Tigri West Suriname

Tigri West Suriname

← Terug

Op 19 augustus 2019 is het dat de semi-militaire post Tigri bemand door de in januari 1968 opgerichte Defensie Politie (DEFPOL) door manschappen van de Guyana Defence Force, onverhoeds werd overvallen. De post is gelegen aan de monding van de Oronoque, een zijrivier van de Boven-Corantijn (New River). Suriname beschouwt deze als hoofdbronrivier van de Corantijn, terwijl Guyana de Coeroeni-Coetari als voornaamste bronrivier aanhoudt. Dit verschil in visie heeft geleid tot een omstreden territoriale driehoek, voor Suriname het “Tigri-gebied” en voor Guyana de “New River Triangle”.

 

In mei 1966 was Brits-Guiana onafhankelijk geworden met als aanduiding “Guyana”. De regering had in die jaren prof. Van Blommenstein, de man van het stuwmeer, ook nog de opdracht verstrekt onderzoek te doen in het betreffende gebied. Arbeiders van BWKW (Bureau Waterkrachtwerken) werden naar het gebied aan de Boven-Corantijn overgevlogen en zetten daar hun werkkampen op onder andere bij de Oronoque.

 

Op zondag 10 december 1967 landde er een watervliegtuig in de omgeving van het BWKW-kamp met aan boord een zekere Julian als piloot. Deze vroeg aan de Surinamers of zij niet wisten dat zij zich op “Guyanees gebied” bevonden. Onze BWKW-ers antwoordden dat zij al jaren in dat gebied kwamen en dat het Surinaams gebied is. Julian stelde in het vooruitzicht terug te zullen komen met nog anderen. Dat gebeurde op 12 december 1967 toen het watervliegtuig weer neerstreek met vier agenten onder leiding van Lloyd Barker, Super Intendent of Police of the Interior Division of the Guyana Police Force.

Deze deelde de aanwezige Surinaamse arbeiders mede dat hij in opdracht van zijn superieuren moest toezien dat zij het gebied direct moesten verlaten. De Surinamers deelden Barker mede dat zij sowieso op 14 december naar de stad zouden vertrekken i.v.m. de jaarwisseling. Op 15 december 1967 zond hoofdopzichter Giskus het volgende radio-bericht naar Paramaribo: ‘Post Hydrologie Oronoque-monding is bezet door Guyanese politie. Kamp vol zonder incident. Sterkte 7 man. Personeel volgens vastgestelde datum teruggetrokken.”

 

Oprichting DEFPOL

Premier Pengel had generlei militaire bewegingsruimte onder de paraplu van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Nederland nam een volkomen achterover leunende houding aan. Zo verklaarde de voor het Rijksdeel Suriname verantwoordelijke minister Bakker, niet ontbloot van enige hypocrisie, in die dagen o.m.: “Suriname heeft een goede regering, die zeer goed in staat is haar eigen boontjes te doppen.

Het zou bovendien de indruk kunnen wekken alsof Den Haag de zaken in Suriname wil regelen en dat is iets waar wij in Den Haag niet van houden.” Pengel nam daarom het besluit om vrijwilligers die destijds een militaire training hadden ondergaan, op te roepen voor dienst als ‘buitengewoon-agent van politie’. De Defensie Politie (DEFPOL) werd in het leven geroepen en daarin namen ook ex-soldaten uit de in Suriname gelegerde Nederlandse troepenmacht (TRIS) dienst.

DEFPOL kwam onder de bezielende leiding van de majoor Buiten Dienst Lapré.

Sjoerd Albert Lapré (Batavia, 1 maart 1920 – Leidschendam, 3 februari 1999) was een Nederlandse kolonel titulair en activist, onderscheiden met de Militaire Willems-Orde wegens zijn optreden als KNIL-officier tijdens de politionele acties in Nederlands Indië. Later is hij als militair ook nog actief geweest op Nieuw-Guinea en in Suriname.

