Trip

Trip

← Terug

Trip

       Vorige pagina

Toen ik eens bij het boeken van een vergadering in het Amsterdamse Trippenhuis in plaats van de nieuwe vergaderzaal de oude vergaderzaal kreeg aangeboden wist ik niet dat dit een historische plek betrof. Inmiddels weet ik beter.

foto van Nico Eigenhuis.De gebroeders Elias en Jacob Trip, vestigden zich vanuit Dordrecht in Amsterdam en vormden een handelsfirma die haar fortuin maakte met wapenhandel. Hun compagnon was neef Pieter Trip.

De Trippen waren sterk betrokken bij de ijzer- en graanhandel, de Straatvaart naar de Middellandse Zee, een compagnie op Guinee, de Noordsche Compagnie, de VOC en de WIC. De familie droeg het woord Vrede hoog in het vaandel, en had later bijvoorbeeld het buitenverblijf Vredehoff aan de Vecht.

Na de overname van een grote ijzergieterij in het Zweedse Julethabruk verliep de handel voor de broers zo goed, dat zij in 1655 besloten een eigen huis te laten bouwen.

De broers wensten voor hun firma “ Louys & Hendrick Trip kooplieden in waepenen, geschut, cogels & amonitie van oorloge” een dubbel woonhuis in Amsterdam, zodat zij in dit pand de handel samen konden voortzetten. Als locatie kozen zij de Kloveniersburgwal, vlak bij de Sint Antonies Waag op de Nieuwmarkt.

In mei 1660 startte de bouw van het Trippenhuis aan de Kloveniersburgwal. Exact twee jaar later trokken Hendrick Trip en zijn vrouw Johanna de Geer in het noordelijke huis en Louys Trip en zijn vrouw Emerentia Hoefslager in het zuidelijke. De gezamenlijke gevel is versierd met vruchtenslingers tussen de ramen, in het midden met olijf- en palmtakken (symbolen van de vrede). Op het dak staan hoekschoorstenen in de vorm van mortieren.

Tot de bewoners van het pand behoorden ook Willem Buys en Nicolaes Warin, beiden directeur van de Sociëteit van Suriname.

Het Trippenhuis bleef tot begin negentiende eeuw in eigendom van de familie Trip. In de periode 1815 tot 1885 was het Rijksmuseum in het Trippenhuis gevestigd. Ook Rembrandt’s Nachtwacht was hier in die periode te bewonderen.

 

  Auteur: Nico Eigenhuis