Teenstra en de Codjo branti
Teenstra en de Codjo branti
Vorige pagina |
Marten Douwes Teenstra was betrokken bij de aanhouding van Codjo, Mentor en Present, en bracht van hun lot uitgebreid verslag uit. Wie was hij, en wat was zijn rol.
Marten Douwes Teenstra (1795 -1864) was schrijver en reiziger. Zijn vader was Douwe Martens Teenstra, een boer uit het Nederlandse Groningen . In 1824 ging Marten Douwes werken als opzichter van bruggen en wegen op Java. In 1826 keerde hij terug naar Nederland, maar hij kwam erachter dat hij zich niet als boer zou kunnen handhaven.
In 1828 vertrok hij daarom naar Suriname, waar hij aan de slag ging als landbouwadviseur. Spoedig werd hij daar ook benoemd tot inspecteur van bruggen, straten, wegen en waterwerken en kreeg hij ook opsporingsbevoegdheid, wat eigenlijk onder het gezag van de procureur-generaal viel. In 1834 keerde Teenstra terug naar Nederland en kocht vervolgens een huis, genaamd ‘Noord-Indië’, te Ulrum. Daar schreef hij nog vele boeken.
In dit verband zijn twee van zijn boeken van belang, te weten: “zie: DBNL >>Bijzonderheden betrekkelijk den brand te Paramaribo, in den nacht van den 3den op den 4den september 1832” (Paramaribo 1833) en “>>De Neger-slaven in de Kolonie Suriname en de uitbreiding van het Christendom onder de Heidensche Bevolking.” (Dordrecht 1842). De laatste met op de kaft het portret van Mentor, Codjo en Present dat is gemaakt door Gerrit Schouten.
In 1832 ontdekte Teenstra in Suriname ‘bij toeval’ de groep van Codjo in het bos van Picorna. Nadat ze waren opgebracht werd duidelijk dat ze verantwoordelijk waren voor de Codjo branti , waarbij vanaf de Heiligeweg zo’n 70 huizen en ook de Lutherse kerk in vlammen opgingen. Hierbij ging ook een huis van de toenmalige gouverneur Van Heeckeren verloren.
In het uitgebreide verslag van Teenstra komt naar voren dat Van Heeckeren uiteindelijk bij de Codjo branti tekende voor het vonnis . Van Heeckeren’s reactie was dat hij het vonnis alleen had bekrachtigd. Onduidelijk is of Teenstra ook op de hoogte was van de achtergrond van rechter Lammens. Lammens zag bij de eerdere grote brand in Paramaribo in 1821 zijn hoekpand aan de Waterkant in vlammen opgaan en moest daarbij zelf zijn vrouw zien te redden.
In 1826 verscheen een boek van de in Suriname werkzame Britse jurist Christopher Edward Lefroy waarin werd aangegeven dat de brand in 1821 niet per ongeluk was ontstaan, maar de wraak was van een Afrikaanse koning voor het wrede gedrag van de Hollanders in Suriname. Lefroy kwam hierna in conflict met zowel Lammens als van Heeckeren, die hem heenzond uit Suriname. De titel van het gewraakte boek van Lefroy is “Outalissi; a Tale of Dutch Guiana”.
De genoemde boeken zijn online beschikbaar op >> dienst van de Koninklijke Bibliotheek (Den Haag)
Auteur: Nico Eigenhuis