 

 

De DEFPOL richtte vier kampen in het betwiste gebied in. Hoofdopstelling werd het in zeer moeilijk toegankelijk gebied opgezette kamp ‘TIGRI’. Dit kamp was neergezet op een eilandje en omringd door stroomversnellingen in de Corantijn. DEFPOL bouwde dit uit tot een in alle richtingen goed verdedigbare en moeilijk te benaderen stelling. Ondergrondse opslagplaatsen en opstellingen voor zwaardere wapens maakten daarvan deel uit. Een door DEFPOL aangelegde landingsstrip werd met oliedrums gebarricadeerd om te voorkomen dat de Guyanezen daarop zouden kunnen landen.

 

Over de activiteiten bij de inrichting van de kampen schreef Alwin Grant, die zelf lid van DEFPOL is geweest, een interessant verslag in 2005; uitgegeven door Ralicon onder de titel “Tigri; Erfenis van een verraad”. Grant vertelt over de gevangenneming van een Guyanese officier met 25 manschappen die zich in de omgeving van Tigri bevonden.

Spoedig kwam vanuit het hoofdkwartier van de TRIS in Paramaribo echter de opdracht om de gevangenen onmiddellijk vrij te laten. De acties van Pengel, die in 1967 voor de tweede maal als premier was aangetreden, waren namelijk helemaal niet naar de zin van Nederland. Toen in de loop van 1968 een massale staking van onderwijzers en leraren in Suriname plaatsvond, holde de positie van Pengel snel uit.

Commandant Lapré was genoodzaakt om drie van de vier kampen wegens financiële problemen te sluiten. Alleen Tigri bleef in tact. Bovendien werd volgens Alwin Grant door het Nederlandse ministerie van Defensie “het aan Majoor Lapré verleende groot verlof ingetrokken en moest hij zich binnen een week melden bij het laatste onderdeel waar hij (in Nederland) gediend had”.

 

Lapré nam begin 1969 ontslag als Chef DEFPOL. In maart 1969 bezweek de regering-Pengel en werd vervangen door een overgangsregering onder premier A. May, voormalig Chef Directie Westelijk Halfrond van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken. Deze interim-regering moest vervroegde verkiezingen voor oktober 1969 voorbereiden en was “Tigri” voor haar geen prioriteit. Bovendien was het beleid van Den Haag erop gericht om niet betrokken te raken bij militaire acties jegens Guyana, vooral waar men al de handen vol had aan het bedwingen van de in mei 1969 op Curaçao uitgebroken staking o.l.v. “Papa” Godett. Hiermede was het politieke klimaat voor Guyana gunstig om toe te slaan.

 

Tigri wordt Jaguar

Op 19 augustus 1969 meldde de Regerings Voorlichtings Dienst Suriname (RVDS) zonder enige ophef dat er twee Guyanese vliegtuigen met manschappen op de airstrip bij het kamp “Tigri” waren geland, waarbij met automatische wapens het vuur werd geopend op de aldaar aanwezige Surinaamse manschappen, “die uit zelfverdediging terugschoten”.

In “Vrije Stem” van 23 augustus 1969 werd onder de kop ‘Terwijl Suriname slaapt, rooft Guyana’ de volgende gedetailleerde informatie over dit gebeuren verschaft: “Twee dagen voor de feitelijke rush op Tigri wist een zgn. stoottroep van de Guyanese Defense Force enige kilometers verwijderd van Tigri aan land te gaan.— ze hielden circa 100 meters van het kamp verwijderd stil en bleven zwaar gecamoufleerd het moment afwachten om hun opdracht uit te voeren.

Deze bestond uit het verwijderen van de vaten die op het hulp- vliegveld als barricade waren geplaatst. —- het een voor een weghalen van de vaten duurde een kwartier en werd gedaan door drie GDF mannen, terwijl de rest van de groep zich verdekt had opgesteld en de drie collega’s dekking gaven.

Nadat de vaten waren verwijderd. stegen drie rookkolommen op ten teken dat het oké was. Kort hierop scheerde het eerste Guyanese vliegtuig met enkele manschappen over het vrijgekomen vliegveld, terwijl er uit de ramen van het vliegtuig ‘alarm’ schoten werden gelost. Alles ging zo secuur en voor onze DEFPOL mannen “verrassend” dat zij begrijpelijk in paniek geraakten. Na even rondgecirkeld te hebben, maakte het vliegtuig een perfecte landing op het vliegveld.

