouverneur Mauricius. Kennelijk waren de omstandigheden inmiddels al zodanig dat Thumelair zich gedwongen voelde het land te verlaten. In 1749 brak hij op en reisde af naar Amsterdam.
Plantage Hazard zou nadien in handen komt van het fonds van der Poll (Van Loon).
Auteur: Nico Eigenhuis