Immigrantenschip Voorwaarts

← Terug

DE ONGELUKSREIS VAN HET IMMIGRANTENSCHIP VOORWAARTS (1894).

       Vorige pagina

Op 9 augustus 1890 arriveerde in Paramaribo de eerste Javaanse immigranten om als contractarbeider te gaan werken op Mariënburg.
Het zou tot 1894 duren voor er weer een groep Javanen naar Suriname kwam. In tegenstelling tot die eerste reis, waarbij Amsterdam als tussenhaven dienst deed, was dit een rechtstreekse reis. Men was dus veel langer aan één stuk door op zee. De aanloop tot reis begon op Java al onder minder gunstige omstandigheden.

Van tevoren hadden de toekomstige contractarbeiders al geruime tijd, met veel mensen bij elkaar, in het depot op vertrek gewacht. Men wist weinig van het land waar men naar toe ging en ook niet hoe lang de reis zou duren. En wat kleding betreft waren de mensen alleen ingesteld op warme streken. Vanuit verschillende vertrekpunten was men aan boord gekomen. De medische keuring vooraf was gedeeltelijk verricht door ondeskundig personeel. De ruimte waarin men vervoerd werd was niet, zoals vereist, geïnspecteerd. De kapitein had alleen de accommodatie voor passagiersvervoer laten zien. Maar de Javanen werden vervoerd in het aangepaste ruim van het passagiersschip. Toen één van de inspecteurs naar de ruimte voor de contractanten wilde kijken, was dit niet goed mogelijk omdat het schip, vlot moest vertrekken!

Maar rampzaliger nog waren de omstandigheden onderweg.
foto van Plantage Jagtlust.

Hieronder een verkort verslag uit de Nederlandse krant NRC over wat men bij aankomst in Suriname aantrof.

“In de avond van zondag de 17e juni liet ter rede van Paramaribo de VOORWAARTS (opm: stoomschip van de Stoomvaart Maatschappij Nederland) het anker vallen. Het schip had 50 dagen reis van Batavia komende, van waar het met 593 emigranten was vertrokken. Dinsdags de 19e juni, ’s morgens, zijn de Javanen geland en naar het koelie-depot gebracht. Een aantal hunner werd vandaar naar het hospitaal, of dadelijk van boord naar het hospitaal geëvacueerd. Zeer velen waren zo zwak dat zij gesteund moesten worden.

Het was alsof men een troep Russische bannelingen op reis door Siberië zag trekken! Ze vielen in het depot als uitgehongerde wolven aan op het brood en de beschuit, voor rekening van het immigratie-departement hun gegeven, hoewel hun vóór dat zij het schip verlieten zeker wel voedsel zal zijn verstrekt.

Op reis stierven 33 personen. De dag van aankomst stierven er nog 3 aan boord. Het aantal zieke Javaanse emigranten in het militair hospitaal was op 21 juni 115, terwijl toen aldaar waren overleden 6, en nog een 6-tal stervende waren. Meest al de zieken lijden aan beri-beri, de overigen aan diarrhaea (opm: diarree), uitputting en andere lichte ongesteldheden.
Aan boord bestond de voeding uitsluitend uit rijst, afgewisseld door rijst met gedroogd vlees en rijst met vis; van brood of beschuit geen sprake. De beide dokters, die door het immigratie-departement hier met het onderzoek van de levensmiddelen enz. aan boord belast werden, verklaarden dat het vlees bedorven was. Ofschoon er een waterdistilleertoestel aan boord was, is dat nimmer in werking gebracht, omdat, naar de gezagvoerder zegt, er drinkwater genoeg in de bakken was. Waswater is niet aan de immigranten verstrekt; zij mochten zeewater gebruiken, waartegen zij bezwaar hadden, zodat er niet of zeer weinig gebaad is.

Een kraamvrouw aan boord verklaarde dat zij met veel moeite een weinig waswater had gekregen.

