Kwakoe of Quakoe
Op 15-6-1963 verscheen in het Surinaams nieuws- en advertentieblad ‘Nieuw Suriname’ het volgende bericht:
“Comité Vrijheidsbeeld Kwakoe.
Gegrepen door de Vrijheidsgedachte schiep Jozef Klas, een voor velen tot nu toe onbekende kunstenaar, op een erf van Limki Koks, een beeld dat de kracht heeft het resultaat van de strijd voor de vrijwording van de Negerslaaf te vereeuwigen.
Hierdoor geïnspireerd ontstond er een Comité, dat zich tot taak stelt dit beeld een waardige plaats te geven.”
Het initiatief had succes. Op 30 juni 1963, honderd jaar na de afschaffing van de slavernij, werd het beeld, geplaatst op het kruispunt Zwartenhovenbrugstraat/Sophie Redmondstraat, plechtig door Minister President Pengel onthuld. Onder de vele sprekers bij die gebeurtenis was ook Mevr. Breeveld-Silos, lid van het Comité Vrijheidsbeeld Kwakoe.
Zij zette in het kort het ontstaan en de werkwijze van het Comité uiteen. De naam Kwakoe werd voor dit beeld gekozen omdat vroeger alle kinderen die op een woensdag werden geboren, Kwakoe werden genoemd. De dag waarop de slavernij werd afgeschaft, 1 juli 1863, was een woensdag.
De naam Kwakoe, ook vaak gespeld als Quakoe, is oorspronkelijk afkomstig uit de taal van het Ashanti Volk uit Ghana en betekent in die taal woensdag. Uit Ghana kwamen de slaventransporten van de WIC.
Ofschoon benadrukt was dat het meer om een symbolische figuur ging, dan een mens van vlees en bloed uit het verleden, werd het al gauw gemeengoed dat het om één bepaalde persoon zou gaan, die echt bestaan had. Hiervan getuigde ook de zin waarmee de krant haar artikel besloot: “Daar staat hij als Kwakoe, één der vrijheidshelden van Suriname, als exponent van onverdraagzaamheid en onderdrukking in de slaventijd en als één onzer grote voorvaderen die geleden hebben in de slaventijd van Suriname.”
En toen later in Amsterdam jaarlijks op emancipatiedag het Kwakoefestival werd gehouden, werd in de krant Kwakoe ook al omschreven als een vrijheidsstrijder, een voorman van de vrijgevochten slaven.
Eigenlijk deed het er niet zoveel toe of de figuur Kwakoe echt bestaan heeft. Het ging erom het lijden en ook de bevrijding van de slavernij uit te beelden. Maar de mythe dat Kwakoe een bestaande figuur uit het verleden was bleef opgang doen.
Af en toe was er een tegengeluid, zoals de volgende, nogal zure opmerking op Wikipedia:
“Paramaribo telt veel beelden, maar geen ervan is ooit zo populair geworden als dat van Kwakoe. Het stelt geen historische figuur voor, al willen mythenscheppers op websites graag doen geloven dat Kwakoe de eerste zwarte grondbezitter van Suriname zou zijn geweest”.
Maar…..toch!
Misschien hadden de mythenscheppers wel een beetje gelijk, getuige het volgende verhaal, o.a. gebaseerd op notarisarchieven uit Amsterdam.
In maart 1750 reisden een man en een vrouw, Quakoe en Seraphine, beide behorende tot de slavenmacht van plantage Nieuw Acconoribo, naar Nederland, samen met de plantage-eigenaar Pierre Boyer en zijn vrouw Magdalena Bordier. Nauwelijks in Nederland aangekomen, overleed de plantage-eigenaar en verviel de plantage aan zijn echtgenote. Omdat slavernij in Nederland niet bestond waren Quakoe en Seraphine daar vrije mensen. Magdalena liet op 5 maart 1751 een testament opmaken, waarin ze Quakoe en Seraphine de vrijheid schonk bij haar overlijden. Want hoewel zij in Nederland vrij waren, was het onduidelijk of dit in de kolonie ook zou gelden. Voorlopig bleef zijzelf, inmiddels hertrouwd, in Nederland, evenals Quakoe en Seraphine. Gekleurde mensen uit Suriname waren overigens geen zeldzaamheid in Amsterdam. Gedurende de 18e eeuw kwamen er zo’n duizend tot vijftienhonderd naar de stad.
Twee jaar na hun komst werden Quakoe en Seraphine op 29 april 1752 gedoopt in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Zij ontvingen respectievelijk de namen Johannes West en Maria Magdalena.
Maria Magdalena bleef in Nederland wonen, maar Johannes keerde in juni 1753 terug naar Suriname. Eerder, op 7 april 1753, had hij van zijn eigenares al de vrijheid gekregen. Dit verzekerde hem ervan dat hij als “nieuw vrij man” terug kon keren zonder in slavernij te raken. In april 1759 kwam hij voor een bezoek van enkele maanden naar Nederland terug. Mogelijk heeft hij toen van zijn voormalige eigenares een aanzienlijke som gelds ontvangen, want na terugkeer in Suriname kocht hij voor driehonderd gulden een erf in de Gravenstraat. Deze plek in het centrum van Paramaribo was bijzonder, want meestal kregen vrijgemaakten een plek in de periferie van de stad, de wijk Frimangron, toegewezen.
En zo was Quakoe misschien toch wel één van de eerste “zwarte” grondbezitters in Paramaribo.
Het lijkt echter niet waarschijnlijk dat de dames van het Comité Standbeeld Kwakoe met deze geschiedenis bekend waren, maar een plaatsje in de historie heeft hij toch wel verdiend.
(Voornaamste bron: Vrijheid per testament, door Jean-Jacques Vrij, gepubliceerd op de site van het Amsterdams Stadsarchief).
Auteur: Jacob van der Burg