Louise de Montel
Surinamers in het verzet : Louise de Montel
NIet alleen Jacobes Christiaan van de Montel was met de Bond van Surinaamse arbeiders in Nederland actief in het Nederlandse verzet. Datzelfde gold voor zijn in Suriname geboren -destijds nog jonge- dochter Louise de Montel.
In de Ruyschstraat, op nummer 60-3, woonde bij het uitbreken van de oorlog het gezin De Montel-Boeken. Vader Christiaan de Montel was in 1903 in Suriname geboren, moeder Hendrika Boeken werd geboren op 28 november 1905 in Amsterdam.
Het echtpaar kreeg twee kinderen. Eén van de twee kinderen was Louise de Montel; zij werd in 1926 in Suriname geboren.
Het was een bijzonder gezin. Vader was Surinaams, moeder was Joods en voor de oorlog trokken ze naar Amsterdam.
In Amsterdam werden ze actief tegen het fascisme. Dit deden ze binnen de Bond van Surinaamse Arbeiders in Nederland. Ook toen de oorlog uitbrak ging het gezin De Montel door met het verzet en helpt Joden onderduiken. Dat was niet zonder gevaar; de “zwarthemden” kwamen in de beginjaren van de oorlog al eens om vader te arresteren maar moeder Louise grijpt een zwarthemd en smijt hem het huis uit. Uiteindelijk wordt door verraad Chris op 3 maart 1943 gearresteerd. Hij kwam terecht in Vught en Sachsenhausen. Moeder, de twee dochters en een nichtje, Henriëtte, werden op 12 juli 1943 gearresteerd. Moeder Hendrika overleeft de oorlog niet en werd vermoord in Auschwitz op 31 januari 1944, net zoals haar vader Mozes Boeken (5 maart 1884 – 14 september 1942) en moeder Debora Vogel (3 juni 1879 – 14 september 1942), drie ooms, drie tantes, twee nichtjes waaronder Henriëtte en twee neefjes.
Louise kwam terecht in Vught, Westerbork en Bergen-Belsen en overleefde de oorlog, net zoals haar vader Chris en haar zus Debora.
Louise valt in Vught op. Ze blijft er zingen en krijgt er de bijnaam “de Vughtse nachtegaal”. Haar “Ave Maria” wordt vermaard. Het zingen is voor haar een vlucht uit de gekte van het kamp. In de beginperiode dat ze in Vught zit is er ook een orkest en zijn er uitvoeringen. Ze ontmoette in 1943 in het washok in het kamp Coen Affolter en werd verliefd op hem. De liefde bloeit in het kamp op.
In januari 1944 komen de gevangenen in Vught erachter dat een van de Duitse vrouwen die er gevangen zit informatie aan de Duitse kampleiding doorgeeft om zo eerder vrij te komen. De andere vrouwen in haar barak, 23b, waarschuwen haar om daarmee te stoppen en knippen na een laatste waarschuwing haar haren af. De leidster van de barak wordt hiervoor opgesloten in de bunker, de kampgevangenis. Negentig vrouwen protesteren hiertegen en zetten hun naam en kampnummer op een lijst.
Twee dagen later, op 15 januari, worden deze 90 vrouwen naar de bunker gebracht en kampcommandant Grünewald laat als vergelding zoveel mogelijk vrouwen opsluiten in de 9 m2 grote cel 115. Met geweld worden er 74 vrouwen in deze cel opgesloten, het licht wordt uitgedaan en de vrouwen worden in paniek achtergelaten. Vrouwen raken bewusteloos door gebrek aan zuurstof. Als na 14 uur de deur weer opengaat blijken 10 vrouwen het niet overleefd te hebben. Dit drama, later bekend als “het bunkerdrama”, raakt snel bekend en wordt in verschillende verzetskranten beschreven. De bezetter is daar niet blij mee, Grünewald wordt ontslagen en naar het front gestuurd waar hij sneuvelt.
Louise overleeft het bunkerdrama door positief te blijven en haar gedachten te blijven richten op andere zaken dan de situatie waarin ze verkeerde. Snel na het drama moet ze uit Vught weg. Coen blijft achter in Vught en overleeft de oorlog.
Louise gaat naar Westerbork en Bergen-Belsen en overleeft eveneens de oorlog. Louise en Coen lopen elkaar na de oorlog tegen het lijf in het Sarphatipark in Amsterdam en trouwen in 1949.
Louise begint een zangcarrière en is daarin succesvol. Ze zingt bij verschillende gezelschappen, waaronder bij Willy Walden en Toon Hermans. Louise overleed in 1993 en is op Zorgvlied begraven.
Bron: joodsamsterdam nl