Direct na de landing schoten de andere manschappen van de Defence Force uit het bos en losten uit automatische wapens enkele schoten die evenwel boven manshoogte gericht waren. Kennelijk waren de orders om alleen in het uiterste geval gericht te schieten nl, wanneer het eigen leven op het spel stond.”

Door de overrompelende aanval vluchtten de weinige aanwezige DEFPOL manschappen het bos in. Daarbij werd echter de 18-jarige Margo Van Dams door de Guyanezen gevangen genomen en triomfantelijk naar Georgetown gevlogen. “Tigri” werd omgedoopt in “Jaguar”. Met zes vluchten werden binnen twee dagen 300 soldaten met uitrusting in Jaguar aangevoerd (dWT 2 april 1970). De operatie werd uitgevoerd onder de codenaam ‘Operation Climax’.

 

Nederland verstuurde een diplomatieke protestnota naar de Guyanese regering, die daarop fijntjes reageerde met: “The Government of Guyana wishes to emphasize that the action taken by the Security Forces of Guyana was essentially of a police nature, designed to remove from what is unquestionably Guyana’s territory, Surinamers who had entered Guyana illegally.”

Met andere woorden het was een politionele actie om “illegaal” op “Guyanees gebied” vertoevende Surinamers te verwijderen. Als “illegale vreemdeling” werd Van Dams na enkele dagen dan ook teruggestuurd naar Paramaribo. Een tussen Suriname en Guyana gesloten overeenkomst in 1971 te Chaguaramas – Trinidad – om het gebied aan de Boven-Corantijn te demilitariseren, wordt door Guyana simpelweg niet nageleefd. Althans er wordt beweerd dat daar geen militairen meer zijn, maar “settlers” die natuurlijk wel geweren moeten dragen om op wild te schieten…

 

Guyanees witboek
De conflicterende visies over de grens tussen de beide toenmalige koloniën werd al in de koloniale tijd manifest. Bij nota van 7 augustus 1900 beantwoordde de Britse minister van Buitenlandse Zaken Lord Salisbury namelijk een Nederlands nota over de grens waarin onomwonden het volgende werd duidelijk gemaakt: “Even assuming, however, that a prima facie case for reconsideration of part of the boundary were hereafter to be made out, Her Britannic Majesty’s government would contend that, as a matter international convenience and courtesy, a definite and always easily ascertainable boundary, which has been accepted in good faith by both parties, published to the world for fifty seven years, and in no way challenged during that time should not be upset by geographical discoveries made long subsequent to the original adoption of the boundary and by theories so uncertain as those which are held to determine the true source of the river.”

 

In 1965 had de eerste Regering-Pengel (1963-1967) de claim van Suriname op de betwiste driehoek geformaliseerd door een resolutie te lanceren waarin werd bekendgemaakt dat de New River voortaan als “Boven-Corantijn” zou worden aangeduid, “omdat de naam New River waarmee dat deel van de rivier wordt aangeduid niet goed aansluit bij de feitelijke situatie, de plaatselijke gebruiken en de geografische realiteit.” Kort na Guyana`s onafhankelijkheid gaf de Surinaamse regering in 1967 een verklaring uit, waarin onder meer werd gesteld :“It has been a point of contention and it still is, which is the continuation`of the Corentyne: the Upper Corentyne ( New River) or the Curuni River. The British, advancing historical arguments, claim that the Curuni is the continuation(–) Not history but nature determines “the source” (Preiswerk 1970:808).

Volledig in lijn met de eerdere Britse stellingname gaf de regering van Guyana in februari 1968 een als “whitepaper” te beschouwen publicatie uit met als eindconclusie: “By every token of history, custom, usage, prescription and recognition, indeed by every relevant criterion of international law, Guyana´s title to the New River Triangle is unassailable”.

Beide partijen lijken gevangen in vastgeroeste standpunten. Voorwaar geen makkelijke taak voor de wederzijdse grenscommissies!

 

Evert G. Gonesh in Starnieuws van 19 augustus 2019

 

 

  Zie ook westgrens Suriname