Moord op plantage Jagtlust
Moord op plantage Jagtlust
Een krantenbericht uit 1891:
“Den 16 den September is op de cacao-plantage Jagtlust een vreeselijke moord gepleegd op de directeur, den heer A.J. Lionarons.
Deze heer begaf zich ‘s ochtends naar het veld, toen hij dicht bij zijn woonhuis werd aangevallen door een Brits-Indische koelie, die wraak jegens hem koesterde, omdat hij op aanklacht des heeren Liarons was veroordeeld geweest wegens luiheid. De koelie viel den directeur aan, bracht hem eerst met een scherp houwer een slag op handen, rug en hoofd toe en sneed hem toen de romp van het hoofd.”
En op 12-2-1892 werd gemeld:
“Naar wij vernemen is het vonnis van de door het Hof van Justitie onlangs ter dood veroordeelden Brits-Indische immigrant, wegens de door hem op den gezagvoerder van plantage Jagtlust gepleegde moord, door Z. Exc. den Gouverneur, den Raad van Bestuur gehoord, veranderd in 20 jaren dwangarbeid.”
Jaren later meldde de krant dat het de man gelukt was uit detentie te ontsnappen, waarna hij zelfmoord heeft gepleegd. Hij was niet de enige. Moord en zelfmoord kwamen veel voor onder deze groep immigranten, getuige onderstaande ingezonden brief uit 1899:
“Op l.l. Zondagavond zoo lezen wij in De Surinamer van Donderdagavond 17e als nieuws: heeft een koelie op plantage Jagtlust zijn vrouw om het leven gebracht, sedert dien tijd is hij spoorloos verdwenen. En juist nu, een maand geleden, t.w. donderavond den 20e Augustus: Op plantage Jagtlust hebben twee koelies door ophanging een eind aan hun leven gemaakt.
Tevoren, zegt men, hadden op die plantage ook enige gevallen van zelfmoord plaats gehad, zonder dat de nieuwsbladen er melding van hadden gemaakt. Ons dunkt de plantage Jagtlust geen gelukkige immigrantenplantage te zijn. Onwillekeurig komen dan vragen in ons op: Zou er geen reden zijn voor deze moord en zelfmoord en ligt het niet op de weg van het Bestuur der kolonie om een streng gerechtelijk onderzoek hier in het werk te doen stellen?
We kunnen er slechts in het voorbijgaan op wijzen dat de Agent Generaal der Immigratie en de eigenaar van den plantage Jagtlust in één persoon verenigd is. Misschien kan het volgende, dat mij als feit door iemand op Jagtlust wonende is medegedeeld, den Justitie, Politie of Gouvernement tot leidraad strekken om te weten hoe de vork in de steel zit. Ik hoor n.l. dat de winkelier op Jagtlust een contract met de plantage heeft, dat al de op de plantage aanwezige immigranten verplicht zijn alles wat zij nodig hebben van de winkel en nergens anders van te betrekken. Iemand -de meerderheid der bevolking is koelies- die durft van de stad wat mede te nemen wordt gestraft met confiscatie van zijn goed”.
Hierna ontspon zich in de krant een discussie tussen verschillende personen of het klimaat op Jagtlust wel of niet vriendelijk voor de koelies was.
De algemene tendens was trouwens, los van Jagtlust, dat er strenger tegen de koelies opgetreden moest worden.
In een recent verschenen boek “De nieuwe awatar van slavernij” werpt de Hindostaanse historicus Bhagwanbali een heel ander licht op de moord op directeur van Jagtlust. Beschreven wordt dat veel Hindostanen van hun verdiende loon ook nog een bedrag spaarden. Omdat hen niet was toegestaan zomaar naar Paramaribo af te reizen (om daar het geld bij een bank te storten) gaven ze het in bewaring bij de directeur van de plantage.
Toen de arbeiders later om het bedrag vroegen, was het verdwenen. Klachten bij de gouverneur hielpen niet. Deze antwoordde dat de arbeiders maar niet zo dom hadden moeten zijn hun geld bij de directeur in bewaring te geven. Frustratie hierover zou de reden voor de moord zijn geweest.
Auteur: Jacob van der Burg