Wit tegen slavernij
Wit tegen slavernij
De zaligverklaarde Peerke Donders zou zich op Surinaamse bodem hebben uitgelaten tegen de slavernij. Dat was volgens de algemene opinie in de kolonie destijds volstrekt niet gewenst. Toch zijn er ter plekke diverse blanken geweest die zich direct of indirect hebben ingezet voor de verbetering van de positie van tot slaaf gemaakten. Een kort overzicht.
Kunstenares Maria Sibylla Merian (1647-1717) werd zich tijdens haar verblijf in Suriname bewust van de mensonterende omstandigheden in de kolonie en sprak haar afkeuring hierover uit. Plantagemeester Pallak (1709-1767) was als plantage-eigenaar vooral actief in het district Para en onderschreef in 1749 als een van de eersten het idee om vrede te sluiten met marrons.
Gouverneur Wichers (1745-1808) zorgde voor een toename van het aantal gemanumitteerden. Hij wilde daarmee een stabiele sociale middenlaag van landbouwers en handwerkslieden creëren. Hij was helaas zijn tijd te ver vooruit en zijn plan ging niet door.
Schrijfster Aphra Behn (1640–1689) schreef de roman Oroonoko over een slaaf in Suriname. Het boek werd in de 18e eeuw in het Duits en Frans vertaald en speelde een rol in de anti-slavernijbeweging.
John Gabriël Stedman (1744–1797) schreef in 1796 ‘’Narrative of a five years’ expedition against the revolted Negroes of Surinam”. Het zou twee jaar na zijn dood ook in het Nederlands verschijnen, en speelde een belangrijke rol in de bewustwording van het Europese publiek ten aanzien van de mensonterende behandeling van slaven.
In mei 1814 verbiedt de nieuwe koning Willem I, de zoon van Willem V, de handel in slaven. Dat doet hij omdat het hem de steun van de Britten oplevert.
In 1818 komt er een wet die slavenhandel binnen het Nederlandse rijk verbiedt. De emancipatie zou nog op zich laten wachten tot 1 juli 1863.