De centrale koffiefabriek
De centrale koffiefabriek
Na de concentratie van de suikerverwerking op Marienburg kwam rond 1930 het Waller-plan op tafel dat voorzag in de komst van een centrale elektrische koffiefabriek. Hij kreeg de handen er niet voor op elkaar.
Planter en politicus Thomas Waller(1883-1966) begon zijn carrière aan het landbouwproefstation Cultuurtuin in Paramaribo, waar in die tijd ook Stahel en Fernandes werkzaam waren.
Rond 1930 zag hij dat er sprake was van Nederlandse inbreng in de opzet van de koffieproductie in Suriname, en er hierbij sprake was van grote belangstelling vanuit de grootgrutter de Gruyter voor een goede kwaliteit Liberia-koffie.
De technisch onderlegde Fernandes kwam in die tijd met een experimentele koffiefabriek naar Suriname en Waller concludeerde dat het tijd was voor een grote sprong voorwaarts. In zijn Waller-plan pleitte hij voor een centrale elektrische koffiefabriek in Suriname met een coöperatieve opzet.Waller deed zijn suggestie in een open brief aan gouverneur Rutgers.
Het ontbreken van een onderbouwing bij zijn plan, en de recente investeringen door de planters voor het opzetten van eigen fabrieken maakte dat zijn idee met argusogen werd bekeken. In plaats van een uniforme kwaliteit na te streven in een nieuwe fabriek werd door criticasters bepleit te komen tot een betere regulering van de reeds bestaande koffieproductie in Suriname.
Nadat het plan Waller van tafel was werden in 1933 op Voorburg de nieuwe technieken tot pulpen van Fernandes toegepast. De eerste die kritische geluiden liet horen over het daarbij toegepaste proces was Thomas Waller.
Auteur: Nico Eigenhuis