Abraham Ladesma
Ladesma
Medio 18e eeuw was Abraham Ladesma een belangrijke vertegenwoordiger van de Joodse gemeenschap in Suriname. De reeds in 1834 bestaande Ladesma straat in Paramaribo is naar hem vernoemd.
Abraham Ladesma, ook wel Aharon, Aaron of Aron Ledesma (Aron de Ishac) studeerde geneeskunde in Leiden en was hiernaast verbonden aan het Portugees-Israël Seminarium Ets Haim te Amsterdam. Na zijn afstuderen in 1731 werd hij afgevaardigd om namens ‘Ets Haim’ in Suriname als opperrabbijn te fungeren, naast zijn werkzaamheden als arts ter plaatse.
Hij vestigde zich op Jodensavanne naast de Synagoge. Na vier jaar verliet hij wegens onenigheid dit ambt en vestigde zich te Paramaribo. In 1736 was ‘de geleerde heer Aharon Ledesma’ als opperrabbijn (chacham) aangesteld bij de oude Portugeesche Gemeente Beracha Weschalom (Zegen en Vrede) via bemiddeling door koopman Juda Abrahams.
In 1741 was Abraham Ladesma aan de Nederlands Israëlische Gemeente te Suriname verbonden, die zich in 1735 via de akte van separatie van de Portugees-Israëlische Gemeente had afgescheiden onder den naam Newé Sjalom (Woning des Vredes).
Als arts staat Ladesma in 1747 vermeld op een medische verklaring in het dossier met de aanklacht door Salomon du Plessis namens de “Cabale’ tegen het functioneren van gouverneur Mauricius.
Zijn naam wordt ook genoemd in het request namens de Joodse gemeenschap om de uitzetting van hun voorganger Isaac Carilho (destijds eigenaar van plantage Worsteling Jacobs) ongedaan te maken. Hierbij wordt verwezen naar de oude rechten van de Joodse gemeenschap in Suriname en de noodzaak van scheiding tussen kerk en staat.
Auteur: Nico Eigenhuis