Van ventilatie anders dan door de gewone luchtkokers was er geen sprake. Uit de logies der immigranten kwam een ondraaglijke stank.
Wollen dekens zijn niet voor de immigranten verstrekt; de weinige dekens die de gezagvoerder aan boord had, heeft hij evenwel uitgedeeld.
De dokter aan boord, een man die verleden of voorverleden jaar gepromoveerd is, is nooit te voren op Java geweest, doch heeft één of twee reizen meegemaakt per één der boten van de Kon. West-Indische Maildienst van Amsterdam, over Suriname, naar New-York en terug. Door middel van geïmproviseerde tolken moest de dokter met de zieken spreken.
Van ziekenregisters, voorschriften, reglementen enz. was geen spoor aan boord te vinden. Uit goede bron verneem ik bovendien dat bij het verlaten van Batavia geen voorschriften zijn gegeven omtrent drinkwater, lichaamsreiniging, luchtverversing, enz, enz.

Aan de dokter wordt als regel NLG 1,50 toegelegd als premie voor iedere immigrant die behouden overgebracht wordt. De gezagvoerder krijgt daarvoor NLG 3.
Bij emigratie van arbeiders uit Brits-Indië is het anders. Er bestaan zeer strenge voorschriften, door het Brits-Indisch gouvernement vastgesteld, omtrent voeding, drink- en waswater, ruimte, ventilatie, wollen dekens enz. Een schip dat Brits-Indische arbeiders hier in dezelfde omstandigheden zou overbrengen als de VOORWAARTS deed, zou zonder twijfel aan de ketting gelegd worden en de dokter en gezagvoerder zouden onmiddellijk eenvoudig op eis van de Britse consul in arrest genomen zijn.

Dat de autoriteiten in de kolonie alles doen wat mogelijk is om hulp te verschaffen, dat zwakken en zieken de vereiste goede zorgen niet ontberen, staat vast; de chef van het militair hospitaal en de overige officieren van gezondheid zijn vol toewijding, doch men was er op ingericht noch verdacht zo’n hoop uitgeteerde mensen te zien aankomen. Het hospitaal is dan ook overvol. De ambtenaar die aan het hoofd van het immigratie-departement staat geeft alle waarborgen voor een volledig onderzoek naar de redenen die tot de mislukking geleid hebben zomede dat recht geschiedt.”

Tot zover de NRC.

Er werd inderdaad een uitgebreid onderzoek ingesteld. In afwachting daarvan werd de kapitein van het gezag over de Voorwaarts ontheven en werd hem verboden Suriname te verlaten. Aangezien eventuele strafbare feiten buitengaats waren begaan werd, na onderzoek, de zaak overgedragen aan de Nederlandse justitie.
De minister van justitie, in wiens handen de stukken gesteld werden, vond, in overeenstemming met het advies van de officier van justitie en van de procureur-generaal te Amsterdam, geen aanleiding tot strafvervolging van schipper en scheepsarts omdat opzet moeilijk te bewijzen zou zijn!

Wel besloot de gouverneur van Suriname om de aan de gezagvoerder en de scheepsarts toegezegde premies respectievelijk f 3 en van f1,50 voor iedere levend te Paramaribo ontscheepte immigrant, niet uit te keren. Ook werd van de afgesproken vrachtprijs een bedrag van 8000 gulden niet uitgekeerd aan de maatschappij van het schip.
Tenslotte werd de aanbeveling gedaan het verdere vervoer van Javanen onder dezelfde condities uit te voeren als die van de Brits-Indische contractanten.
Een direct gevolg was bovendien dat besloten werd de reis vanuit Java weer via Amsterdam als tussenhaven te laten verlopen.

N.B. : Over de aantallen slachtoffers worden in de literatuur verschillende cijfers gevonden. Ik heb me gericht naar het officiële Koloniale Verslag.

  Auteur: Jacob van der Burg