Plantage Kwatta
Plantage Kwatta
Vorige pagina |
Een gevleugelde Nederlandse spreuk is “alle ogen zijn gericht op Kwatta”. De introductie van de Surinaamse Kwatta cacao producten baarde in Nederland dan ook de nodige opzien.
Plantage Kwatta in Suriname is vernoemd naar de in de omgeving voorkomende zwarte slingeraap, de Kwatta. De plantage was in de 18e eeuw al in gebruik en kwam in 1847 in het bezit van de Pruis Neumann. Na de emancipatie kwam het anno 1865 in het bezit van de familie Van Emden die het in gebruik nam als cacaoplantage. Vanaf 1873 kwamen er op plantage Kwatta ook Hindustaanse contractarbeiders te werken. De cacao industrie in Suriname kreeg nadat er vrede was gesloten met de Engelsen eind 19e eeuw een grote impuls doordat de handel kon worden uitgebreid naar nieuwe afzetmarkten.
Joseph Gustaaf van Emden (1830-1889) was van 1865-1877 directeur van de cacaoplantage. In 1877 verhuisde hij naar Nederland waar hij in 1883 ging samenwerken met de banketbakker de Bondt in Breda met wie hij de Chocoladefabriek De Bondt en Co oprichtte. Een jaar later ging Van Emden alleen verder met de fabriek onder de naam Stoomchocoladefabriek Kwatta. Hij betrok zijn cacao vast direct van de eigen plantage, en kende daardoor een lage inkoopprijs. Joseph Gustaaf van Emden overleed in Breda en werd in Paramaribo begraven.
In 1893 namen de gebroeders Stokvis het bedrijf over om daarna de onderneming grondig te moderniseren en uit te breiden. Als in 1907 op de cacaomarkt een crisis uitbreekt door de krullotenziekte (die door een schimmel werd veroorzaakt) en de grondstofprijzen sterk stijgen, moeten veel cacao- en chocoladebedrijven hun deuren sluiten. Kwatta NV overleeft deze crisis dankzij hun verpakte chocolade reep. Deze Kwatta reep was zeer gewild onder de soldaten, zodat het leger de grootste afnemer werd en deze reep in de alle kazernes te koop was.